• No results found

Kerinci wordt in het Nederlands uitgesproken als: Krintji In oudere geschriften staat Kerinci ook bekend als Korintji of Koerintji De bewoners van Kerinci noemen zich orang Kerinci of in de lokale taal

26

even mogelijk geweest om naar Kerinci te vliegen. Het enige wat daar nu nog van rest is het slapende vliegveldje `Hiang Airport’ bij het dorp Hiang in Kerinci.10

Het mooiste uitzicht over Kerinci biedt de kraterrand van de vulkaan Gunung Kerinci. Vanaf de top van de berg is, met op de verre achtergrond de Indische Oceaan, goed te zien hoe het dal van Kerinci als een diepe kom ligt verzonken tussen de westelijke en oostelijke ketens van de Bukit Barisan. Het eigenlijke dal van Kerinci is 40 kilometer lang, maar tellen we het hoge plateau aan de voet van Gunung Kerinci ook mee dan meet het dal 70 kilometer in de lengte. In breedte varieert het taps toelopende dal van Kerinci van enkele honderden meters in het noorden tot tien kilometer in het zuiden. Op het breedste en diepste punt van het dal in het zuiden ligt Danau Kerinci, het Meer van Kerinci. Het meer heeft een doorsnede van acht kilometer. Omdat de waterscheiding tussen Oost en West Sumatra in de bergketen ten westen van Kerinci ligt stroomt al het water uit de omringende bergen in het dal van Kerinci. De rivieren en beken in het dal wateren af op Danau Kerinci. Vanuit Danau Kerinci stroomt het water vanuit Kerinci naar het Oosten: eerst in de rivier de Merangin, van daaruit in de Tembesi en tenslotte in de grote rivier de Batang Hari. Voorbij de stad Jambi mondt de Batang Hari aan de Oostkust van Sumatra uit in de Zuidchinese Zee.

De bodem van het dal van Kerinci ligt op 800 meter hoogte en bestaat uit een zacht glooiende vlakte, die vrijwel in zijn geheel wordt gebruikt voor de rijstbouw. De aaneengesloten rijstvelden op de hoogvlakte worden slechts afgewisseld door met vruchtbomen omzoomde dorpen. Op de rand van de vlakte, waar de rivieren het dal instromen, liggen de oudste dorpen van Kerinci. In de heuvels achter deze dorpen liggen de boomgaarden en weer daarachter de beboste berghellingen. Daarnaast zijn ook de heuvels ten noorden en ten zuiden van de hoogvlakte en de kleine rivierdalen ten oosten en ten westen van het eigenlijke dal van Kerinci bewoond en in gebruik voor landbouw. In totaal bestaat de bewoonde en in cultuur gebrachte vallei van Kerinci uit een gebied van 80 bij 15 kilometer (zie: kaart 2).

Hoewel Kerinci maar twee graden bezuiden de evenaar ligt wordt het in het dal, vanwege de hoogte, nooit warmer dan 28° Celsius. ’s Nachts daalt de temperatuur zelfs

10 `Hiang Airport’ is de bijnaam van vliegveld Depati Parbo. Depati Parbo was de meest strijdbare

lokale legeraanvoerder toen Kerinci in 1903 door de Nederlanders werd veroverd.

27

tot 15° Celsius. Naar tropische begrippen is Kerinci dan ook een koel gebied; `dingin’ (koud) volgens de bewoners. Een reden voor sommige mensen in het dal om bijvoorbeeld bij gewrichtspijnen naar de warmte van de havenstad Padang te verlangen.Toch is Kerinci zeker ook een `warm’ zoniet `heet’ gebied. Door vulkanische activiteit ontspringen op verschillende plaatsen in het dal hete bronnen, braakt Gunung Kerinci zo nu en dan rook en stenen uit en is het dal gevoelig voor aardbevingen.11

Bestuurlijk behoort het district (kabupaten) Kerinci sinds 1958 tot de provincie Jambi. In het tijdvak van de Nederlandse koloniale overheersing van 1903 tot 1942 werd Kerinci aanvankelijk bestuurd vanuit de provincie West-Sumatra, vervolgens vanuit de provincie

11 Bij de laatste zware aardbeving in Kerinci op 7 oktober 1995 kwamen 79 mensen om het leven en

vielen 2200 gewonden.

