• No results found

Het voorliggende onderzoek is gericht op het inzichtelijk maken van de werking van de WTH in de praktijk, in de regio Midden- en West-Brabant, zowel vanuit het perspectief van de politie, van de betrokken hulpverlenings instellingen als vanuit de slachtoffers. Daarmee zijn verschillende beleidsrelevante onderzoeksvragen bijeen gebracht voor de provincie Noord-Brabant en voor de gemeente Tilburg.

Het doel van dit onderzoek is tweeledig: Ten eerste is het van belang om vanuit de instellingen bezien inzichtelijk te maken wat hun ervaringen zijn met de ketensamenwerking en hun

inschatting van de effectiviteit. Dit deel van het onderzoek is ten behoeve van de gemeente Tilburg uitgevoerd en is daarom toegespitst op de ketensamenwerking in de gemeente Tilburg. Ten tweede wil het onderzoek specifiek inzicht geven in de werking van de WTH vanuit de slachtoffers bezien.

De tweede doelstelling is richtinggevend geweest in de opzet van het onderzoek en neemt het grootste deel in beslag. Het ‘Tilburgse’ deel over de ketensamenwerking is later ingevoegd. De overkoepelende vraagstelling luidt:

Draagt de uitvoering van de WTH bij aan de bescherming van slachtoffers van intiem partner geweld en aan de versterking van hun weerbaarheid? Meer specifiek: leidt de uitvoering van de WTH onbedoeld tot een selectie in toegang tot

ondersteuning ten nadele van de groep slachtoffers bij wie geen huisverbod is opgelegd?

De algemene onderzoeksvraag valt uiteen in drie deelvraagstellingen:

1. Is sprake van een consistente uitvoering van het huisverbod in de regio’s Midden – en West-Brabant?

a. Omvang: Hoe vaak worden huisverboden opgelegd in beide regio’s? (Hoofdstuk 3.1)

b. Aard: In hoeverre verschillen de opgelegde huisverboden in beide regio’s in de belangrijkste uitvoeringskarakteristieken? (Hoofdstuk 3.2)

2. Wat zijn de ervaringen van slachtoffers van huiselijk geweld die een beroep doen

op de politie en al dan niet met een huisverbodmaatregel te maken krijgen?

a. Verschillen de groepen die politiehulp inroepen en die resp. wel en geen huisverbod krijgen in aard en ernst van het ervaren geweld? (Hoofdstuk 4) b. Sluit de geboden politiehulp aan op de verwachtingen en de behoeften van

(beide groepen) slachtoffers en wat is het effect? (Hoofdstuk 5)

c. Sluit de geboden hulpverlening aan bij de behoeften van (beide groepen) slachtoffers? (Hoofdstuk 6)

d. Draagt de geboden interventie (met of zonder uithuisplaatsing) bij aan het

stoppen van het geweld en aan de versterking van weerbaarheid van slachtoffers? (Hoofdstuk 7)

3. Effectiviteit ketensamenwerking op lokaal niveau:

a. Wat zijn de ervaringen van de betrokken uitvoeringspartijen met de ontwikkelde aanpak voor huiselijk geweld en het toepassen van het huisverbod in de

gemeente Tilburg? (Hoofdstuk 8.2)

b. In hoeverre hebben de interventies volgens de ketenpartners bijgedragen aan het beoogde resultaat (het voorkomen van escalatie van huiselijk geweld en het vroegtijdig stoppen van huiselijk geweld)? (Hoofdstuk 8.3)

c. Op welke onderdelen zijn verbeteringen gewenst en tot welk effect zullen deze naar verwachting leiden? (Hoofdstuk 8.4)

Methode

De drie deelvraagstellingen corresponderen met drie onderscheiden trajecten in de dataverzameling. Voor details verwijzen we naar hoofdstuk 2.

De eerste onderzoeksvraag over regionale consistentie of verschillen in de uitvoering is primair gebaseerd op analyse van registratiegegevens, afkomstig van de politie en het SHG.

De tweede onderzoeksvraag over de ervaringen van slachtoffers met verschillende interventies (huisverbod en regulier) is door middel van face-to-face interviews gedaan. Dit slachtofferdeel van het onderzoek is uitgevoerd onder een (selecte) steekproef van 27 vrouwen, geworven in Tilburg en Breda. De respondenten zijn in beide steden geworven via de SHG’s en/of de vrouwenopvang.

