• No results found

Het discursieve energielandschap van Nederland : hoe stakeholders het debat over hernieuwbare energie bepalen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het discursieve energielandschap van Nederland : hoe stakeholders het debat over hernieuwbare energie bepalen"

Copied!
86
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘Het discursieve energielandschap van

Nederland: hoe stakeholders het debat

over hernieuwbare energie bepalen.’

Esmée van Veen

16 juni 2014

(2)
(3)

Bachelor scriptie Sociale Geografie & Planologie

Universiteit van Amsterdam

Titel:

‘Het discursieve energielandschap van Nederland: hoe stakeholders het

debat over hernieuwbare energie bepalen.’

Auteur:

Esmée van Veen

esmee_van_veen@hotmail.com

Student ID: 6167527

Begeleider: dr. D.V.H. Evers

Plaats:

Amsterdam

(4)
(5)

Samenvatting

Nederland maakt deel uit van een energiestrategie zoals deze is opgesteld door de Europese

Unie. In 2020 wordt Nederland geacht om van een aandeel van 4,6 procent naar een aandeel

van 14 procent hernieuwbare energie te zijn gestegen. Deze doelstellingen kunnen bereikt

worden door een energietransitie waarin wordt overgegaan op duurzame bronnen. Hier is

echter wel een draagvlak voor nodig. Deze wordt ondersteund of verworpen door de

heersende discours over hernieuwbare energie. Door middel van een framing discoursanalyse

onder 16 belanghebbenden wordt in dit onderzoek een overzicht gemaakt van de

verschillende stromingen die de discours samenstellen. Uit vier praktisch toepasbare

indelingen komt naar voren dat er een grote verdeeldheid heerst. Dit kan voordelen met zich

meebrengen maar om de doelstellingen te halen moet beleid zich op de overeenkomsten

focussen.

(6)

Voorwoord

Beste lezer,

In de afgelopen maanden heb ik gewerkt aan de laatste opdracht om mijn bachelor aan de

UvA af te ronden. Als bachelor-studente Future Planet Studies en major-studente Sociale

Geografie heb ik gekozen voor een onderwerp dat in beide richtingen combineert: energie.

Met veel plezier (en uiteraard soms ook enkele frustraties) heb ik mij verdiept in de manier

waarop het debat over hernieuwbare energie wordt vormgegeven. Daar waar sommige

analyses mij deden huiveren over de toekomst van Nederland brachten anderen mij een

lach op het gezicht wetende dat er met mij veel mensen zijn die ook geloven in een

duurzame transitie.

Ik wil graag mijn begeleider David Evers bedanken voor zijn kritische feedback en de

bergen literatuur die mij soms verwarde maar uiteindelijk hebben geholpen om een weg te

vinden naar het einde van mijn studie. Het was erg fijn om meteen reactie te krijgen op

mijn vragen en ik geloof dat zonder deze begeleiding de helft van mijn scriptie er niet was

geweest.

Ik dacht altijd dat sommige vakken nauwelijks van toegevoegde waarde waren, maar bij

het schrijven van de scriptie heb ik mij gerealiseerd dat elk vak van de afgelopen drie jaar

heeft bijgedragen aan mijn denkproces. Ik hoop dan ook dat dit terug te zien is in deze

scriptie.

(7)

Inhoudsopgave

Inleiding 7

1. Theoretisch kader 12

1.1 Discoursanalyse 13

1.2 Framing 13

1.3 Discoursanalyse binnen milieupolitiek 14

1.4 Milieu en energie 14

1.5 Waardes, houdingen en gedrag 14

1.6 Indelen van discoursen 15

1.7 Benoemde discoursen 16 2. Nederland in transitie 17 2.1 Probleemstelling 18 2.2 Doelstelling 19 2.3 Relevantie 19 3. Methodologie 20 3.1 Onderzoeksopzet 21

3.2 Methode van dataverzameling 21

3.3 Onderzoeksveld 22

3.4 Methode van data-analyse 23

3.5 Conceptueel model 24 4. Analyse 26 4.1 Politieke partijen 27 4.1.1 VVD 27 4.1.2 PvdA 28 4.1.3 SP 29 4.1.4 CDA 30 4.1.5 D66 31 4.1.6 PVV 32 4.2 Belangengroepen 33 4.2.1 VNO-NCW 33 4.2.2 Aedes 35 4.2.3 e-Decentraal 36 4.2.4 Greenpeace Nederland 37 4.2.5 Urgenda 38 4.2.6 Natuur en Milieu 39 4.3 Informatieverstrekkers 41

(8)

4.3.1 De Telegraaf en NRC Handelsblad 41 4.3.2 Planbureau voor de Leefomgeving 45 4.3.3 Energieonderzoek Centrum Nederland 46 4.4 Gewicht en invloed van de actoren 48 4.4.1 Invloed politieke partijen 48 4.4.2 Invloed belangengroepen 49 4.4.3 Invloed informatieverstrekkers 49

5. Het vormen van de discours 51

5.1 De ‘waarom’ 52

5.2 De ‘hoe’ 53

5.3 De ‘wie’ 53

5.4 De rol van de overheid 54

5.5 Overeenkomsten 54 5.6 Verschillen 55 Conclusie 57 Discussie 59 Aanbeveling 59 Referenties 61 Appendix A 65 Appendix B 73 Appendix C 81

(9)
(10)

Inleiding

In 2010 heeft de Europese Unie een energiestrategie uitgebracht waarin doelstellingen voor 2020 zijn gesteld. Er wordt gestreefd naar een CO2 vermindering van 20 procent, een verlaging van het

totale energiegebruik met 20 procent en in 2020 moet 20 procent van het totale energieverbruik afkomstig zijn uit hernieuwbare energiebronnen als wind, zon en water. Voor het behalen van deze ‘20-20-20’ doelstellingen heeft iedere lidstaat een toezegging gedaan op een individuele bijdrage. In Nederland moet, onder andere, het aandeel duurzame energie in 2020 van de huidige 4,6 procent naar 14 procent stijgen om bij te dragen aan het behalen van de Europese doelstelling. Om dit te bereiken is in september 2013 het Energieakkoord ondertekend door veertig partijen bestaande uit werkgevers-, werknemers-, natuur- en milieuorganisaties, maatschappelijke organisaties, en centrale en decentrale overheden die allen worden vertegenwoordigd in de Sociaal-Economische Raad (SER). Binnen het Energieakkoord hebben de partijen zich gecommitteerd aan het behalen van de doelstellingen en zijn de hoofdlijnen van de maatregelen overeengekomen.

Niet alleen de ruime instemming van stakeholders met het Energieakkoord maar ook de toenemende berichtgeving en discussie binnen Nederland toont aan dat er momenteel een breed draagvlak is voor een verandering van het huidige energielandschap. De ‘energietransitie’ zet in op een overgang naar energieopwekking uit hernieuwbare bronnen zoals wind of zon en op energiebesparing door efficiënter gebruik. Dit draagvlak wordt ondersteund door het publiek maar wordt aangestuurd door belanghebbende actoren die allen de discussie proberen te vormen in hun voordeel. De uiteenlopende belangen en overtuigingen van de actoren resulteren in een breed scala aan argumenten die naar buiten worden gebracht middels publicaties, partijprogramma’s, beleidsstukken, rapporten, berichtgeving in de media en het gesproken woord. Gezamenlijk vormen zij de huidige discours die betrekking heeft op het energielandschap van Nederland. Hierin wordt een discours beschouwd als een werkelijkheid die geconstrueerd is door de manier waarop men de wereld bekijkt. Dit kan ook wel worden benoemd als het heersende gedachtegoed. In het geval van het energievraagstuk zijn het voornamelijk de politieke partijen, belangengroepen en informatieverstrekkers zoals de media en NGO’s die de discours vormgeven.

De heersende discours is van grote invloed op het Nederlandse beleid gezien het feit dat de overheid een koers vaart die bepaald wordt door het actuele wereldbeeld. Bovendien, zo stellen Hajer & Versteeg (2005), geeft de discours weer wat er wel en niet gedacht kan worden en loopt, door een limiet te geven aan beleidsopties, voor op beleidsuitkomsten. De afspraken met de EU over het aandeel duurzame energie in 2020 is een sprekend voorbeeld van een beleid dat alleen is doorgevoerd omdat men in Nederland gelooft dat er ingezet moet worden op een energietransitie. Echter, elke discours is tijdgebonden en kan veranderen naarmate bepaalde argumentatie overheerst. Rondom de Europese verkiezingen is dit een uitermate geschikt moment om te bezien hoe de huidige discours wordt vormgegeven door de verschillende belanghebbenden. Immers, wanneer de discours verandert, bestaat er een kans dat het draagvlak voor het huidige beleid met betrekking tot het energielandschap en daarmee het draagvlak voor het Energieakkoord verzwakt. Het is voor de beleidsvoering in Nederland dan ook essentieel om inzicht te krijgen in de verschillende argumenten, belangen en persoonlijke overtuigingen waardoor de huidige discours

(11)

gevormd wordt. Dit inzicht kan verworven worden door het uitvoeren van een discoursanalyse waarbij gekeken wordt naar de actoren met de grootste invloed uitoefenen.

