• No results found

In de vorige twee hoofdstukken is de systematiek van gilir ganti en zijn de sociale en juridische aspecten van de toerbeurtrijstbouw beschreven. In dit hoofdstuk komt de vraag aan de orde welke samenhang er in Hiang en Kerinci bestaat tussen de toerbeurtrijstbouw aan de ene kant en voedselzekerheid en sociale zekerheid aan de andere kant. De mogelijkheid van gezinnen om zoveel mogelijk voedsel zelf te produceren of de mogelijkheid om zoveel geld te verdienen dat er altijd voedsel kan worden gekocht is in de agrarische economie van Kerinci de afgelopen eeuw een belangrijke voorwaarde gebleken voor een duurzaam plattelandsbestaan. Voedselzekerheid op het niveau van individuele gezinnen is ook een van de redenen waarom boeren in Kerinci de gemengde bedrijfsvoering, het sawah/ladang/kebun systeem, steeds trachten te realiseren en naar eigen inzicht en mogelijkheden proberen te optimaliseren. Doordat rijst in Kerinci het belangrijkste voedselgraan is wordt de huishoudelijke voedselvoorziening voor een groot deel bepaald door de mogelijkheid van rijstbouw op voldoende rijstvelden. Niet alleen in meer op de rijstbouw gespecialiseerde dorpen zoals Hiang of Pondok Tinggi (Watson 1992) in de centrale vallei, maar ook in alle op de teelten van boomgewassen gespecialiseerde dorpen in Kerinci (Belsky 1991, Aumeeruddy et al. 1992, Burgers 2004). De economische strategie van boeren in Kerinci is altijd gericht op het zoveel mogelijk veilig stellen van de eigen voedsellandbouw binnen de hele waaier van commerciële en niet-commerciële teelten. Hierin is de productie van rijst de basisvoorziening. Zoals we gezien hebben zijn er in Hiang en Kerinci verschillende manieren om voor eigen gezin rijst te produceren: het individuele bezit van een rijstveld geeft een permanente en exclusieve toegang tot de productie van rijst, het individuele bezit van een toerbeurt (giliran) van rijstproductie geeft eens in de zoveel jaar een exclusieve toegang tot de productie van rijst en deelbouw, pacht en loonarbeid geven steeds een tijdelijke toegang tot rijstteelt. Het knooppunt van toegang tot de rijstbouw in Kerinci wordt echter gevormd door het gezamenlijke erfgoed met zijn toerbeurtrijstbouw. Gilir ganti biedt onderdak aan alle grondgebruiksrechten in de rijstbouw en deelname aan gilir ganti is praktijk voor de meeste gezinnen in Kerinci.

Maar wat is nu de betekenis van gilir ganti voor de voedselzekerheid, voor de individuele bestaansverwerving en voor de sociale zekerheid van boeren in Kerinci? Op

170

deze vragen probeer ik in dit hoofdstuk een antwoord te vinden. Want hoewel een toerbeurt van rijstproductie voor de meeste gezinnen in Kerinci een kostbaar bezit is, lijkt een giliran op het eerste gezicht juist weinig te maken te hebben met voedselzekerheid. Want, hoe kun je voedselzekerheid ontlenen aan een toerbeurt die maar eens in de zoveel jaar beschikbaar komt? Daarnaast lijkt de koop van een toerbeurt in termen van voedselzekerheid wel winst op te leveren voor de een, maar ook uitsluiting en verlies voor de ander. Hoe valt dit te rijmen vanuit een perspectief van sociale zekerheid? Een andere vraag is welk effect de toerbeurtrijstbouw als operationeel handelingspatroon van het gezamenlijke erfgoed in het algemeen heeft op sociaal-economische differentiatie in Kerinci? Hier wordt de stelling verdedigd dat de toerbeurtrijstbouw in Kerinci het proces van opeenhoping van rijstland in particuliere handen afremt en dat door de instandhouding van het complex van gilir ganti het grootste deel van de boerengezinnen in Kerinci relatief gemakkelijk toegang blijft houden tot de rijstbouw. Het gevolg hiervan is dat de mogelijkheid van voedselzekerheid binnen handbereik van de meeste boerengezinnen in Kerinci blijft.