Belangrijkste selectiecriteria voor de werving van respondenten:

Het huisverbod of de politie-interventie vond plaats tussen januari 2009 en november 2010 (daarmee was tenminste drie maanden verstreken tussen de interventie en het interview);

Er was sprake van partnergeweld van man (uithuisgeplaatste) tegen vrouw (achterblijver); De achterblijver heeft de hulp aanvaard;

Niet huisverbod: de zaak is via het casusoverleg (de politie) ook bij de hulpverlening terecht gekomen (en is dus vrij ernstig) en is door de behandelend casemanager als risicovol beschouwd;

Niet huisverbod: Ten tijde van de hulpverlening woonden de (ex)partners samen. Uitgesloten van deelname waren in beide groepen zaken waarin de pleger meer dan drie dagen in detentie had gezeten of naar aanleiding van het incident was opgenomen op een

psychiatrische afdeling (te ernstig vergeleken met de gemiddelde huiselijk geweld zaak). Binnen de huisverbod-groep zijn zaken uitgesloten waar het huisverbod was ingetrokken (minder ernstig dan gemiddeld) of was verlengd (zeer ernstig).

Op deze manier is ernaar gestreefd een steekproef samen te stellen van de meest voorkomende zaken waar politie en hulpverlening mee te maken krijgen, zowel binnen de huisverbod-groep als in de groep zonder huisverbod. In beide groepen is ernstig huiselijk geweld voorgevallen en woont een groot deel van de respondenten nog samen met de partner (met het oog op

onderzoek naar systemische aanpak in de hulpverlening). Door de drie-maanden termijn tussen incident en interview is verondersteld dat de hectiek van de eerste weken na het incident voldoende was geluwd, om respondenten met enige distantie op het gebeurde terug te doen blikken tijdens het interview.

De werving van respondenten bleek een buitengewoon arbeidsintensief proces met een relatief lage opbrengst. Het streven was om 40 interviews af te nemen, 20 in elke plaats en binnen elke plaats 10 vrouwen met ervaring met een huisverbod en 10 zonder. In eerste instantie is met hulp van medewerkers van het SHG een lijst van 201 namen van vrouwen met recente zaken

geselecteerd die voldeden aan de selectiecriteria. Daarvan bleken 31 vrouwen telefonisch noch schriftelijk bereikbaar (contactgegevens bleken inmiddels veranderd). De resterende 170

personen hebben een uitnodigingsbrief gekregen voor het onderzoek. Na een eerste mondelinge contact (n.a.v. de brief) via de hulpverlener om belangstelling te polsen, waren 100 vrouwen bereid telefonisch door de onderzoekers te worden benaderd. Daarvan weigerden 50 vrouwen vervolgens deel te nemen en waren 10 de Nederlandse taal onvoldoende machtig. Van de resterende 40 vrouwen die aanvankelijk bereid waren tot deelname, trokken 12 zich in tweede instantie terug (bleken onbereikbaar voor het maken van de afspraak, of waren niet thuis ten tijde van de afspraak en reageerden niet meer op vervolgpogingen tot contact). In totaal zijn 28 vrouwen geïnterviewd. Eén interview bleek achteraf onbruikbaar tengevolge van teveel interne inconsistenties.

De ervaringen bij het werven van respondenten zijn kenmerkend voor de ernst van het probleem en zijn gevolgen. Het leven van een groot deel van de slachtoffers van huiselijk geweld is

getekend door instabiliteit in allerlei opzichten: de geweldproblemen in de relatie trekken een wissel op o.a. de huisvesting, het werk en de financiën.

Van de 27 bruikbare interviews zijn er 15 interviews met achterblijvers na een huisverbod (resp. 9 uit Breda en 6 uit Tilburg) en 12 met vrouwen bij wie de politie ter plaatste is geweest na een melding van ernstig huiselijk geweld en bij wie geen huisverbod is opgelegd (9 in Breda in 3 in

Tilburg). Door de kleinere omvang van de steekproef en de lagere respons in Tilburg dan in Breda, hebben we de vergelijking tussen Tilburg en Breda in de analyse van de slachtofferstudie los moeten laten. Het bleek eveneens moeilijk om in de niet-huisverbod groep respondenten te vinden die wel ernstig geweld hadden meegemaakt en nog samenwoonden. Uiteindelijk zijn in de niet-huisverbod groep vier respondenten opgenomen die niet meer samenwonen maar wel in verband met aanhoudend met geweld en belaging door de ex-partner een beroep op de politie hebben gedaan. Waar relevant voor de interpretatie van de uitkomsten hebben we dit in de rapportage aangestipt.

Dit slachtofferdeel van het onderzoek is een kwalitatieve studie met als doel het proces van interventies en de betekenis daarvan voor slachtoffers inzichtelijk te maken. De inhoudsanalyse van de interviews, geordend aan de hand van de onderzoeksvragen en thema’s die uit de interviews naar voren kwamen, is gebaseerd op een (verkorte) transcriptie van alle interviews. Voor de derde onderzoeksvraag naar de ketensamenwerking tussen hulpverleners onderling, politie en gemeente zijn twaalf personen geïnterviewd die werkzaam zijn bij de betrokken organisaties en instellingen in Tilburg. Allen zijn direct betrokken bij de uitvoering van het huisverbod en de overige (politie-)interventies bij huiselijk geweld.

9.3 Resultaten