• No results found

Aan dit deelonderzoek naar de ketensamenwerking, uitgevoerd op verzoek van de gemeente Tilburg, lagen drie vragen ten grondslag die we hier achtereenvolgens behandelen.

Op de eerste vraag wat de ervaringen zijn van de betrokken uitvoeringspartijen met de ontwikkelde aanpak voor huiselijk geweld, kunnen we vaststellen dat die in het algemeen zeer positief zijn. Dit geldt zowel voor de samenwerking bij reguliere huiselijk geweld-zaken als in huiselijk geweld-zaken waar een huisverbod wordt opgelegd. De belangrijkste succespunten die naar voren komen verwijzen zowel naar de inzet en werkwijze van het SHG, als naar de WTH als dwingend wettelijk kader.

De WTH wordt door alle betrokkenen aangewezen als de motor die heeft aangezet om zich enerzijds serieus te buigen over de ketensamenwerking en anderzijds om met meer prioriteit te investeren in de aanpak van huiselijk geweld binnen de eigen instelling.

Het SHG oogst bij alle betrokken partners lof voor haar stimulerende inzet en expertise. Hun werk heeft een aanjagende rol gespeeld in het ontwikkelen van een professionele ketensamenwerking. Het dagelijkse intakeoverleg binnen het Zorg- en Veiligheidshuis speelt daarin een belangrijke rol als startpunt van de samenwerking. De huisvesting in het ZVT en de ondersteuning door het Bedrijfsbureau zijn praktisch gezien belangrijke voorwaarden voor het soepel functioneren van het overleg. In grote lijnen berust het overleg op duidelijke afspraken (hoewel ook wensen voor verbetering zijn genoemd).

De betrokken partners hebben zonder uitzondering lof voor de daadkracht en expertise waarmee het SHG de aanpak van huiselijk geweld heeft ontwikkeld en geïntensiveerd over de afgelopen jaren. Die heeft in het bijzonder op de politie en gemeente een motiverende uitwerking gehad om de problematiek van huiselijk geweld zowel beleidsmatig als in de uitvoering (bij politie) met meer prioriteit en meer deskundigheid te verankeren. Het SHG benadrukt het belang van de positieve wisselwerking tussen SHG en politie en onderstreept het belang van de bereidheid van de politie om veranderingen in de aanpak van huiselijk geweld door te voeren. Vanuit de hulpverlening is daarnaast unaniem waardering voor het coördinerende en sturende werk van het SHG, waardoor de ketensamenwerking in de dagelijkse praktijk mogelijk is. Op uiteenlopende concrete punten wordt de meerwaarde van de ketensamenwerking benoemd. Het heeft geleid tot meer professionalisering en standaardisering van de aanpak van huiselijk geweld in Tilburg, zeker bij het huisverbod (middels werkprotocols, heldere afspraken neergelegd in samenwerkingsconvenant). Ook heeft het geleid tot meer efficiëntie en synergie in de samenwerking (hoewel soms nog dubbel werk voorkomt). Ook de realisering van een meer-sporen systeemgerichte aanpak komt dichterbij.

In de aanpak van zaken met en zonder huisverbod springt een verschil in het oog. Waar in de huisverbod-zaken het tempo hoog ligt omdat de WTH dat voorschrijft, is dat minder het geval bij de reguliere huiselijk geweld-zaken. In de praktijk wordt binnen de ketensamenwerking aan huisverbod zaken voorrang gegeven en dat kan ten koste gaan van een tijdige hulpverlening in ernstige huiselijk geweld-zaken zonder huisverbod.

Het antwoord op de tweede vraag naar de effectiviteit, meer in het bijzonder de preventieve

werking van de interventies bij huiselijk geweld, wisselt al naar gelang het over het effect op de

korte of middel tot lange termijn gaat.

De ondervraagden zijn unaniem enthousiast over het korte termijn effect: het geweld stopt vrijwel altijd, omdat partijen uit elkaar worden gehaald (zeker bij een huisverbod; bij reguliere interventies is dat korte-termijneffect minder duidelijk). De huisverbodmaatregel geeft een eenduidig signaal dat huiselijk geweld onacceptabel is. Op de pleger rust de plicht om uit huis te vertrekken en tien dagen geen contact op te nemen met de achterblijvers. Soms stuit men in de uitvoering op motivatieproblemen bij de uithuisgeplaatsten, die de maatregel noch de hulp accepteren. In een enkel geval verzetten slachtoffers zich tegen de interventie. Over het algemeen werken cliënten echter mee.