Voedselzekerheid

Door de integratie in de nationale staat en de wareneconomie is de prioriteit van gezinnen in Kerinci in de afgelopen eeuw in toenemende mate verlegd van voedselzekerheid naar inkomenszekerheid. Door de deelname aan de wereld van geld en goederen is geld verdienen en rijkdom vergaren het belangrijkste materiële doel in Kerinci. Geld en vermogens in roerend en in onroerend goed vormen de beste levensverzekering en de beste hulpbron om status en macht te verwerven en om een beter leven te leiden. Ondanks de focus op geld verdienen, is Kerinci een plattelandssamenleving waarin ook veel gebeurt zonder dat daar een rupiah aan te pas komt. Voor het levensonderhoud van hun eigen gezin zijn boeren immers niet per definitie aangewezen op de winkel of de markt, omdat tenminste een deel van het benodigde voedsel vaak zelf kan worden verbouwd. Dit gebeurt in Kerinci volop. Niet omdat de boeren in Kerinci hun bedrijfsvoering inrichten op zelfvoorziening, maar omdat zij de bedrijfsvoering uit het oogpunt van risicospreiding zoveel mogelijk baseren op een mix van teelten van voedselgewassen en niet-eetbare handelsgewassen. Handelsgewassen zoals kaneel, koffie en vruchtbomen genereren inkomens op langere termijn en eenjarige voedselgewassen zoals rijst, aardappelen, groenten, pepers en aardnoten leveren seizoensinkomens op. Daarnaast hebben voedselgewassen het voordeel dat je ze ook kunt opeten. Maar ook de productie van voedselgewassen in Hiang en Kerinci kost geld. Want hoewel voedselproductie relatief goedkoop kan zijn, is deze zeker niet gratis. Ook als de eigen arbeidskosten niet worden verrekend (`zelfexploitatie’), dan nog moet uit het rijtje van gewasbeschermingsmiddelen, zaaigoed, kunstmest en loonarbeid - behalve bij bagi dua deelbouw – tenminste altijd wel een deel worden gekocht. Doordat de agrarische productie verweven is met geld zijn voedselzekerheid en inkomenszekerheid in Kerinci ook met elkaar verbonden. Daarnaast brengt het welvaartsniveau in Kerinci kosten met zich mee die hard drukken op het gezinsbudget en daardoor indirect van invloed zijn op de voedselzekerheid van gezinnen. Kleding, medische zorg, schoolbenodigdheden, maar ook bijvoorbeeld de deelname aan feesten van verwanten, buren en vrienden zijn voorbeelden hiervan. Hoewel deze kosten strikt genomen niet altijd noodzakelijk zijn voor het eerste levensonderhoud, zijn ze voor de levensvreugde onontbeerlijk en als lange termijn investering noodzakelijk om niet uitgesloten te worden van een bepaald welvaartsniveau en geambieerde leefstijl in de familie, de buurt of sociale klasse. Om in deze uitgaven te voorzien proberen de boeren van Kerinci aan de ene kant om via de teelt van commerciële gewassen, zonodig aangevuld met kleinhandel, loonarbeid en ambachtelijke productie, aan zoveel mogelijk geld te komen. Ten einde kosten te besparen worden aan de andere kant en tegelijkertijd echter zoveel mogelijk domeinen van levensonderhoud en samenleven buiten de markt om en met inzet van eigen middelen geproduceerd en verwezenlijkt. De productie van het basisvoedsel vormt een speerpunt in deze strategie en dit is de reden waarom

171

gezinnen in Kerinci altijd streven naar een zo’n hoog mogelijk niveau van rijstzelfvoorziening (Belsky 1991:127, Burgers 2004:82,89).

Voor een juiste interpretatie van de begrippen voedselzekerheid en rijstzelfvoorziening dient allereerst de aandacht te worden gevestigd op de betekenis van rijst als het belangrijkste voedselgraan in de samenleving van Kerinci. Want anders dan in stedelijke omgevingen heeft het begrip primair voedselgraan in Kerinci nog een overwegend rurale en pré moderne betekenis. In de eerste plaats omdat de bewoners van Kerinci zich voornamelijk voeden met rijst. Meer concreet: in Kerinci eten de mensen als het enigszins kan het liefst drie maal daags grote porties gekookte rijst, op smaak gemaakt met saus (gulai) of andere bijgerechten. Ter vervanging van (gekookte) rijst worden in Kerinci ook knolgewassen, voornamelijk ubi, gegeten en tussendoor ook wel industrieel vervaardigde kant-en-klaar snacks zoals bami-soep.88 Voor de bewoners van Kerinci is