Hoofdstuk 1 biedt allereerst een overzicht van de huidige wetenschappelijke literatuur waarbinnen dit onderzoek is uitgevoerd. Vervolgens geeft hoofdstuk 2 een duidelijkere definitie van de probleemstelling waarin ook de hoofdvraag en deelvragen behandeld worden. Aansluitend wordt de methodologie besproken welke aangeeft hoe het onderzoek is opgezet, hoe de dataverzameling geschiedt en hoe de data vervolgens geanalyseerd kunnen worden. Daaropvolgend richt hoofdstuk 4 zich op de analyse van individuele actoren. Deze analyse wordt uitgebreid door het categoriseren van de actoren in hoofdstuk 5. In de conclusie zal vervolgens een antwoord worden gegeven op de onderzoeksvraag. Het onderzoek wordt afgesloten met een discussie en een aanbeveling.

(12)

Hoofdstuk 1

(13)

1. Theoretisch kader

Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de bestaande wetenschappelijke literatuur over het onderzoekonderwerp. Het schetst een beeld van de veronderstellingen die ten grondslag liggen van de discoursanalyse en van de manier waarop deze analysemethode wordt toegepast binnen de thema’s milieu en natuur.

1.1 Discoursanalyse

Het toepassen van een discoursanalyse impliceert het opereren binnen twee filosofische stromingen: het anti-realisme en het sociaal-constructivisme (Bryman, 2012). Het anti-realisme ontkent dat er een externe waarheid is die onafhankelijk van het menselijk bewustzijn bestaat. Binnen deze stroming is het niet de rol van taal om de werkelijkheid te reflecteren maar om hem te creëren. De werkelijkheid wordt niet ontdekt door taal maar taal brengt de werkelijkheid tot leven in de zin van dat het via taal begrepen kan worden en dat mensen zo interactie kunnen vertonen. Het antirealism ontkent op deze manier dan ook dat de onderzoeker een geprefereerde verklaring kan aandragen van de wereld die onderzocht wordt.

Daarnaast is een discoursanalyse sociaal-constructivistisch van aard. Binnen deze stroming van de ontologie ligt de nadruk op de werkelijkheid van mensen en de manier waarop zij hun eigen werkelijkheid construeren. Er zijn meerdere manieren mogelijk waarop een weergave van de werkelijkheid gemaakt kan worden waardoor men hierin selectief kan zijn. Bij spreken of schrijven zal de werkelijkheid zo worden weergegeven dat deze in het voordeel werkt van de desbetreffende persoon. Een discoursanalyse analyseert de strategieën die actoren gebruiken in het gesproken woord of schrift voor het creëren van verschillende effecten (Bryman, 2012).

1.2 Framing

Bryman (2012) stelt dat men selectief is in het construeren van de wenselijke werkelijkheid. De ‘werkelijkheid’ oftewel de discours wordt dan ook samengesteld door verschillende actoren die deze in hun voordeel willen vormgeven. Hiervoor wenden de actoren individuele ‘frames’ aan. Conform Rein & Schön (in Fischer & Forester, 1993) komen feiten, waardes, theorieën en belangen allemaal samen in zogenaamde frames waarmee de situatie wordt geschetst. Een frame is derhalve een bundel van woorden waarmee men bepaalde beelden en gevoelens naar voren brengt en anderen juist verbergt. Het frame is dan ook bepalend voor hoe men tegen bepaalde informatie aankijkt. Wanneer er meerdere, conflicterende frames worden aangedragen door verschillende partijen ontstaan er meerdere sociale werkelijkheden. Belanghebbenden kiezen bewust voor het aanwenden van hun eigen frame. Dit wordt ‘framing’ genoemd en kent de volgend definitie:

(..)framing is a way of selecting, organizing, interpreting, and making sense of a complex reality to provide guideposts for knowing, analysing, persuading, and acting. A frame is a perspective from which an amorphous, ill-defined, problematic situation can be made sense of and acted upon.” (Rein & Schön in Fischer & Forester, 1993, p.146)

In de politiek wordt er veelvuldig gebruik gemaakt van framing door het inzetten van metaforen. Bekende voorbeelden zijn de door Geert Wilders geïntroduceerd term kopvoddentaks of de

(14)

villasubsidie van de SP. Beide termen, die respectievelijk voor hoofddoekjesbelasting en

hypotheekrenteaftrek staan, wekken een negatief beeld op ten opzichte van een andere bevolkingsgroep of klasse. Dergelijke metaforen worden expliciet ingezet om een bepaald gevoel op te wekken en zo een sterkere achterban te krijgen.

In een discoursanalyse wordt bestudeerd van welke frames gebruik wordt gemaakt en hoe deze de huidige discours samenstellen.

1.3 Discoursanalyse binnen milieupolitiek

In de wetenschap krijgt de functie van de discoursanalyse veel aandacht. Hoewel de discoursanalyse op vele onderwerpen kan worden toegepast, speelt deze methode volgens Hajer & Versteeg (2005) een significante rol binnen de milieu- en natuurpolitiek. De belangrijkste bijdrage komt voort uit het feit dat ‘natuur’ een perceptie is die verschillende definities kent. Zo wordt natuur gedefinieerd vanuit een culturele achtergrond die per persoon verschilt en dus normatief van aard is. Door middel van een discoursanalyse wordt de taal in kaart gebracht waarmee verschillende partijen natuur definiëren. Zonder deze basis kan de discussie niet verder worden gebracht. Daarnaast, zoals al eerder benoemd, stellen Hajer & Versteeg dat discoursen samen de grenzen aangeven wat wel en wat niet gedacht kan worden, en zo voorlopen op beleidsuitkomsten. Een derde toevoeging van de discoursanalyse binnen de politiek is dat zij aantoont hoe de realiteit, vanuit de interpretatief of sociaal constructivisme theorie, wordt geconstrueerd. Dit inzicht kan leiden tot het institutionaliseren van praktijken rondom het milieudebat om deze meer democratisch te maken.

1.4 Milieu en energie

Hoewel dit onderzoek specifiek gericht is op energie en niet op milieu in de algemene zin van het woord, is er toch een duidelijke relatie tussen beiden. Leiserowitz, Kates en Parris (2006) gaan op zoek naar globale trends over de waardes, houdingen en gedrag ten opzichte van duurzaamheid. Zij vinden dat in een onderzoek onder 11 ontwikkelde landen en 23 ontwikkelingslanden 83 procent van de respondenten redelijk tot hoge zorgen hebben over het milieu. Het overgrote deel van de Europeanen gaf aan dat zij het gebruik van verwarming, air conditioning, verlichting en huishoudelijke apparaten hebben verminderd of trachten te verminderen. Het bewuster omgaan met elektriciteit consumerende apparatuur kan op deze manier gelinkt worden aan een groeiend bewustzijn over het milieu.

1.5 Waardes, houdingen en gedrag

Naast het aantonen van de relatie tussen milieubewustzijn en energieverbruik analyseert het onderzoek van Leiserowitz, Kates en Parris (2006) voornamelijk hoe waardes en houdingen van individuen en collectieven in verhouding staan tot gedrag. Waardes zijn abstracte idealen zoals vrijheid, gelijkheid en duurzaamheid welke doorgaans emotioneel beladen zijn in termen van goed of slecht, beter of slechter, of wenselijk of onwenselijk. Waardes vormen de onderliggende basis voor individuele houdingen en voor het beoordelen van andermans gedrag. Houdingen verwijzen naar de positieve of negatieve beoordeling van een specifiek object of gedrag, welke beoordeeld wordt aan de hand van onderliggende waardes. Gedrag wordt uiteindelijk gevormd door de

(15)

beslissingen en acties van individuen en groepen welke meestal gebaseerd worden op onderliggende waardes en houdingen. Opvallend is echter dat voornamelijk binnen het milieudebat het gedrag van individuen en collectieven niet overeenkomt met hun waardes en houdingen. Om milieudoelstellingen te halen, -in dit onderzoek besloeg het de Milleniumdoelen van 2000-, moet de focus meer liggen op het omzetten van waardes en houdingen in actie en minder op het beïnvloeden van de waardes en houdingen aangezien deze voor het overgrote deel al ondersteunend zijn (Leiserowitz, Kates en Parris, 2006).