Over het preventieve effect van het huisverbod of de interventie op de langere termijn zijn alle ondervraagden terughoudend. Gematigd optimisme overheerst. Iedereen benadrukt dat die vraag nog niet is te beantwoorden, omdat op dit moment de benodigde gegevens ontbreken over recidive (en of het huisverbod die meer terugdringt dan een reguliere interventie). De periode is ook nog relatief kort om een langerdurend preventief effect vast te kunnen stellen. Toch zijn de

meeste ondervraagden optimistisch over het effect van de interventie, zeker bij het huisverbod. Dat optimisme lijkt vooral gebaseerd op het enthousiasme over de efficiëntie in de ketensamenwerking en de samenhang en afstemming in de aanpak. Daarnaast wordt gesignaleerd dat het vooral de vrouwen helpt om de stap naar een scheiding te zetten. Het is echter nog niet te zeggen of die verhoogde efficiëntie in de aanpak ook het gewenste effect bij de plegers zal hebben.

De derde vraag betreft welke verbeteringen gewenst zijn in de ketensamenwerking en tot welk effect die kunnen leiden. Op diverse onderdelen kwamen verbeterpunten naar voren. We noemen hier de belangrijkste:

Professionalisering en deskundigheidsbevordering bij politie: de kwaliteit van de inzet van

de bolide wisselt nog sterk binnen en tussen korpsen, afhankelijk van het niveau van expertise en persoonlijke voorkeuren bij agenten. Deskundigheidsbevordering (training) zal leiden tot professionalisering en uniformering in de aanpak. Dit zal ook het optreden van regionale verschillen terugdringen.

Privacybescherming bij uitwisseling van cliëntinformatie: in de samenwerking blijken

afspraken over het uitwisselen van cliëntinformatie zonder de privacy te schenden niet eenduidig te worden begrepen. Dit leidt tot dilemma’s waarin belangen over privacybescherming en veiligheid tegenover elkaar komen te staan. Heldere afspraken zullen bijdragen aan een meer efficiënte uitwisseling en aanpak.

Beschikbare middelen en prioritering: de groeiende aantallen meldingen huiselijk geweld

en opgelegde huisverboden zetten de beschikbare capaciteit bij politie en hulpverlening onder druk. Om de kwaliteit en capaciteit van de interventies te waarborgen lijkt investering van extra middelen noodzakelijk. Het effect van die investering is primair het veilig stellen van benodigde hulp. Dit zal echter ook op termijn bijdragen aan (secundaire of tertiaire) preventie van herhaling van geweld en dus tot minder aanmeldingen bij politie en hulpverlening. De kosten gaan voor de baat uit.

Regie in de aansturing en autonomie van ketenpartners: inherent aan de

ketensamenwerking, waarin onafhankelijke instellingen onder aansturing van een collega-instelling lateraal samenwerken, is het spanningsveld tussen aansturing (uitvoerend meewerken) en onafhankelijkheid (zelfstandig beslissend). Bindende afspraken over totstandkoming van behandeltrajecten en wie welke verantwoordelijkheden draagt zullen de efficiëntie en mogelijk ook de effectiviteit in de samenwerking verhogen.

Integratie van verschillende trajecten in de aanpak: veel expertise is lokaal ontwikkeld (of

is in ontwikkeling) op het terrein van interventies ter bescherming van het kind, het terrein van daderbehandeling en programma’s/trainingen voor ‘vechtparen’. De integratie en onderlinge verbinding daarvan staat nog in de kinderschoenen. Een verbeterde integratie zal de effectiviteit van een systeemgerichte aanpak kunnen verbeteren. Voorwaarde is wel dat er voldoende aandacht is voor de ongelijkheden tussen mannen, kinderen en vrouwen en de verschillen in kwetsbaarheid die dat met zich meebrengt.

Monitoring en terugkoppeling: het gebrek aan betrouwbare registratiegegevens tot nog

toe over het verloop (verwijzingen) en de uitkomst van de ketensamenwerking en de gepleegde interventies is een groot manco. Daarmee ontbreek betrouwbare kennis over de effectiviteit en het belemmert adequate monitoring. Het sinds medio 2011 in ontwikkeling genomen registratiesysteem bij het SHG zal naar verwachting het instrument leveren om essentiële vragen over instroom, doorverwijzing, verloop en effectiviteit betrouwbaar te beantwoorden.

9 Samenvatting en conclusies

9.1 Achtergrond en uitgangspunten van het onderzoek