28

Jambi en vanaf 1922 weer vanuit Sumatra’s Westkust (Minangkabau). Na de Indonesische onafhankelijkheid werd Kerinci in eerste instantie onderdeel van de nieuw gevormde provincie Centraal-Sumatra, welke later weer werd opgeheven. In het midden van de jaren vijftig van de vorige eeuw werd Kerinci tenslotte weer ingedeeld bij de provincie Jambi.12 Van de 5 districten van de provincie Jambi is Kerinci het meest westelijke, het kleinste en tevens het enige in de bergen gelegen district. Het bestuurlijke grondgebied van het district Kerinci omvat veel bos en is daardoor groter dan de eigen- lijke vallei en heeft de vorm van een rechthoek van ruwweg 90 bij 50 kilometer, met een oppervlakte van ongeveer 4.200 vierkante kilometer (BPS 1988:8). Kerinci grenst in het noordwesten aan de provincie Sumatera Barat (West Sumatra) in het zuidwesten aan de provincie Bengkulu (Bengkoelen) en in het oosten aan de districten Bungo-Tebo en Sarolangun-Bangko van de provincie Jambi. Het district Kerinci zelf is onderverdeeld in onderdistricten (kecamatan). Het dorp Hiang is de hoofdplaats van het kleinste onderdistrict, de kecamatan Sitinjau Laut.

Sungai Penuh (`Volle Rivier’) is de hoofdstad van Kerinci. Met 50.000 inwoners is het tevens de enige stad van Kerinci. In het stadje zijn de gebruikelijke Indonesische over- heidsdiensten van het districtsniveau. Verder zijn er leger- en politiekazernes, verschillende scholen voor voortgezet onderwijs, enkele commerciële banken, een paar hotels, een regionaal ziekenhuis, een rechtbank en een gevangenis. Ook zijn het hoofdkantoor van het nationale park Kerinci-Seblat en een kantoor van het Wereldna- tuurfonds (WWF) in de stad gevestigd. Sungai Penuh is het economische centrum van Kerinci. De groothandel van de in de vallei verbouwde rijst, kaneel en koffie concentreert zich in de stad evenals de overslag van ingevoerde goederen en levensmiddelen. De permanente markt van vlees, vis, groenten, vruchten, kleding en gebruiksartikelen en de vele werkplaatsen en winkels in het centrum trekken iedere dag een stroom van bezoekers, die opgepropt in minibusjes vanuit alle uithoeken van het dal naar de tegen een bergwand aangebouwde hoofdstad worden vervoerd. Tot de bekendste regionaal vervaardigde ambachtelijke producten behoren gouden sierraden, kapmessen, gevloch- ten matten en de typische hoofdbanddraagkorven (yanki). Maar ook een overvloed aan goedkope industrieel vervaardigde en van buiten het dal aangevoerde artikelen zoals motor-onderdelen, fel gekleurde kunststof emmers en kommen, kleding van Indonesische en westerse snit en de als huwelijkscadeau geliefde porseleinen serviezen en theeglazen, worden dagelijks op en rond de markt verhandeld. Hoewel ook in andere grote dorpen in Kerinci, zoals in Hiang, weekmarkten worden gehouden is Sungai Penuh het onbetwiste handelscentrum van Kerinci. Tot in de verste uithoeken van de vallei is dit vanzelfsprekend: dorpelingen die naar de hoofdstad gaan zijn nooit op weg naar Sungai Penuh, maar altijd op weg `ke pasar' (`naar de markt'). Naast mensen uit Kerinci wonen er in Sungai Penuh enkele duizenden mensen van buiten de vallei. Dit zijn met name Chinezen uit Padang, Batak uit Noord-Sumatra, Minangkabau uit West-Sumatra, Javanen uit verschillende delen van Java en mensen uit de provinciehoofdstad Jambi. Buiten Sungai Penuh wonen en werken nog eens enkele duizenden Javanen op de theeplantage in Noord-Kerinci en in enkele kleine nederzettingen rondom de hoofdstad.13 Verder

wonen er in vrijwel ieder groter dorp in Kerinci, zoals in Hiang, meestal enkele tientallen vreemdelingen, in de regel handelaars uit Minangkabau.