1.6 Indelen van discoursen

Dat de discoursanalyse een belangrijke methode is binnen milieukwesties wordt bevestigd door de onderzoeken van onder andere Rydin (2003), Dryzek (1997) en Szarka (2004). Hoewel Szarka zelf een discoursanalyse uitvoert op een specifieke casus, richten de studies van Rydin en Dryzek zich hoofdzakelijk op het onderscheiden van verschillende types en categorieën discoursen. Rydin (2003) zet een driedelige typologie uiteen die de discoursen verdeelt in het vinden van de basis binnen verschillende vormen van rationaliteit: de wetenschappelijke, de economische en de communicatieve rationaliteit. Hier draait het om vanuit welk perspectief men oordeelt en handelt maar ook welke belangen dezen moeten dienen. Discoursen gebaseerd op de wetenschappelijke en economische rationaliteit zijn gerelateerd aan kennis en expertise binnen de disciplines terwijl een communicatieve rationaliteit gebaseerd is op een filosofie over sociale rechten. Deze drie dimensies krijgen binnen duurzame ontwikkeling allen een specifiekere betekenis. De wetenschappelijke rationaliteit erkent de beweringen over ecologische duurzaamheid. De economische rationaliteit betrekt direct de economische dimensie en de communicatieve rationaliteit rechtvaardigt de betrokkenheid van een breed palet actoren en de vele verschillende perspectieven om zo tot sociale duurzaamheid te komen (Rydin, 2003).

Dryzek (1997) benadert het classificeren van verschillende discoursen binnen het milieuvraagstuk op een andere manier door als vertrekpunt de huidige vorm van industrialisatie te nemen. Vanuit hier zijn er twee dimensies die milieu-discoursen categoriseren. De eerste beslaat het onderscheid tussen een radicaal of een reformistisch vertrek. De radicale benadering streeft naar een complete omslag van het huidige maatschappelijk-economisch systeem terwijl de reformistische benadering eerder veranderingen in het bestaande systeem voor ogen heeft. De tweede dimensie wordt gedefinieerd door het verschil tussen een prozaïsch en een creatief vertrek vanuit de industrialisatie. Een prozaïsch vertrek ziet het huidige systeem als een gegeven waarbij milieuproblemen vooral als last worden beschouwd die de politieke economie bedreigen. De problemen behoeven actie die, hoe radicaal deze ook kan zijn, voortkomt uit maatregelen die zijn gedefinieerd door de industrialisatie. Een creatief vertrek daarentegen ziet de milieuproblematiek juist als kans om de natuur weer terug te brengen naar het middelpunt van de maatschappij zonder economische belangen in de weg te zitten. Deze twee dimensies vormen een matrix waarbinnen verschillende discoursen kunnen worden ondergebracht.

(16)

Reformistisch Radicaal

Prozaïsch -

-Creatief -

-Figuur 1. Classificatie matrix van Dryzek

Bron: Dryzek (1997)

Een duidelijke beschrijving van de categorieën wordt gemaakt door de negen discoursen die Dryzek onderscheidt en vervolgens indeelt:

1. Reformistisch en prozaïsch. De economisch-politieke status quo van de industrialisatie wordt als

gegeven genomen, maar behoeft wel enkele veranderingen.

2. Reformistisch en creatief. Met het huidige systeem zullen er niet direct grenzen worden

overschreden maar men streeft wel naar het verenigen van economie en duurzaamheid.

3. Radicaal en prozaïsch. Er zijn duidelijke grenzen en deze zijn belangrijker dan economische groei

maar de oplossingen komen wel vanuit de industrialisatie.

4. Radicaal en creatief. Ontkent de industriële samenleving en pleit voor een radicaal ander begrip

van het milieu, interactie tussen mens en natuur en de samenleving. 1.7 Benoemde discoursen

Naast de verscheidene manieren waarop discoursen geclassificeerd kunnen worden, bestaat er ook literatuur waarin bepaalde discoursen worden benoemd. Zo beschrijft Mol (1997) de twee discoursen ‘ecologische industrialisatie’ en ‘duurzame ontwikkeling’. De eerste discours behelst het idee dat er een herstructurering van productie- en consumptieprocessen nodig is om het milieu te beschermen en/of in stand te houden. De duurzame ontwikkeling-discours is niet tegenstrijdig met ecologische industrialisatie maar ziet geen tegenstellingen tussen economie en ecologie. Zij kunnen hand in hand met elkaar gaan door de economische groei te ontkoppelen van een input van natuurlijke hulpbronnen. Een andere discours die wederom sterk samenhangt met de economie is het ‘economiseren van de ecologie’. Deze discours ziet een causale relatie tussen een sterke economie en het actief managen van natuurlijke hulpbronnen. Hierbij speelt het internaliseren van de ecologische impact een grote rol.

De term ‘deep ecology’, een discours die meer gericht is op de natuur zelf, werd voor het eerst benoemd door Arne Næss in 1973. Devall en Sessions (1985) leggen deep ecology uit als een wereldvisie waarin elk levend organisme een waarde heeft die onafhankelijk van de mensheid is. De excessieve menselijke interruptie van de niet-menselijke wereld moet een halt worden geroepen omdat het de rechten van andere levende wezens schendt. Vanuit dit oogpunt heeft de mensheid geen enkele superioriteit en mag zij ook niet zo handelen.

(17)

Hoofdstuk 2

(18)

2. Nederland in transitie

Met het Energieakkoord is een belangrijke boodschap overgebracht naar het volk en de Europese gemeenschap: Nederland zet in op een transitie naar duurzame energie en tracht zo de 20-20-20 doelstellingen van de EU te behalen. Echter, een daadwerkelijke energietransitie vergt meer dan slechts het ondertekenen van een akkoord. Dit hoofdstuk geeft de obstakels voor de transitie aan om vervolgens toe te lichten hoe dit scriptieonderzoek kan dienen ter ondersteuning van het overkomen van de obstakels.

2.1 Probleemstelling

Het naleven van het Energieakkoord, het behalen van de 2020 doelstellingen en het in het algemeen inzetten op een energietransitie naar winning uit hernieuwbare bronnen zal vallen of staan bij het draagvlak vanuit de maatschappij aangezien in een democratie, en voornamelijk tijdens verkiezingstijd, politici gevoelig zijn voor het sentiment van de burger. Politici zullen een beleid voeren in overeenkomst met de vraag van de burger. Het draagvlak voor een energietransitie zal groeien of krimpen naarmate een bepaalde discours over hernieuwbare energie overheerst. Hoewel de dominante discours een essentiële rol speelt in het behalen van de afspraken met de EU is er nog niet duidelijk in kaart gebracht uit welke frames de discours over hernieuwbare energie momenteel is opgebouwd en welke actoren de meest dominante rol spelen in het vormen ervan. Een helder overzicht kan door de Nederlandse overheid gebruikt worden voor het bepalen van de koers, het uitzetten van mogelijke scenario’s en voor het maken van financiële en wettelijke besluiten. Zo heeft het Ministerie van Economische zaken binnen het Energieakkoord in 2013 een additionele €400 miljoen vrijgemaakt voor het isoleren van huurwoningen om energiebesparing te stimuleren (Rijksoverheid, z.j.). Dergelijke investeringen zijn alleen van toegevoegde waarde wanneer er nu en in de nabije toekomst steun is en blijft voor het doorvoeren van een transitie. Het analyseren van de frames en actoren die de discours over hernieuwbare energie samenstellen, is daarom van essentieel belang. Hierbij zijn er drie groepen te onderscheiden die het meest prominent zijn: de politieke partijen, de belangengroepen en de informatieverstrekkende instellingen.

Naast het inzichtelijk maken van de huidige discours voor het voeren van beleid, biedt een discoursanalyse ook de mogelijkheid om raakvlakken te vinden. Het overgrote deel van de belanghebbende actoren roepen namelijk vooral wat ze niet willen, terwijl het vinden van een gemeenschappelijke deler over wat ze wél willen een basis vormt voor samenwerking. Een dergelijke gemeenschappelijke deler is sterker wanneer deze op onderliggende waardes is gebaseerd en kan aan het licht worden gebracht door een analyse die ook de beweegredenen achter frames ontleed.

In dit onderzoek zal een discoursanalyse de volgende onderzoeksvraag beantwoorden:

‘Wat zijn de belangrijkste stromingen in de discours over hernieuwbare energie in Nederland en tot hoeverre zijn deze bepalend voor het behalen van de 2020 doelstellingen?’

(19)

1. Welke frames wenden de belangrijkste politieke partijen aan voor het vormen van de discours? 2. Welke frames wenden de invloedrijkste belangengroepen aan voor het vormen van de

discours?

3. Welke frames wenden de grootste informatieverstrekkende instellingen aan voor het vormen van de discours?

4. Welke actoren hebben momenteel het grootste gewicht in het vormen van de huidige discours? 5. In hoeverre zijn de verschillende frames met elkaar verenigbaar?

2.2 Doelstelling

Dit scriptie onderzoek heeft ten doel een overzicht te creëren van de verschillende frames die de huidige discours over hernieuwbare energie vormgeven. Hiervoor worden de argumenten en beweegredenen, die toegankelijk voor het publiek zijn, van verschillende stakeholders geanalyseerd en geordend. De uitkomst van de analyse kan als ondersteuning voor Nederlands beleid dienen omdat het inzichtelijk maakt hoe het draagvlak voor beleid gecreëerd kan worden. 2.3 Relevantie

De relevantie van dit onderzoek is tweedelig van aard. Allereerst is energie en de energietransitie een zeer actueel maatschappelijk vraagstuk. Hoe wil Nederland zich verzekeren van een toekomst met voldoende energie? In hoeverre moet onze energievoorziening onafhankelijk zijn van Rusland? Welke stappen moeten we nemen om klimaatverandering tegen te gaan? Omdat energie een essentieel deel uitmaakt van het dagelijks leven spelen onder andere deze vragen een belangrijke rol in het publieke debat en bij de beleidsvoering van de overheid. Dit onderzoek draagt bij aan een gefundeerde vorming van het debat, geeft inzicht voor het vormen van beleid en biedt een vertrekpunt voor het verenigen van belangen.