gekookte rijst zelfs zo nadrukkelijk verbonden met eten dat een maaltijd zonder rijst eigenlijk geen maaltijd is. Rijst is in Kerinci echter meer dan alleen maar voedsel. Rijst is ook een sociale hulpbron in het intermenselijke verkeer. Door de hoge gebruiks-, ruil- en bewaarwaarde volgt rijst een minder onbevangen patroon van uitwisseling dan andere voedselgewassen. Tussen buren, vrienden en verwanten in Hiang is het bijvoorbeeld gebruikelijk om gerechten te delen en vooral ook vruchten te geven in een soort vrije stijl van wederkerige uitwisseling. De bedoeling van deze uitwisselingen is het sociale verkeer aangenaam op gang te houden en om een voorwendsel te hebben om weer eens een praatje te maken. Bij vruchten doet het er hierbij vaak geeneens toe wiens vruchten door wie worden uitgedeeld. De transfer van rijst volgt een veel meer gereguleerd patroon. Rijst wordt verstrekt op basis van strikte wederkerigheid, wordt gekocht of is een charitatieve gift. Deze calculerende stijl van rijstdistributie vinden we in gematigde vorm ook tussen nabije verwanten. Het gebruik van langdurige inwoning van een jong gezin bij de ouders van de bruid leidt bijvoorbeeld wel tot het delen van hulpbronnen en tot een uitwisseling van grond en arbeid, maar niet tot het delen van de rijstvoorraad. Doordat inwoning, ondanks de feitelijke samenwoning onder één dak, is gericht op de sociale en economische verzelfstandiging van de nieuwe sociale eenheid, dienen inwonende gezinnen in de opvatting van de bewoners van Hiang zo snel mogelijk te voorzien in de eigen rijstbehoefte. Het is in Kerinci hierdoor wel vanzelfsprekend om jonge gezinnen met geld en grond op weg te helpen om zelf voldoende rijst te kunnen produceren, maar het is zeker niet vanzelfsprekend dat door verwantschap verbonden gezinnen rijst- voorraad van elkaar met elkaar delen. Het culturele adagium is dat ieder gezin, in- of uitwonend, zelf zijn rijst produceert en dat de distributie van het primaire voedselgraan vooraan in het productieproces door toedeling van middelen plaatsvindt en niet achteraf door de (re)distributie van oogstvoorraden. Dat verwanten elkaar bijstaan wanneer voedselnood dreigt moet in dit licht worden gezien als een tijdelijke maatregel en als de uitzondering die de regel bevestigt dat ieder `gewoon’ gezin voor zijn eigen voedsel dient te zorgen. Alleen voor minderbegaafden en gehandicapten wordt hierop een uitzondering gemaakt, maar die voeren in de regel ook geen eigen huishouding. Behalve in de vorm van de Islamitische aalmoes aan het einde van de vastenmaand, de zakat fitrah, zijn ook rijstgiften tussen rijke en arme dorpelingen in Hiang geenszins vanzelfsprekend en altijd incidenteel van karakter zijn. Deze giften druisen namelijk in tegen het in de samenleving van Kerinci sterk ontwikkelde ideologische uitgangspunt dat gezinnen zelf dienen te boeren en dat de distributie van voedsel dient plaats te vinden door sawah te distribueren en niet door rijst te verdelen. In Hiang werd zelfs herhaaldelijk met een zekere felheid - `ik heb hiervoor gewerkt' - gereageerd op mijn vraag of de geoogste rijst mogelijk nog naderhand werd verdeeld. Om die reden zijn de huishoudbudgetten van gezinnen ook bij inwoning zoveel mogelijk van elkaar gescheiden en koken vrouwen in beginsel van hun eigen rijstvoorraad voor hun eigen gezin.

88 Ook de gemengde boomgaarden in Hiang leveren trouwens een niet te onderschatten voortdurende

stroom van secundaire voedselgewassen, variërend van kruiden tot eetbare bladeren en bloemen. Voor een botanische inventarisatie van alle mogelijke voedselgewassen in de kebun campuran van Kerinci, zie: Aumeeruddy (1992: annex 2).

172

Een ander aspect van rijst als primair voedselgraan is dat rijst het enige voedselgewas is dat bij zakelijke transacties in Kerinci wordt geaccepteerd als onderpand of als betaal- middel ter vervanging van geld. De handelsgewassen koffie en kaneel vertegenwoordigen vaak veel grotere vermogens, en kunnen `op stam’ worden verkocht, maar hebben het nadeel dat ze alleen voor agenten in het systeem van de exportlandbouw een verhandelbaar goed vormen. Rijst fungeert op allerlei niveaus in de samenleving van Kerinci als geld. Geld en rijst zijn in de gedachten van de bewoners van Kerinci zelfs zo gemakkelijk converteerbaar dat het bijvoorbeeld voor boeren niet ongebruikelijk is om neveninkomsten of winsten uit te drukken in, kaleng padi, of `blikken rijst'. Ook is rijst in Hiang en Kerinci niet alleen een eetbaar en verhandelbaar goed maar ook een ideologisch basisvoedsel. Naast geld speelt in vrijwel alle rituelen en ceremonies rijst een rol. Bij overgangsrituelen in de levenscyclus zoals bij de naamgeving van een pasgeborene, bij een besnijdenis, of bij een huwelijk, is het bijvoorbeeld niet alleen belangrijk dat er een gezamenlijk feestmaal, kenduri, wordt georganiseerd, maar is het even belangrijk dat de hiervoor benodigde hoeveelheid rijst bijeen wordt gebracht door verwanten en buren. De omvang van deze voorgeschreven rijstgift is niet willekeurig maar in Hiang gestandaardiseerd op twee en een halve kilo ongekookte rijst (beras) per gelegenheid89.