12 Over de aanvankelijke onzekerheid van de bestuurlijke inpassing van Kerinci in de koloniale staat in

de periode 1906 – 1913, zie: van Aken (1915:38 – 41). Over de politieke achtergronden van de latere bestuurlijke indelingen van Kerinci, zie: Watson (1984:i; 1992:16).

13 De theeplantage Kayu Aro aan de voet van Gunung Kerinci is de enige grootschalige

landbouwonderneming in Kerinci. De onderneming werd vanaf 1926 (Zentgraaff en van Goudoever 1936:100) aangelegd door de Handels Vereniging Amsterdam (HVA) en behoort op het ogenblik tot een complex van buiten Kerinci beheerde plantageondernemingen. Veel contractarbeiders op de plantage komen uit Java. In de buurt van de theeplantage zijn ook enkele nederzettingen met vooral Javaanse boerengezinnen die zich voorgoed in Kerinci hebben gevestigd.

29

Met 300.000 inwoners is Kerinci dichtbevolkt.14 Zeker in contrast tot de dunbevolkte

en onbewoonde bosgebieden en bergen rondom het dal. De boeren van Kerinci wonen niet verspreid in alleenstaande hoeves of boerderijen maar geconcentreerd in dorpen. Alleen in de bergen tref je voor een tijdelijk verblijf eenzame rumah ladang, veldhuisjes, op palen aan. In Kerinci zijn 150 woonkernen of dorpen. De afstand tussen buurdorpen bedraagt meestal niet meer dan enkele kilometers. In omvang variëren de dorpen van enkele honderden tot enkele duizenden inwoners. Buiten Sungai Penuh is er geen andere stad in Kerinci. De kleinste dorpen bestaan uit een enkele (adat) gemeenschap, een desa (of dusun). Grote dorpen, zoals Hiang, bestaan uit meerdere gemeenschappen, ofwel desa.15 Op het totaal van 150 dorpen zijn er 276 gemeenschappen in Kerinci (BPS 1988:

32,34). De bevolkingsgroei in Kerinci was de afgelopen eeuw niet uitzonderlijk en volgt de Indonesische gemiddelden van tussen de 1.9% en 2.4% per jaar (Aumeeruddy et al. 1992:12). In absolute aantallen is de bevolking in de loop van de tijd echter flink toegenomen. Telde de bevolking van Kerinci aan het begin van de 20e eeuw nog 60.000

mensen in 2001 waren dit er al 295.000.16

Geschiedenis

In het Sumatraanse spectrum van inheemse samenlevingen worden de mensen van Kerinci gezien als een aparte bevolkingsgroep met een eigen geschiedenis, taal, adat en woongebied. De oorsprong van de samenleving van Kerinci begint met de kolonisatie van het dal door diverse groepen van mensen uit verschillende herkomstgebieden zo’n vier eeuwen geleden. Na de aanvankelijke kolonisatie en de stichting van de oudste dorpen in Kerinci zijn er in de loop van de tijd steeds nieuwe kleine groepen migranten naar het dal getrokken (Watson 1992: 10,11). Dit proces heeft zich met horten en stoten voortgezet tot op de dag van vandaag. In de mondelinge overlevering in Kerinci is de oorspronkelijke etnische en culturele diversiteit van de bevolking teruggebracht en vereenvoudigd tot twee groepen en twee invloedssferen: migranten uit Minangkabau en migranten uit Jambi. De gedachte is dat de mensen uit Jambi, die van oorsprong weer van Javaanse afkomst waren, zich hebben gevestigd in zuidoost Kerinci aan de rivier de Merangin en ten zuiden van het Meer van Kerinci en dat de Minangkabau zijn neergestreken in het gebied ten noorden van het meer. Hoewel deze grove indeling geen recht doet aan het werkelijke vestigingspatroon van migranten en aan de culturele differentiatie tussen dorpen in Kerinci, spoort zij wel min of meer met het geconstateerde traditionele onderscheid tussen de meer matrilineair georganiseerde dorpen van Noord en de meer cognatisch georganiseerde dorpen van Zuid Kerinci (Watson 1992:10). In het dorp Hiang, min of meer in het ruimtelijke midden van de vallei zijn de noordelijke en zuidelijke culturele invloedssfeer misschien wel het meest uitgesproken met elkaar verweven in de traditionele verwantschapsorganisatie.