Naast de maatschappelijke relevantie levert dit onderzoek bovendien een wetenschappelijke bijdrage. Er is reeds ruim gepubliceerd over discoursanalyses over milieu- en natuurvraagstukken en naar verwachting neemt de wetenschappelijke interesse in dergelijke onderwerpen toe. De uitkomst van dit scriptie-onderzoek biedt dan ook perspectief op de huidige literatuur.

(20)

Hoofdstuk 3

(21)

3. Methodologie

Een discoursanalyse is een uiterst geschikte methoden om de standpunten en onderliggende waardes te analyseren (Bryman, 2012). Wanneer een dergelijke analyse dient voor het inzichtelijk maken van de frames is het belangrijk de verschillende werkelijkheden te leren kennen. Zonder deze te begrijpen is het niet mogelijk overzicht te creëren van de huidige discours zoals deze gevormd wordt door meerdere belanghebbenden.

Dit hoofdstuk beschrijft hoe de discoursanalyse van hernieuwbare energie is opgezet, hoe en van welke actoren data wordt verzameld en de manier waarop de data geanalyseerd worden.

3.1 Onderzoeksopzet

Om tot een antwoord te komen op de onderzoeksvraag behoeft dit onderzoek een discoursanalyse. Dit is een uiterst geschikte methoden om standpunten en onderliggende waardes te analyseren (Bryman, 2012). Er zijn meerdere vormen van discoursanalyse mogelijk maar in dit onderzoek wordt gekeken naar de stromingen die de discours vormgeven waardoor we uitgaan van een ‘framing discoursanalyse’. Hierin wordt bestudeerd welke frames, naar de definitie van Rein & Schön, worden aangewend en waaruit dezen zijn opgebouwd.

Dit onderzoek is beschrijvend van aard; het tracht een verschijnsel zo compleet mogelijk in kaart te brengen zonder dat er vooraf hypotheses gesteld kunnen worden. Het verschijnsel gaat hier over de discours over hernieuwbare energie. Om de discours te beschrijven behoeft het onderzoek kwalitatieve dataverzameling. De data zullen voornamelijk uit bronnenonderzoek voortkomen, in combinatie met interviews.

3.2 Methode van dataverzameling

Het overheersende discours over hernieuwbare energie wordt gevormd door de frames van invloedrijke belanghebbenden. Deze actoren sturen op verschillende manieren hun boodschap naar het publiek. De data voor dit onderzoek zullen dan ook herleid worden uit teksten die voor het publiek beschikbaar zijn. Er is onderscheid gemaakt tussen drie groepen belanghebbenden die ieder van andere kanalen gebruik maken. De politieke partijen wenden hun frames onder andere aan via standpunten en verkiezingsprogramma’s zoals deze te vinden zijn op hun websites en via uitspraken in de Tweede Kamer. De data over de belangengroepen is ook terug te vinden op hun websites, in nieuwspublicaties via hun website en in uitgebrachte rapporten of jaarverslagen. De groep informatieverstrekkers stuurt ook de meeste data via hun websites naar buiten in de vorm van publicaties, rapporten, standpunten en acties. Alleen voor de media, die binnen deze laatste groep vallen, gaat het ook om krantenartikelen. Voor alle drie de categorieën wordt gebruik gemaakt van data vanaf 1 april 2013. Deze keuze is gemaakt op basis van het feit dat discoursen erg veranderlijk zijn en de huidige discours over hernieuwbare energie gevormd is in het afgelopen jaar.

Naast geschreven teksten die via het internet beschikbaar zijn, wordt er voor het onderzoek ook gebruik gemaakt van interviews met experts. Dit zijn vertegenwoordigers van enkele belanghebbenden. De interviews zijn semigestructureerd en zijn gericht op het verwerven van een duidelijk beeld van de huidige situatie. Daarbij wordt ook gevraagd naar de manier waarop de respondenten de frames van andere actoren beschouwen.

(22)

3.3 Onderzoeksveld

Er is al een onderscheid gemaakt in de soorten groepen die van invloed zijn op de overheersende discours over hernieuwbare energie. Binnen deze groepen is er een keuze gemaakt voor de actoren. Voor het selecteren van de politieke partijen is gekeken naar het aantal zetels in de Tweede Kamer. Er is gekozen voor de vijf partijen met het meest aantal zetels aangezien zij de meeste stemgerechtigden achter zich hebben en dan ook het grootste bereik. Zowel D66 als de PVV hebben 12 zetels in de Tweede Kamer en zijn daarmee de vijf- en zes na grootste partij. Er is bewust gekozen om beide partijen mee te nemen in de analyse aangezien beide partijen steeds

meer

groeien en omdat de PVV een interessante tegenhanger is in het milieudebat. Binnen de belangengroepen is gekozen voor een diversiteit aan invloedrijke actoren met uiteenlopende belangen. Op deze manier komen verschillende stromingen aan het licht en wordt getracht een compleet beeld te vormen van welke belangen vertegenwoordigd worden en op welke manier. De groep informatieverstrekkers is opgebouwd uit twee kranten, een nationaal instituut voor informatievoorziening en een onderzoeksinstituut op energiegebied. Alle actoren oefenen een grote invloed uit op de beeldvorming van het publiek door de keuzes voor de publicaties en onderzoeken. De keuze voor de kranten is gebaseerd op oplage en oriëntatie. Het instituut voor informatievoorziening en het onderzoeksinstituut is gekozen aan de hand van invloed en thema’s van de publicaties. De gekozen actoren worden in onderstaande tabel schematisch weergegeven.

Politieke partijen Belangengroepen Informatieverstrekkers

VVD VNO-NCW De Telegraaf

PvdA Aedes NRC Handelsblad

SP e-Decentraal Planbureau voor de Leef- omgeving

(PBL)

CDA Greenpeace NL Energieonderzoek Centrum

Nederland (ECN)

D66 Urgenda

PVV Natuur en Milieu

Tabel 1. Onderzoeksveld

VVD (41 zetels) - De Volkspartij voor Vrijheid en Democratie denkt vanuit het liberalisme en streeft naar een

samenleving waar ruimte is voor het realiseren van ambities onder hardwerkende mensen.

PvdA (38 zetels) - De Partij van de Arbeid is een sociaaldemocratische partij die samen streven naar een sterker en

sociale Nederland

SP (15 zetels) - De Socialistische Partij is de meest links georiënteerde Nederlandse partij met het doel de

gelijkwaardigheid van mensen en solidariteit tussen de mensen gestalte te geven.

CDA (13 zetels) - Het Christen-Democratisch Appel opereert vanuit een christendemocratische overtuiging waarin

burgers meer verantwoordelijkheid moeten nemen en waar maatschappelijke organisaties de gaten opvullen.

D66 (12 zetels) - De sociaal-liberale Democraten 66 stellen de burger centraal en strijden voor een samenleving waarin

individuele vrijheid even vanzelfsprekend is als sociale samenhang.

PVV (12 zetels) - De Partij voor de Vrijheid heeft geen eenduidige identiteit maar wordt beschouwd als nationalistisch,

(23)

economische oriëntatie centrum-links valt

VNO-NCW - De ondernemersorganisatie vertegenwoordigt via aangesloten bedrijven en brancheorganisaties 115.000

ondernemingen en is hiermee de grootste van Nederland.

Aedes - Deze branchevereniging vertegenwoordigt nagenoeg elke Nederlandse woningcorporatie en zijn tezamen goed

voor 2,4 miljoen woningen.

e-Decentraal - Door het verenigen van lokale energie-initiatieven tracht e-Decentraal samenwerking en kennisdeling te

organiseren en een gezamenlijke lobby te vormen.

Greenpeace NL - De internationale milieuorganisatie met het hoofdkantoor in Amsterdam probeert door lobby en

vreedzame acties grote milieuproblemen aan het licht te brengen bij politiek en publiek.

Urgenda - De in 2007 opgerichte actie-organisatie voor duurzaamheid en innovatie wil samen met bedrijven, overheden,

maatschappelijke organisaties en particulieren Nederland verduurzamen.

De Telegraaf - Met een oplage van 588.809 is de Telegraaf de meest gelezen betaalde krant. De krant wordt getypeerd als

een ‘populaire’ krant.

NRC Handelsblad - Dit dagblad heeft een oplage van 204.320, wordt een ‘kwaliteitskrant’ genoemd en geldt als

invloedrijke krant voor hoogopgeleiden.