Altijd zijn er hierdoor in Kerinci wel ergens groepjes vrouwen, gekleed in hun mooiste sarung kebaya en met in fleurige doeken gewikkelde schalen rijst op hun hoofd, onderweg om de een of andere feestmaaltijd te bereiden. Ook staan bepaalde perioden van de jaarkalender in het teken van het klaarmaken, eten en uitwisselen van bijzondere rijstgerechten zoals gefermenteerde rijst (tapai) en gekaramelliseerde rijst in bamboekokers: lemang. De sociale dimensie van het voedselgewas rijst komt verder tot uitdrukking in de met de rijstbouw verknoopte gezamenlijke rituelen en werken. Alleen de rijstteelt geeft bijvoorbeeld aanleiding tot gezamenlijke en religieuze dankbedes door verwantengroepen aan het einde van het landbouwseizoen (kenduri tuai), en alleen in de rijstbouw zijn op gezette tijden omvangrijke groepen van verwanten, buren en vrienden tegelijkertijd met elkaar aan het werk. Daarnaast is de rijstbouw de enige teelt die verbonden is met het enige grootschalige, onbetaalde en jaarlijks terugkerende desa- gemeenschappelijke werk (gotong royong): de grote schoonmaak met feest en eten na van de irrigatiekanalen, de navelstrengen van de rijstbouw. Tenslotte is rijst in Kerinci onmisbaar in vrijwel iedere magische en medische handeling van preventieve of curatieve aard.

Rijstzelfvoorziening

Alvorens in te gaan op de bijdrage van de systematiek van toerbeurtrijstbouw aan voedselzekerheid en sociale zekerheid in Kerinci, is het noodzakelijk om een globaal idee te hebben van het niveau en van de spreiding van voedselzekerheid in Hiang en Kerinci. Er zijn twee methodes om het niveau van rijstzelfvoorziening en de verdeling hiervan in kaart te brengen. De eerste methode gaat uit van het sawahbezit en bestaat hieruit dat categorieën van sawahbezit worden gekoppeld aan agronomische standaarden van rijstproductie en biologische en culturele normen van zelfvoorziening. De verwachting is hier dat meer sawahbezit leidt tot een beter niveau van zelfvoorziening. Een minpunt van deze methode is dat hierin pacht, deelbouw en bruikleen van toerbeurten niet worden meegenomen, terwijl het in de lijn van de verwachting ligt dat gezinnen met weinig rijstgrond in individueel bezit of in toerbeurtbezit juist een deel van hun rijstzelfvoorziening proberen veilig te stellen via bruikleen van toerbeurten, deelbouw en pacht. Het is zelfs mogelijk dat een gezin via deelbouw een hoger niveau van rijstzelfvoorziening haalt dan via een klein rijstveld in individueel bezit. De tweede

89 Feestmaaltijden worden in Hiang en Kerinci hoofdzakelijk bereid door gehuwde vrouwen en meisjes.

Mannen en kinderen helpen zijdelings. Voor een doorsnee feestmaal voor 50 tot 100 personen wordt gemiddeld twee dagen achtereen gekookt. Meestal achter het huis onder een provisorisch afdak tegen de regen. Vanwege de grote hoeveelheden wordt speciaal grootkeukengerei gebruikt dat iedere verwantengroep of buurtgroep in gezamenlijk bezit heeft. In de regel nemen vrouwen slechts zijdelings, in een aanpalende ruimte, deel aan de eigenlijke feestmaaltijd, de kenduri. Als tegenprestatie voor hun werk krijgen vrouwen een portie (vlees-)ragout, gulai, mee naar huis.