14 De bevolkingsdichtheid in Kerinci is, zonder de bosgebieden, met 192 per km² vergelijkbaar met die

in het centrale hoogland van Minangkabau, waar in 1983 210 mensen per km² werden geteld. In het centrum van het dal, in het onderdistrict Sitinjau Laut waar het dorp Hiang ligt, loopt dit cijfer overigens op tot 334 mensen per km² (Aumeeruddy et al 1992: 12; annex 1, tabel 2). Ter vergelijking: In Nederland was de bevolkingsdichtheid in 1998 465 per km² landoppervlakte.

15 In de tekst worden Indonesische woorden, die voorheen ook ingeburgerd waren in het Nederlands

maar nu weer langzaam in onbruik raken, op zijn Indonesisch gespeld. Dus niet `dessa’ maar `desa’ en niet `sawa’ maar `sawah’. Omdat er in het Indonesisch geen meervoudsvorm bestaat schrijf ik die in de tekst ook niet ook al bedoel ik soms meerdere rijstvelden of gemeenschappen. Ik schrijf daarom: `drie desa’ en niet `drie desa’s` en `vier sawah’ en niet `vier sawahs’. Uit de context blijkt of een enkelvoud of meervoud moet worden gelezen. Voor de duidelijkheid worden de Indonesische woorden in de tekst cursief geschreven.

16 De meer precieze historische gegevens over de groei van het inwonertal van Kerinci zijn:

1913: 59.886 personen (van Aken 1915: 68) 1971: 87.074 personen (Watson 1992: 12) 1988: 280.999 personen (BPS 1988: 33).

30

De leeftijd van de huidige samenleving van Kerinci is lastig te bepalen. Het oudste bekende document waarin Kerinci uitdrukkelijk als landstreek wordt vermeld is een handelsverdrag tussen notabelen uit Kerinci en aan de westkust gevestigde Nederlandse handelaren uit 1660 (Watson 1984:7,8). Uit een ongedateerde kroniek, zou kunnen worden afgeleid dat Kerinci als samenleving aan het einde van de 16e eeuw reeds

bestond (Klerks 1897:18). De kroniek beschrijft de ontmoeting van de toenmalige sultan van Indrapura aan de Westkust met de vooraanstaande figuur Raja Berkilat uit Kerinci. De tweede gebeurtenis die beschreven wordt is de beloning van deze Raja Berkilat door de sultan van Jambi met een eretitel vanwege de inspanningen om een verdrag tot stand te brengen tussen Indrapura en Jambi (Van Aken 1915:43;72-79). Omdat de laatste sultan van Indrapura in 1792 voor de Nederlanders op de vlucht sloeg moeten de opgetekende gebeurtenissen – indien al waar – in ieder geval hebben plaatsgevonden vóór het einde van de 18e eeuw in een periode dat er in Kerinci sprake moet zijn geweest

van een beginnend proces van staatsvorming en bestuurlijke autonomie.17 Andere

geschriften in Kerinci die iets over de geschiedenis prijsgeven zijn de ongeveer 150 teksten op waterbuffelhoorns, lontar-palmblad en blokjes hout die in de dorpen van Kerinci als sacrale erfgoederen worden bewaard. Meestal gaat het om bezweringen en grensverdragen tussen dorpen. In de oudste van deze pré-Arabisch/Maleise ingekraste rencong teksten wordt gewag gemaakt van het overlijden van de vader van de schrijver in omgerekend het jaar 1707 na Christus (Voorhoeve 1970: 389, 398).