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) - Het inhoudelijk onafhankelijk nationale onderzoeksinstituut voor

strategische beleidsanalyses op gebied van natuur, milieu en ruimte verricht verkenningen, analyses en evaluaties voor het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) - Het grootste onderzoeksinstituut op energiegebied in Nederland voert projecten uit in samenwerking met de industrie, overheden en andere onderzoeksinstituten.

3.4 Methode van data-analyse

In het analyseren van de standpunten, rapporten, verslagen, publicaties en artikelen gaat het niet om de woordkeuzes of het optellen van hoe vaak een bepaalde zinsconstructie wordt gebruikt maar om de overtuigingen en geprefereerde vormgeving zoals deze uit de teksten naar voren komen. Er wordt antwoord gevonden op de vragen: ‘waarom een energietransitie?’, ‘hoe moet de transitie worden ingezet?’, ‘wie leidt de transitie?’ en tot slot ‘wat is de rol van de overheid?’ Dit zijn de vier pijlers waarop het onderzoek is gebaseerd. In de eerste vraag gaat het om de beweegredenen die de actoren aandragen terwijl de tweede vraag de motivatie probeert te concretiseren door het analyseren van de manier waarop er een transitie moet plaatsvinden. De ‘wie’ vraag bestudeert welke partijen hier verantwoordelijk voor gehouden worden. Ten slotte draait de laatste vraag om de manier waarop de overheid moet handelen voor het inzetten van de transitie. Aan de hand van deze vier vragen worden de frames van de actoren ontleed.

Bij de groep politieke partijen wordt daarnaast ook gekeken naar de standpunten met betrekking tot de EU. De steun die elke partij aan de EU geeft en de vorm waarop zij de EU zien, is van belang in het naleven van de EU doelstellingen.

Daarnaast vormen de twee kranten de uitzondering op de regel. In plaats van een analyse van de vier leidende vragen binnen de gepubliceerde artikelen wordt hier een vergelijking gemaakt tussen de kranten. Daarbij worden verschillende incidenten genomen en vervolgens geanalyseerd hoe beide kranten hierover berichten, wie zij aan het woord laten en of zij op een positieve, neutrale of negatieve toon ten opzichte van een energietransitie berichten.

Voor het analyseren van de data zullen eerst alle benodigde stukken worden verzameld. Er wordt met behulp van kleurcodes gemarkeerd welke tekst relevant is voor de sub-thema’s als de

(24)

‘waarom’, ‘hoe’, ‘wie’ en de ‘rol van de overheid’. Na het markeren worden de geselecteerde tekstdelen letterlijk in tabellen geplaatst voor een duidelijk overzicht. Deze tabellen zijn terug te vinden in appendix A, B en C. Vervolgens worden de tabellen uitgeschreven in lopende teksten. Hierbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de eigen woorden van de actor. Zo ontstaat er per actor een korte samenvatting van hun frame op dezelfde toon waarmee zij deze vormgeven. Om de belangrijkste frames en metaforen te belichten, wordt een deel van de uitgeschreven tekst onder het hoofdstuk ‘Analyse’ dik gedrukt. Onder elk stuk per actor verschijnt een kort kader met daarin een analyse samenvatting.

Vervolgens wordt gekeken naar de invloed en het bereik van de actoren. Voor de politieke partijen uit zich dit in het aantal zetels, het aantal behaalde stemmen in 2012 en in het aantal standpunten dat zij relatief gezien aan energie besteden. De invloed van de belangengroepen wordt gemeten aan het aantal leden, donateurs, projecten en het aantal volgers op Twitter. De invloed van de kranten wordt gemeten aan de oplage. De invloed van de kenniscentra wordt gemeten aan de hand van de inschatting van respondenten. Dit deel van het onderzoek is dan ook kwantitatief van aard.

Na de data-analyse per actor zullen de actoren meerdere malen ingedeeld worden in verschillende categorieën volgens de waarom, hoe, door wie en de overheidsrol vragen. Aan de hand van een veelvoudige indeling is niet alleen af te leiden waar overeenkomsten en verschillen liggen, maar ook welke stromingen de overhand hebben.

3.5 Conceptueel model

De heersende discours binnen Nederland over hernieuwbare energie wordt vormgegeven door belanghebbende actoren die allen hun eigen argumenten aanbrengen. Het onderscheid tussen de actoren wordt gemaakt in politieke partijen, belangengroepen en informatieverstrekkers. De politieke partijen geven voornamelijk vorm aan de discours via hun standpunten over energie die onder de kiezers worden gepromoot. Het enorme bereik van belangengroepen verschaft een platform om via publicaties hun belangen uit te dragen. Informatieverstrekkers hebben een belangrijke rol in het vormen van de discours door de mogelijkheid om te kiezen waarover zij bericht geven.

De discours, zoals deze grotendeels wordt vormgegeven door de drie categorieën actoren, geeft op diens beurt een bepalende richting aan het beleid dat de Nederlandse overheid zal voeren. Dit beleid is uiteindelijk bepalend voor het wel of niet behalen van de doelstellingen zoals deze met de Europese Unie zijn afgesproken. Het conceptueel model kan op deze wijze gevisualiseerd worden:

(25)

Figuur 2. Conceptueel model Framing Politieke partijen Belangengroepen Informatie-verstrekkers Discours hernieuwbare energie Beleid Nederlandse overheid

(26)

Hoofdstuk 4

ANALYSE

(27)

4. Analyse

In dit hoofdstuk wordt allereerst per actor beschreven op welke manier zij de reden voor een energietransitie beargumenteren en de manier waarop deze moet worden geleid. Ook komen de groep-specifieke kenmerken aan bod. Vervolgens wordt gekeken welke actoren het overwicht hebben in het vormen van de discours over hernieuwbare energie.

4.1 De politieke partijen

Naast de ‘waarom’ en ‘hoe’ draait het voor de actoren in deze groep ook om de standpunten ten opzichte van de EU.

4.1.1 VVD

De VVD besteed 4 van de 132 standpunten van het partijprogramma aan energie. Binnen de standpunten komt voornamelijk naar voren dat er op een energietransitie moet worden ingezet om Nederland minder afhankelijk te maken. Niet alleen de afhankelijkheid van het oprakende olie en gas speelt hier een rol maar ook de afhankelijkheid van het buitenland en van politiek instabiele regio’s. De overgang naar hernieuwbare energiebronnen schept tevens de kans om nieuwe economische activiteiten te ontwikkelen en om als land vooruitgang te boeken op het gebied van kennis en innovatie. Op deze manier kan Nederland een voorloper worden met een moderne en bloeiende economie die hand in hand gaat met het milieu (VVD, z.j.).

De transitie kan worden gemaakt door de markt en niet de overheid te laten bepalen welke energiebron de toekomst heeft. Daarom moet Nederland af van langdurige subsidiering van allerlei vormen van nieuwe energieopwekking. In de plaats hiervan moet de overheid lokale energieopwekking initiatieven stimuleren door de mogelijkheden op decentraal niveau te verruimen zodat het voor particulieren aantrekkelijker wordt zelf te investeren. Door het terugdringen van administratieve lasten binnen het milieubeleid ontstaan er vanzelf andere manieren van ondernemerschap. Ook moet het principe van de vervuiler-betaalt gehanteerd blijven. Binnen de transitie ziet de VVD ruimte voor schaliegas en kernenergie zolang dit veilig gebeurd en zolang dit zonder de overheid gefinancierd hoeft te worden (VVD, z.j.).

De VVD is voor de EU aangezien deze de veiligheid, welvaart en vrijheid vergroot. De EU moet zich richten op de gemeenschappelijke markt, grensoverschrijdende problemen, het versterken van de economie en het creëren van banen. Echter, de EU moet af van de grote bureaucratie, mag niet in de bevoegdheden van de lidstaten treden en moet staten meer aan de regels houden (VVD, z.j.).

Frame: De transitie is een kans voor de economie om te groeien door kennis- en innovatie-ontwikkeling, en maakt Nederland minder afhankelijk. Door het vrijlaten van de markt zal de best mogelijke transitie worden ingezet. Hiervoor hoeft de overheid niets meer hoeft te doen dan de ruimte bieden aan particulieren. De VVD heeft een compleet vertrouwen in de marktwerking en gelooft in een bottom-up approach door het stimuleren van lokale initiatieven.

(28)

Metaforen: voorloper; moderne en bloeiende economie; af van langdurige subsidiering; zonder de overheid; grensoverschrijdende problemen.

Verhaallijn: Door het geven van ruimte ontstaan er vanzelf nieuwe vormen van ondernemerschap waardoor de transitie kan worden ingezet. De EU moet hierin wel de grensoverschrijdende problemen aanpakken en zonder de lidstaten strenger aan de regels te houden, zal het niet slagen. Toch is een volkomen duurzame energievoorziening nog niet haalbaar en daarom moet er ruimte blijven voor kernenergie en schaliegas.

