• No results found

Voorbereidende activiteiten

In document Klim in de pen! (pagina 36-40)

2.5 Onderzoek naar het effect van handgeschreven en getypte aantekeningen

3.4.1 Voorbereidende activiteiten

Het onderzoek bestond uit twee fasen met voorafgaand voorbereidende activiteiten. Tijdens deze voorbereidende fase is geïnventariseerd hoeveel studenten er gemiddeld een hoorcollege bijwonen. Een week voorafgaand aan het daadwerkelijke college is een korte mondelinge toelichting gegeven over het onderzoek waarna vervolgens een vragenlijst is afgenomen. Deze vragenlijst bestond uit twee delen: in het eerste deel werd datgene wat mondeling was verteld nogmaals uitgelicht. Naast het doel werd ook verteld wat er van de studenten verwacht werd en dat studenten niet verplicht werden om mee te werken aan het onderzoek.

Na het lezen van de informatie over onderzoek dienden de studenten een drietal vragen te beantwoorden. Er werd gevraagd naar het studentnummer, of de student in het bezit was van een laptop die hij/zij mee kon nemen naar het college een week later en op welke manier hij/zij doorgaans

aantekeningen maakte. Er werd gevraagd naar het bezitten van een laptop, omdat laptops voor het onderzoek niet konden worden geregeld voor het onderzoek. Na deze drie vragen was er ruimte overgelaten waar studenten eventueel bezwaar konden maken tegen het meewerken aan het onderzoek. De volledige vragenlijst van deze inventariserende fase is te vinden in bijlage 1.

In totaal hebben 112 respondenten de vragenlijst ingevuld, waarvan vier studenten niet mee wilden werken aan het onderzoek. Op basis van de ingevulde vragenlijsten zijn de studenten ingedeeld in een van de twee aantekeningencondities. Alle studenten zijn ingedeeld in de conditie van zijn/haar voorkeur: N=53 in de handschriftconditie, N=55 in de typconditie. Dit onderzoek is uitgevoerd in een natuurlijke setting, waardoor de studenten niet verplicht konden worden om aantekeningen te maken op een manier die ze niet gewend waren. De indeling is de dag voor aanvang van het college gepubliceerd op Nestor waardoor alle studenten terug konden vinden in welke aantekeningenconditie ze waren geplaatst.

3.4.2 Fase 1

In de eerste fase is het onderzoek daadwerkelijk uitgevoerd. Voorafgaand aan deze fase zijn de studenten ingedeeld in de handschrift- of typconditie, waardoor ze wisten op welke manier ze aantekeningen dienden te maken tijdens het college.

Om 8.30 uur waren twee onderzoekers aanwezig in de collegezaal om het papier voor de studenten in de handschriftconditie klaar te leggen. In de handschriftconditie heeft het overgrote deel van de respondenten gelinieerd A4-papier gekregen, waardoor alle aantekeningen op hetzelfde formaat zijn gemaakt. Een aantal respondenten (N=18) had bezwaar tegen het maken van aantekeningen op het uitgedeelde papier, omdat ze geen losse papieren wilden en bang waren deze te verliezen. Daarom hebben enkele respondenten in de handschriftconditie aantekeningen gemaakt in hun eigen schrift.

In de typconditie hebben studenten aantekeningen gemaakt op hun eigen laptop. Het maken van aantekeningen op een tablet met een los toetsenbord werd toegestaan, het maken van aantekeningen op een tablet zonder los toetsenbord daarentegen niet. Een laptop en tablet met toetsenbord zijn vergelijkbaar: respondenten dienen fysiek toetsen in te drukken op een toetsenbord, waardoor er letters op het scherm verschijnen (Sears, Revis, Swatski, Crittenden & Shneiderman, 1993). Het maken van aantekeningen op een tablet verschilt, omdat tablets een ‘touchscreen’ hebben. De toetsen worden op een touchscreen niet fysiek ingedrukt zoals op een toetsenbord, maar hoeven slechts te worden aangeraakt om een letter te produceren (Sears et al., 1993). Uit onderzoek blijkt dat typen op een touchscreen langzamer gaat dan typen op een toetsenbord (Sears et al., 1993). Hierdoor is typen op een touchscreen niet vergelijkbaar met typen op een toetsenbord en mede om deze reden is het maken van aantekeningen op een tablet zonder toetsenbord niet toegestaan.