173

methode gaat uit van de consumptieve vraag naar rijst van individuele gezinnen per jaar en verbindt dit gegeven met de werkelijke hoeveelheid geproduceerde rijst per jaar. De gezinnen worden dan vervolgens gegroepeerd in categorieën met een `tekort’, met `voldoende’ en met een `overschot’ aan rijstproductie voor zelfvoorziening. Bij deze methode is het onbelangrijk of de rijstgrond in individueel bezit is, wordt gepacht of bijvoorbeeld via deelbouw in gebruik is. De vraagzijde, het aantal gezinsleden en de demografische samenstelling van het gezin bepaalt de consumptiebehoefte van het gezin. Het nadeel van deze methode is dat het gemakkelijk een vertekend beeld oplevert van de werkelijke inkomensverhoudingen, omdat een hoge of lage mate van rijstzelfvoorziening nog niets zegt over de relatieve armoede of rijkdom van een gezin. Een gezin dat hoog scoort in rijstzelfvoorziening via arbeid op eigen grond en via deelbouw is bijvoorbeeld niet per definitie een rijk gezin. Andersom kan een gezin dat laag scoort in rijstzelfvoorziening doordat grond wordt verpacht bijvoorbeeld geld genoeg hebben om gemakkelijk alle voor eigen consumptie benodigde rijst te kopen. Doordat rijstzelfvoorziening in Hiang en Kerinci is ingebed in een commerciële landbouweconomie is het ingewikkeld om rijstzelfvoorziening als verschijnsel en strategie los te weken van andere manieren van geld verdienen en manieren om in het levensonderhoud te voorzien. Feitelijk maakt elk gezin steeds een door omstandigheden en mogelijkheden bepaalde financiële en arbeidsorganisatorische afweging tussen de investering in rijstzelfvoorziening en in andere agrarische en niet-agrarische activiteiten. Ook aan de demografische methode kleven daarom bezwaren. Voor beide methodes geldt echter dat deze met inachtneming van de genoemde problemen in grote lijnen wel inzicht bieden in de verdeling van rijstzelfvoorziening.

De demografische methode werd door Belsky (1991) gebruikt in haar onderzoek naar de relatie tussen rijstzelfvoorziening en de aard van de ladanglandbouw in de heuvels van Kerinci. De onderzoeker operationaliseert het begrip rijstzelfvoorziening in Kerinci door het aantal maanden per jaar vast te stellen dat een gezin zichzelf kan voeden met eigen rijst. Via deze omweg wordt het productie-probleem van uiteenlopende oogstop- brengsten op ongelijkwaardige percelen en van verschillende juridische statussen van toegang tot grond (bezitter of deelbouwer) ondervangen en wordt het consumptie- probleem van demografisch verschillend samengestelde huishoudens geneutraliseerd (Belsky:1991:132). Na te hebben vastgesteld hoeveel maanden representatieve huishoudens in Kerinci met hun rijstvoorraad doen onderscheidt de onderzoeker vervolgens de categorieën van lage, midden en hoge niveaus van rijstzelfvoorziening: het lage niveau bestaat uit gezinnen die helemaal geen rijst produceren, het middelste niveau uit gezinnen die een deel van hun rijstconsumptie produceren en het hoge niveau uit gezinnen die alle benodigde rijst of een surplus zelf verbouwen. Door de dorpen Koto Lebuh Tinggi en Sungai Ning met elkaar te vergelijken komt deze onderzoeker echter allereerst tot de conclusie de mogelijkheid of capaciteit van rijstzelfvoorziening per dorp in Kerinci nogal uiteenloopt. Want in het dorp Koto Lebuh Tinggi is het (abstracte) gemid- delde bezit van rijstvelden per huishouden 0,64 hectaren, terwijl dit in Sungai Ning dit slechts 0,22 hectaren is (Belsky 1991:131). In vergelijking tot Sungai Ning beschikken gezinnen in Koto Lebuh Tinggi gemiddeld dus over drie maal zoveel rijstvelden. Volgens Belsky bevestigt dit verschil de indruk dat in Kerinci rijstarealen behoorlijk onevenwichtig over de dorpen zijn verdeeld en in het verlengde hiervan de toegang tot de rijstbouw en rijstzelfvoorziening. Hoewel ik wel haar conclusie deel is het echter de vraag of Belsky de zaak hier niet overdrijft. Want is het niet vanzelfsprekend dat het gemiddelde rijstveld- enbezit in het valleidorp Koto Lebuh Tinggi groter is dan in het heuveldorp Sungai Ning? Door de ligging van het laatste dorp zijn rijstvelden hier immers per definitie schaarser dan op de valleibodem; een reden waarom men in Sungai Ning voor de voedselzelf- voorziening vooral ook is aangewezen op de ladang voedsellandbouw. Om er achter te