4.1.2 PvdA

Vier van de 116 standpunten van de PvdA gaan over energie. Een overstap naar hernieuwbare energie maakt Nederland minder afhankelijk van olie en gas uit windstreken met politieke instabiliteit en dubieuze regimes en van fossiele brandstoffen in het algemeen (PvdA, z.j. a). In een publicatie van 15 april 2014 speelt de PvdA in op de recentelijke spanningen tussen Oekraïne en Rusland door te stellen dat een energietransitie nodig is om onafhankelijker te worden van ‘Poetins gas’ (de Vries, 2014). Het gebruik van fossiele brandstoffen vervuilt de aarde en deze bronnen raken langzamerhand uitgeput. De nodige overstap om het klimaatprobleem tegen te gaan prikkelt tot innovatie en ondernemerschap, draagt bij aan de welvaart en schept nieuwe, groene banen en groei (PvdA, z.j. b).

De PvdA ziet een grote rol voor de overheid weggelegd voor het inzetten op een transitie door middel van het stellen van wet- en regelgeving. Zo moet de overheid de energieproducenten meer regelgeving opleggen en ze dwingen om een verplicht aandeel groene energie te leveren, hogere eisen stellen aan de nieuwbouwwoningen, energie productieketens verplichten om volledig transparant te opereren en moet de overheid kolencentrales verplichten om biomassa bij te stoken en CO2 op te slaan. Het vervuiler-betaalt-principe moet in stand gehouden worden op

individueel en bedrijfsniveau. Subsidies mogen niet omhoog maar door eigen energieopwekking vrij te stellen van belasting wordt duurzame energie gestimuleerd (PvdA, z.j. b). De PvdA ziet geen toekomst voor kernenergie maar wel voor windenergie (PvdA, z.j. c). Om dit te realiseren moeten bewoners betrokken worden, delen in de opbrengsten en de overlast moet geminimaliseerd worden (de Vries, 2014).

De EU maakt een socialer Europa en is in staat om dringende zaken samen aan te pakken. Een belangrijk speerpunt daarbij is het aanpakken van de financiële sector. Toch moet alles wat nationaal geregeld kan worden ook nationaal gedaan worden. Maar de EU kan wel zorgen voor het creëren van banen in Nederland (PvdA, z.j. c)

Frame: De transitie is voornamelijk nodig om minder afhankelijk te zijn en om de aarde te beschermen tegen het klimaatprobleem. Tegelijkertijd biedt de transitie nieuwe kansen voor de Nederlandse economie. De grootste vervuiling komt uit de industriële sector en het zijn dan ook deze partijen die moeten worden aangepakt door middel van overheidsingrijpen. Er is geen

(29)

toekomst voor kernenergie maar wel voor windenergie.

Metaforen: minder afhankelijk; dubieuze regimes; vervuilt de aarde; groene banen en groei; vervuiler-betaalt- principe; dringende zaken

Verhaallijn: Door de grote vervuilers van bovenaf aan te pakken middels wet- en regelgeving zal het energielandschap veranderen. Lokale energieopwekking kan het best gestimuleerd worden door belastingvrijstelling en niet door overheidssubsidies. De EU is er om dringende zaken aan te pakken, maar niet specifiek voor de energietransitie.

4.1.3 SP

Van de in totaal 376 standpunten beslaan er 11 het thema energie en milieu. De SP acht een transitie voornamelijk nodig door het schaarser worden en uiteindelijk opraken van goedkoop winbare fossiele brandstoffen. Met het huidige productietempo is het Nederlandse aardgas over 30 jaar op, waarna we volledig afhankelijk zijn van import uit vooral Rusland en het Midden-Oosten (SP, z.j. a). De schaarste doet de prijzen van fossiele energiebronnen aanzienlijk sneller stijgen dan de Nederlandse inflatie. Dit in combinatie met het opraken van het aardgas is nadelig voor de Rijksbegroting, voor de betalingsbalans en voor de concurrentiepositie van energie-intensieve bedrijven. Daarbij is het opstoken van fossiele brandstof de belangrijkste oorzaak van het klimaatprobleem (SP, z.j. b).

Een transitie kan plaatsvinden door de ondersteuning van de wetenschap. Er moet extra geïnvesteerd worden in energieonderzoek (SP, z.j. a). Intensivering van onderzoek en productontwikkeling is de sleutel voor het bereiken van de energie- en klimaatdoelstellingen (SP, z.j. a). De SP is tegen een nieuwe kerncentrale maar voor meer onderzoek naar kernenergie (SP, z.j. d). Het is aan de overheid om de wettelijke voorschriften aan te scherpen en om een sterkere regie te voeren op de vestigingslocaties van grote elektriciteitscentrales, energie-intensieve industrie en bedrijven die een groot potentieel hebben voor de benutting van restwarmte. Door het wegenemen van energiebelasting op zelf opgewekte energie krijgen de energiecoöperaties meer ruimte en wordt de betrokkenheid van onderop versterkt (SP, z.j. b). Zowel energiebesparing als windenergie hebben veel potentieel en kunnen gerealiseerd worden door het stimuleren van VvE’s en energiecoöperaties en door omwonenden mee te laten profiteren (SP, z.j. e); (SP, z.j. b). Om windenergie van de grond te krijgen moet gestopt worden met nieuwbouw van gas, kolen en uranium centrales. Tot dat Nederland helemaal op duurzame energie draait moet gas als overgangsbrandstof worden gebruikt (SP, z.j. f).

De SP is stellig tegen de EU in haar huidige vorm maar is wel voor samenwerking. Nederland moet zelf de baas blijven over bepaalde onderwerpen en het is de taak van de EU om de vrede te bewaren, de welvaart te bevorderen en democratische en sociale rechten te beschermen (SP, 2014). Milieuproblematiek is grensoverschrijdend en kan dan ook alleen middels samenwerking worden aangepakt. Hier zijn bindende afspraken voor nodig (SP, z.j. g).

(30)

Frame: Fossiele brandstoffen worden steeds schaarser en dat is bedreigend voor de economische positie en afhankelijkheid van Nederland. Voornamelijk hierom pleit de SP voor een transitie hoewel het klimaatprobleem ook een rol speelt. De wetenschap speelt hier een cruciale rol in en moet dan ook door de overheid gestimuleerd worden. Van bovenaf moeten de grote vervuilers worden aangepakt en van onderaf moeten lokale partijen gestimuleerd worden. Zolang er geen geheel duurzame energievoorziening mogelijk is, mag alleen gas gebruikt geworden als fossiele brandstof.

Metaforen: goedkoop winbare fossiele brandstoffen; intensivering van onderzoek en productontwikkeling is de sleutel; sterkere regie; meer ruimte; overgangsbrandstof; milieuproblematiek; grensoverschrijdend.

Verhaallijn: Schaarste is bedreigend voor Nederland. Alleen de wetenschap is in staat dit probleem weg te nemen door innovatieve energie oplossingen. Daarnaast zullen lokale initiatieven bijdragen aan de transitie. Door middel van bindende afspraken vanuit de EU kan de grensoverschrijdende milieuproblematiek worden aangepakt.

4.1.4 CDA

Het CDA besteed 5 van de 74 standpunten aan onderwerpen rondom energie welke allen relatief weinig tekst bevatten. Deze partij is op zoek naar een balans tussen mens, milieu en economie om de wereld goed achter te laten aan onze kinderen (CDA, 2014a). De huidige energiebronnen raken op en zijn zeer vervuilend en daarom is een overstap naar duurzame energie nodig (CDA, 2014b). Een economische groei die in alle opzichten duurzaam en innovatief is, houdt Nederland sterk en mooi voor de toekomst (CDA, z.j.).

Hiervoor moet Nederland overgaan op een kringloopeconomie: van gebruik naar hergebruik; afval als grondstof. Het moet makkelijker worden voor particulieren en bedrijven om zelf energie op te wekken, op te slaan en te verhandelen, zodat iedereen een steentje kan bijdragen aan duurzame energieopwekking (CDA, z.j. a). De overheid moet zorgen voor betere procedures en minder regels en moet de Green Deal-aanpak aanscherpen om bedrijven, maatschappelijke organisaties of overheden te stimuleren te investeren in duurzaamheid. Daarnaast moeten er strengere normen voor nieuwbouw komen zodat nieuwe woningen energiezuiniger worden (CDA, 2014b). Op het moment zijn kernenergie en kolencentrales nog nodig maar moeten op termijn verdwijnen door nu te investeren in hernieuwbare energie (CDA, 2014c). Ook blijft er ruimte voor schaliegas mits deze veilig en schoon wordt opgewekt een duurzame transitie niet in de weg staat (CDA, 2014d).

Het CDA is voor de EU vanwege het Europese rechtssysteem dat de democratie, bescherming van minderheden en vrijheid van meningsuiting beschermt en omdat Nederland er veel profijt van heeft. Het is aan de EU om grensoverschrijdende problemen als de economische en financiële crisis of georganiseerde misdaad aan te pakken, maar zijn moet zich niet met binnenlandse zaken bemoeien. De EU mag strenger optreden tegen lidstaten die zich niet aan de afspraken houden (CDA, z.j. b).