Vijf minuten voorafgaand aan het onderzoek werd gevraagd of iedereen in het bezit was van papier of laptop waarop aantekeningen konden worden gemaakt. Daarbij werd benadrukt dat de studenten op de aantekeningen hun studentnummer dienden te noteren, omdat de aantekeningen na afloop van het hoorcollege ingenomen zouden worden. De studenten wisten dat de aantekeningen zouden worden geanalyseerd voor het onderzoek. Er is gekozen voor het noteren van studentnummers in plaats van namen in verband met de anonimiteit. Het college begon om 9.05 uur en duurde tweemaal drie kwartier, met tussentijds een pauze van tien minuten. Het college eindigde om 10.45 uur.

Na afloop van het college werd aan de studenten die getypte aantekeningen hadden gemaakt, gevraagd of ze hun aantekeningen wilden mailen naar de onderzoeker. De handgeschreven aantekeningen werden door de onderzoeker ingenomen, zodat ze gekopieerd konden worden. Door ze te kopiëren konden de oorspronkelijke aantekeningen worden teruggeven aan de respondenten. De respondenten die in hun eigen schrift aantekeningen hadden gemaakt, hebben na afloop van het college een scan gemaakt en deze gemaild naar de onderzoeker. Op deze manier zijn alle aantekeningen, zowel de handgeschreven als de getypte aantekeningen, ingenomen voor de analyse van het onderzoek. De studenten bleven in het bezit van hun eigen aantekeningen, omdat ze deze wellicht nodig hadden voor de voorbereiding van het werkcollege de volgende dag. De dag na het hoorcolleges vonden er werkcolleges plaats, waarin de informatie uit het hoorcollege nogmaals besproken zou worden. Hiervoor dienden de studenten opdrachten te maken, waarvoor ze hun eigen aantekeningen nodig hadden. Aangezien het onderzoek is uitgevoerd in een natuurlijke setting konden de originele aantekeningen niet ingenomen worden, omdat de studenten deze in de dagen na het hoorcollege nodig zouden kunnen hebben.

Na het innemen en versturen van de aantekeningen werd een vragenlijst uitgedeeld. Hierop noteerden de studenten wederom hun studentnummer en de manier waarop zij aantekeningen hadden gemaakt. Deze vragenlijst bevatte een zestal vragen over de informatie die de afgelopen anderhalf uur door de docent was verteld. Hierbij werd benadrukt dat de studenten bij het invullen van de vragenlijst niet hun aantekeningen mochten gebruiken om de juiste antwoorden op te zoeken. Het afnemen van deze vragenlijst heeft ongeveer tien minuten in beslag genomen. De ingevulde vragenlijsten werden bij het verlaten van de collegezaal ingeleverd bij de onderzoeker. In totaal hebben 96 studenten deze vragenlijst ingevuld.

3.4.3 Fase 2

In de tweede fase, een week na aanvang van het hoorcollege, is de leeropbrengst opnieuw gemeten. Bij deze test mocht het ene deel van de respondenten de eigen aantekeningen bestuderen en de andere helft van de respondenten niet. Het wel of niet bestuderen van de eigen aantekeningen is gerealiseerd door het maken van mapjes, geordend op studentnummer. De respondenten zijn willekeurig ingedeeld