(31)

Frame: Het CDA wil een transitie om de wereld, maar ook Nederland, goed, onvervuild, sterk en mooi door te kunnen geven aan onze kinderen. Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van iedereen. De overheid speelt wel een leidende rol door het stimuleren van bedrijven en organisaties en het daar waar nodig opleggen van strengere normen maar in principe legt het CDA de verantwoordelijkheid bij de burger. Kernenergie en kolencentrales moeten verdwijnen maar schaliegas mag blijven.

Metaforen: onze kinderen; sterk en mooi voor de toekomst; kringloopeconomie; iedereen een steentje bijdragen; grensoverschrijdende problemen.

Verhaallijn: Het opstoken van fossiele brandstoffen leidt ertoe dat wij de wereld minder mooi door kunnen geven aan onze kinderen. Als iedereen verantwoordelijkheid neemt, kunnen we samen de transitie inzetten en daar zal de overheid extra in moeten leiden. Omdat dit grensoverschrijdende problemen zijn mag de EU strenger optreden tegen lidstaten die zich niet aan de afspraken houden. Zo behalen de lidstaten tezamen de doelstellingen.

4.1.5 D66

Van de 146 standpunten van D66 hebben er vijf betrekking op energie. Fossiele brandstoffen zijn eindig, worden steeds kostbaarder en zijn zeer vervuilend. Duurzame energie daarentegen is onuitputtelijk, wordt steeds goedkoper en is schoon. Toch blijft Nederland steken op een percentage van een beschamende 4% duurzame energie en dat móet anders (D66, z.j. a). Groene groei is niet alleen een abstract ideaal maar het biedt ook een uitweg uit de crisis. Innovatie leidt niet alleen tot schone productie maar ook tot economische groei en daarmee werkgelegenheid (d66, z.j. b).

D66 wilt innovatieve technieken stimuleren die grootschalig de Nederlandse energieproductie verduurzamen (D66, z.j. a). Om de beweging van onder te creëren moet de overheid het belastingstelsel vergroenen en barrières wegnemen (D66, z.j. c). Er moeten scherpere eisen aan de industrie komen zodat ook grootverbruikers vergroenen, de decentrale energieopwekking moet (fiscaal) makkelijker worden en de duurzame energiesubsidie (SDE+ regeling) moet worden verdubbeld (D66, z.j. a). Het doorberekenen van vervuiling stimuleert bedrijven en particulieren te investeren in energiezuinige oplossingen (D66, z.j. c). Uiteindelijk moet Nederland overstappen op een circulaire economie door de vernietiging van potentieel herbruikbare grondstoffen zwaarder te belasten maar ook door wetenschap, producenten en afvalbedrijven bij elkaar te brengen (D66, z.j. b). D66 is geen voorstander van kernenergie; deze mag dan ook zeker niet door de overheid gefinancierd worden (D66, z.j. d). Er is winst te halen binnen de nieuwbouw door deze niet alleen neutraal maar zelfs energie opleverend te maken. De goedkoopste en schoonste energie is immers de energie die je niet gebruikt (D66, z.j. c). Nederland is heel afhankelijk van de EU en D66 is dan ook groot voorstander. Eén Europa betekent voor D66 vrede, veiligheid en welvaart. Europa kan verbeteren en krachtig worden door stappen te zetten naar een democratischer, beter bestuurbaar en slagvaardiger federaal Europa welke

(32)

geregeerd wordt door de mensen zelf. Er moeten duidelijke Europese afspraken omtrent milieu gemaakt worden omdat dit een grensoverschrijdend thema is (D66, z.j. e).

Frame: Een overgang naar duurzame energie is nodig om een ideaal te verwezenlijken en is tegelijkertijd een kans om uit de crisis te komen. Maar Nederland loopt achter en dat kan gewoon niet. De wetenschap en decentrale energieopwekking zijn nodig voor de transitie en dit moet de overheid actief stimuleren. Daarbij vertrouwt D66 op de potentie van de beweging van onder. Ondertussen moet de industrie verduurzamen door het opleggen van strengere eisen maar ook door stimulering. De overheid mag alleen duurzame projecten subsidiëren, en dus geen kernenergie.

Metaforen: beschamende 4%; dat móet anders; groene groei, abstract ideaal; uitweg uit de crisis; beweging van onder; grensoverschrijdend.

Verhaallijn: Door over te stappen op hernieuwbare energie wordt een ideaal vervult en komt Nederland uit de crisis. Het investeren in innovatieve technologieën en het opleggen van eisen en kosten aan de industrie zal tot verduurzaming leiden. Door meer subsidies komt er ook meer ontwikkeling van duurzame energie. De EU speelt een rol door duidelijkere Europese afspraken te maken.

4.1.6 PVV

De PVV is de enige politieke partij in dit onderzoek die duurzame ontwikkeling niet stimuleert. Hoewel de partijwebsite geen standpunten heeft, is PVV’s denkwijze terug te vinden in het verkiezingsprogramma 2012-2017 en in meerdere Kamerdebatten. In het Kamerdebat van 20 mei jl. reageert de PVV op een wijzigingsvoorstel voor de Wet Milieubeheer: Deze wetswijziging isweer een van de voorbeelden van hoe Brussel haar eigen problemen creëert, om vervolgens met een oplossing te komen. De verplichting om in Nederland in 2020 jaarlijks minimaal 10% van de brandstoffen uit zogenaamde hernieuwbare bronnen, de rare biobrandstoffen, te laten bestaan is belachelijk en vreselijk. Het bijmengen van biobrandstoffen draagt mondiaal amper bij of zelfs helemaal niet aan een beter milieu. Het is vooral lucratief voor de hypocriete duurzaamheidsindustrie, met een administratieve lastenverzwaring voor ondernemers tot gevolg. Duurzaamheid is namelijk niet alleen mooi voor degenen die erin geloven. Nee, het is een verkooppraatje om iets duurder te kunnen maken en toch te kunnen verkopen aan linkse bakfietshippies (Tweede Kamer de Staten Generaal, 2014, 20 mei). Hetzelfde geldt voor energie uit wind. Windmolens draaien namelijk niet op wind, maar op subsidie. Het plaatsen van subsidiemolens schijnt te zorgen voor ‘groene banen’. Maar de enige banen die het oplevert zijn de duurbetaalde schnabbels voor GroenLinksers en D66’ers die elders niet aan het werk komen. Het huidige beleid maakt energie onbetaalbaar voor met name de lagere inkomens. Omdat de PVV Nederland niet kapot wil bezuinigen moeten we dan ook nu stoppen met duurzaamheidssubsidies. Om aan de energiebehoefte te voldoen blijft kernenergie, mits veilig en verantwoord (PVV, 2012).

(33)

Door uit de EU te stappen kunnen we zelf onze duurzaamheidseisen regelen, als we al veel duurzaamheidseisen aan de ondernemer moeten opleggen. De ondernemer weet zelf goed genoeg hoe hij met het milieu moet omgaan. Alhoewel de PVV voorstander is van een zo schoon mogelijke leefomgeving hoeft daar geen sturing vanuit de overheid bij te komen kijken. Wel wil de PVV de benzineprijs verlagen door het kwartje van Kok eindelijk terug te geven aan de burger; de benzine-, diesel- en LPG accijns gaan omlaag (PVV, 2012).

We zijn de EU in gelokt door progressieve elites die ons welvaart beloofden en ons bang maakten voor het alternatief: economische ondergang en oorlog. Maar Nederland moet uit de EU stappen omdat we in de afgelopen decennia getuige zijn geweest van de langzame erosie van onze vrijheid en onafhankelijkheid. We kunnen nu keuzes maken: Nederlandse vrijheid of Brusselse slavernij. Vrijwillige samenwerking of Barroso-bevelen. De euro of de gulden. Zelf kastelen bouwen of blijven gireren naar Griekenland (PVV, 2012).

Frame: De PVV is tegen verduurzaming van Nederland omdat dit hoge kosten met zich mee brengt voor ondernemers en vooral de lagere inkomens raakt. Het kost Nederland heel veel geld en windmolens verpesten het landschap. De PVV ontkent een behoefte aan een energietransitie en beschouwt milieuproblematiek als een verzonnen fabeltje door de EU en de linkse elite om geld te verdienen. De accijns op fossiele brandstoffen moeten weer omlaag om de burger geld terug te geven.

Metaforen: rare biobrandstoffen; hypocriete duurzaamheidsindustrie; linkse bakfietshippies; windmolens draaien niet op wind, maar op subsidie; duurbetaalde schnabbels; kapot bezuinigen; de EU ingelokt; progressieve elites; erosie van onze vrijheid en onafhankelijkheid; Brusselse slavernij; Barosso-bevelen; kastelen bouwen; gireren naar Griekenland.

Verhaallijn: De Nederlandse burger leidt onder duurzaamheidsbeleid in financieel opzicht en door de subsidies wordt Nederland kapot bezuinigd. Door uit de EU te stappen krijgen we zelf weer beslissingsbevoegdheid en kunnen we zelf over onze duurzaamheid beslissen. De ondernemer zelf weer goed genoeg hoe met het milieu om te gaan.

4.2 Belangengroepen

De grote invloed die deze groep heeft op de politiek wordt in ogenschouw genomen door naast de ‘waarom’ en ‘hoe’ ook te kijken naar welke rol zijn zien weggelegd voor de politiek.

4.2.1 VNO-NCW

Als grootste vertegenwoordiger van ondernemingen beslaat de portefeuille van VNO-NCW kleine en middelgrote bedrijven maar ook Nederlands grootste multinationals (VNO-NCW, z.j. a). De omvang en het totale bereik maken VNO-NCW een prominente actor binnen zowel het vormen van een publieke opinie als binnen het sturen van Nederlandse beleidsontwikkeling. Via de website zijn de standpunten van deze actor te vinden. Vier van de 70 standpunten hebben betrekking op

(34)

duurzaamheid en energie. Daarnaast verschaft de website toegang tot het opinieblad Forum waarin meerdere artikelen zijn terug te vinden over windenergie, CO2-emissiehandel en over hoe de

huidige spanning tussen Rusland en Oekraïne de Europese afhankelijkheid voor gas benadrukt. VNO-NCW communiceert niet alleen via de website over energie-gerelateerde onderwerpen maar is ook één van de partijen die het Energieakkoord hebben ondertekend.

De absolute noodzaak van het terugdringen van de wereldwijde CO2 -uitstoot staat buiten

kijf volgens Bernard Wientjes, voorzitter van VNO-NCW, en Michaël van Straalen, voorzitter MKB-Nederland (Wientjes & van Straalen, 2014). Daarnaast wijzen de recente ontwikkelingen in Oost-Europa op de Europese afhankelijkheid van Russisch gas (VNO-NCW, 2014). De recente crises (economische, voedsel & energie) ziet de SER als een bewijs van de noodzaak om op het terrein van duurzaamheid grotere stappen te zetten. VNO-NCW sluit zich volledig aan bij dit standpunt. Het verduurzamen van de economie door een innovatieve aanpak is goed voor de werkgelegenheid en stimuleert economische groei. Daarnaast levert een duurzame strategie ondernemers verschillende voordelen op, zoals kostenbesparing en goodwill van een alsmaar kritischer publiek/consument (VNO-NCW, z.j. b). De transitie naar een schone energievoorziening betekent lagere lokale milieulasten en het substantieel beperken van de uitstoot van schadelijke broeikasgassen (VNO-NCW, z.j. c).

VNO-NCW ziet een belangrijke rol voor het bedrijfsleven weggelegd in de energietransitie. Zo kunnen energie-intensieve bedrijven zorgen voor oplossingen (VNO-NCW, z.j. c). Ondernemers zijn als geen ander in staat om duurzame ontwikkeling dichterbij te brengen en de industrie is juist in staat om innovatie te leveren (VNO-NCW, z.j. b). Het nodige aanpassingsproces kan alleen worden bereikt met de kennis en innovatiekracht van het bedrijfsleven (VNO-NCW, z.j. c). Door de markt de vrije hand te geven zullen de meest kosten-efficiënte oplossingen komen. Hoewel de wereldwijde politiek onmachtig is op dit gebied en het bedrijfsleven de transitie zal veroorzaken, is er wel overheidsondersteuning nodig (Wientjes, 2014). Het kabinet moet duurzaamheid tot topprioriteit verheffen en moet de noodzaak in Brussel bepleiten omdat duurzaamheid in sterk Europees verband staat (VNO-NCW, z.j. c). Het is aan de EU om handelsafspraken met meerdere landen te maken, een ‘gameplan’ op te stellen en om een interne Europese energiemarkt op te zetten. Het is van belang om Europees-brede afspraken te maken en deze afspraken moeten gericht zijn op onderzoek, ontwikkeling, innovatie en de toepassing van nieuwe technologieën (VNO-NCW, 2014).

Frame: Een transitie maakt Nederland onafhankelijker en biedt enorme kansen voor het bedrijfsleven. Daarnaast is het beperken van de CO2-uitstoot en het verlagen van de milieulasten

absolute noodzaak. VNO-NCW ziet haar eigen belangengroep als hoofdrolspeler in de transitie want alleen de kennis en innovatie uit het bedrijfsleven in combinatie met onderzoek en ontwikkeling kan deze inzetten. De overheid moet juist deze sector stimuleren omdat zij niet zelf in staat is de transitie te verwezenlijken. De markt lost het zelf op en moet dus ook de vrije hand hierin krijgen.

(35)

Metaforen: schadelijke broeikasgassen; innovatiekracht van het bedrijfsleven; de vrije hand; politiek onmachtig;

Verhaallijn: Het bedrijfsleven zal verduurzamen omdat dit kosten bespaart en om de consument te winnen. Wanneer de overheid deze sector meer stimuleert en tegelijkertijd de markt de vrije hand geeft, zal het bedrijfsleven vanzelf de transitie veroorzaken. Ondertussen zal Europese samenwerking leiden tot een spreiding van afhankelijkheid, het opzetten van een interne Europese energiemarkt en de transitie zelf. Hier zijn Europees-brede afspraken voor nodig.

4.2.2 Aedes

De branchevereniging voor Nederlandse woningcorporaties staat onder Rijkstoezicht en kan dus niet geheel zelfstandig opereren. Wel stelt Aedes hoge eisen aan het lidmaatschap en tracht zo een bepaalde vorm van zelfregulering in stand te houden. Via de website verschaft Aedes informatie over onderwerpen die van belang zijn voor woningcorporaties. Dit betreft nieuwe wet- en regelgeving, praktische informatie of het geven van voorbeeldprojecten die interessant voor andere leden kunnen zijn. Zodoende fungeert Aedes voornamelijk als een platform naar haar leden toe en als een lobbyorganisatie binnen de politiek.

Uit de analyses van andere actoren komt naar voren dat velen inzetten op energiebesparing binnen de bouw. In dat opzicht zou Aedes dus een zeer belangrijke rol spelen in een energietransitie. Echter, hoewel Aedes het Energieakkoord heeft getekend, zijn relatief weinig standpunten en artikelen op de website op energie en milieu gericht. Het overgrote deel van de publicaties rondom energie beslaat aanbevelingen voor corporaties die niet per se een eigen statement maken. Toch behoren de leden van Aedes de Nederlandse wet- en regelgeving te volgen, waardoor zij niet achter kunnen blijven.

Het grote voordeel van energiezuinig renoveren of bouwen zijn de lagere energielasten voor bewoners (Aedes, 2013, 18 september). Maar ook door nu te investeren krijgen we later geen natte voeten. Hiermee refereert Aedes aan de zeespiegelstijging ten gevolge van klimaatverandering. Zo kunnen we blijven genieten. Daarbij dragen investeringen in energiebesparingen en duurzaamheid bij aan een beter milieu, een gezond binnenklimaat, lagere woonlasten en meer comfort voor huurders en leiden tot waardeontwikkeling van woningen (Aedes, z.j.).

Ondanks een beperkte toelichting van Aedes’ motivatie voor het inzetten op een energietransitie, is zij wel actief bezig met het sluiten van afspraken en het stimuleren van energiebesparing. Zo gaat zij in de komende twee jaar indicatieve energielabels aan alle woningen hangen om de bewoners bewuster te maken (Aedes, 2013, 6 september). Daarnaast werd in 2012 het Convenant Energiebesparing Corporatiesector en het Lenteakkoord Energiezuinige Nieuwbouw getekend zodat alle corporatiewoningen eind 2020 gemiddeld een energielabel B hebben, en stelde zij de Sociale Huursector Audit en Evaluatie van Resultaten Energiebesparing (SHAERE) op. Hierin houdt Aedes de energieprestatiegegevens van ruim 1,8 miljoen sociale huurwoningen bij. Ze informeren over manieren waarop je kan besparen en adviseren corporaties hoe ze duurzame ontwikkelingen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bovendien zal de biomassa welke uit de bossen zal komen, wellicht nog steeds op de klassieke wijze vermarkt worden zonder sterke sturing vanuit het beleid op afzet en verwerking

Alle nodige energie die niet via hernieuwbare bronnen in het land opgewekt kan worden, wordt vandaag de dag nog altijd geïmporteerd uit het buitenland.. 2

De regering Rajoy II (2016- 2018) werd opgevolgd door de regering Sánchez I, subsidies kwamen terug, de productie van hernieuwbare energie werd niet meer belast en er

eigendom of financiële participatie zonder eigendom. Met name vanuit de ‘ontwikkelkant’ zien we deze bredere blik terug. De meeste respondenten geven daarbij ook aan op koers te

De heer Koerhuis heeft een motie ingediend waarvan ik denk dat zijn bedoeling is om huiseigenaren te helpen, om ze niet te verplichten tot het nemen van hernieuwbare-energiemaat-

Samen met individuele inwoners, inwonersinitiatieven, belangenorganisaties (bijvoorbeeld het GBOT), maatschappelijke organisaties en experts willen we verder invulling

September Oktober November December Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober. Besluit- vorming

Door haar groot vulkanisch potentieel, wordt er door specialisten geopperd dat deze vorm van energie tegen 2025 25% van de Chileense hernieuwbare energie zou kunnen verschaffen..