in één van deze twee bestudeercondities. In tegenstelling tot de eerste fase, die uitgevoerd werd meteen na het hoorcollege, is deze fase uitgevoerd in het werkcollege. Hiervoor is gekozen omdat de werkcolleges kleinere groepen zijn van het hoorcollege. In het hoorcollege komen alle studenten die de cursus Pragmatiek volgen samen, terwijl in de werkcolleges 20 à 25 studenten bij elkaar komen. Omdat iedere respondent zijn/haar eigen mapje, gesorteerd op studentnummer, met daarin zijn/haar aantekeningen of een andere tekst moest krijgen, was dit beter te realiseren in een kleinere groep. Om deze reden is de tweede test uitgevoerd in acht werkcolleges, die plaatsvonden op 2 en 3 december 2015, waarvan drie op woensdag en vijf op donderdag.

Tijdens dit tweede testmoment mocht de ene helft van de respondenten zijn/haar eigen aantekeningen vijf minuten bestuderen en kreeg de andere helft van de respondenten een andere tekst om te bestuderen. Deze ‘andere tekst’ bestond uit de eerste vijf bladzijden van het vijfde hoofdstuk uit het boek Taal in actie (Houtkoop & Koole, 2000). Er is gekozen voor een tekst die te maken heeft met de cursus Pragmatiek, zodat het onderwerp toch enigszins gerelateerd was aan de informatie van het hoorcollege. Het thema van deze tekst was echter niet vergelijkbaar met de informatie uit het hoorcollege, waardoor ze de informatie niet konden gebruiken bij het invullen van de vragenlijst.

Nadat de studenten vijf minuten hun eigen aantekeningen of de andere tekst hadden bestudeerd, werden de mapjes ingenomen. Na het innemen van de mapjes werd de vragenlijst uitgedeeld. Hierop noteerden de studenten wederom hun studentnummer, de manier waarop zij vorige week aantekeningen hadden gemaakt en welke tekst er in hun mapje zat. Vervolgens kregen de respondenten een zestal vragen over de informatie uit het hoorcollege van een week eerder. Het afnemen van deze vragenlijst heeft ongeveer tien minuten in beslag genomen. De ingevulde vragenlijsten werden bij de onderzoeker ingeleverd. In totaal hebben 92 respondenten deze vragenlijst ingevuld.

3.5 De leeropbrengst

In het huidige onderzoek is onderzocht welke manier van noteren, handgeschreven of getypt, de meest effectieve manier is met betrekking tot de leeropbrengst. Hiervoor is onderscheid gemaakt tussen het moment van testen: het eerste moment was meteen na afloop van het college en het tweede moment was een week na aanvang van het college. Op beide momenten is de leeropbrengst aan de hand van een vragenlijst getest: vragenlijst 1 meteen na afloop van het college (zie bijlage 2a) en vragenlijst 2 een week na aanvang van het college (zie bijlage 3a).

Voordat deze vragenlijsten gemaakt konden worden, is er een gesprek gevoerd met de docent die het hoorcollege zou verzorgen. Dit gesprek had als hoofddoel de informatie uit het desbetreffende college te bespreken. De studenten dienden voorafgaand aan het hoorcollege twee teksten te lezen die de basis vormden voor de informatie uit het hoorcollege. In dit onderzoek lag de nadruk echter op de informatie die tijdens het hoorcollege verteld zou worden door de docent en niet zozeer op de

informatie uit de teksten. Op basis van het gesprek met de docent werd duidelijk welke informatie verteld zou worden en op basis hiervan kon een vragenlijst worden opgesteld. De vragenlijst bevatte vragen die zoveel mogelijk gericht waren op de gesproken informatie uit het hoorcollege en zo weinig mogelijk op de informatie uit de gelezen teksten. De uitgewerkte vragenlijst is ter controle voorgelegd aan de docent. Op deze manier wist docent welke informatie in ieder geval aan bod moest komen tijdens het college en op deze manier kon de onderzoeker eventueel daar waar nodig nog enkele aspecten aanpassen op verzoek van de docent.

In document Klim in de pen! (pagina 36-40)