Een andere manier om, bij benadering, de historische diepte van de samenleving van Kerinci te bepalen is de bestudering van genealogieën van families. Gerekend vanaf de oudste nu nog levende generatie gaan genealogieën (silsilah of tambo) die ik in het dorp Hiang heb bestudeerd gemiddeld tien generaties terug in de tijd. Eenzelfde diepgang geldt ook voor het dorp Lempur in Zuid-Kerinci (Aumeeruddy et al. 1992:70). Doordat Hiang en Lempur tot de oudste dorpen van Kerinci worden gerekend is het onwaarschijnlijk dat families in andere dorpen veel langere stambomen hebben. Rekenen we voor iedere generatie 20, 25 of 30 jaar en tellen we vervolgens tien generaties ofwel 200, 250 of 300 terug in de tijd dan komen we gemiddeld uit rond het jaar 1750. Wanneer we - zoals de dorpelingen in hun eigen reconstructies doen – de oer-voorouders van de particuliere familie-stambomen genealogisch nog eens ruimhartig verbinden met tenminste vijf `generaties’ van mythische dorpsstichters, de voorouder-migranten, dan leveren de stambomen een totale speculatieve historische diepte op van vijftien generaties, ofwel van minimaal 300 en maximaal 450 jaar. Nemen we hiervan weer het gemiddelde dan komen wij weer uit in de tijd van het eerder genoemde handelsverdrag van 1660. Vergelijken we de ongelijksoortige historische bronnen met elkaar dan maakt het voor de bepaling van de leeftijd van de samenleving van Kerinci dus niet veel uit of wordt uitgegaan van moeilijk te verifiëren familie stambomen of van nauwkeurig te dateren teksten. Beide methodieken leggen de kiem van de samenleving van Kerinci ergens in de 17e eeuw. Bij gebrek aan beschikbare bronnen blijft echter onduidelijk of de

oorsprong van de huidige samenleving van Kerinci misschien toch niet verder terug ligt in de tijd.

Zeker is in ieder geval dat het dal van Kerinci vóór de stichting van de oudste van de huidige dorpen reeds bewoond is geweest door, misschien verschillende golven van, préhistorische mensen. Onderzoek naar fossiel stuifmeel en archeologisch onderzoek heeft uitgewezen dat het gebied ten zuiden van het Meer van Kerinci reeds vroeg in de Sumatraanse geschiedenis, dat wil zeggen waarschijnlijk al ver vóór onze jaarteling, tijdelijk of voor lange duur werd bewoond door jagers en verzamelaars en primitieve

17 De historische waarde van de kroniek is zeer ongewis. Toch moet de politieke en symbolische

boodschap van dit document niet worden onderschat. De beschreven gebeurtenis toont namelijk hoe Kerinci als aparte samenleving of landstreek - via de omweg van erkenning door de sultan van Indrapura - voor het eerst op de regionale staatkundige landkaart wordt gezet. (Indrapura ligt vlakbij het stadje Tapan aan de Westkust). Ook benadrukt het document de feitelijke en/of gewenste onafhankelijkheid van Kerinci tussen en ten opzichte van het machtscentrum van het sultanaat van Indrapura in het Westen en dat van Jambi in het Oosten (zie ook Van Aken 1915: 43;72-79).

31

landbouwers (Whitten e.a. 1987: 66, 67).18 De geometrisch en figuratief versierde

megalieten in Zuid-Kerinci zijn de meest tastbare en opvallendste overblijfselen van de préhistorie van Kerinci. Ook omdat de geschiedenis van de landbouw in Kerinci waarschijnlijk eerder millennia dan eeuwen omspant is het niet uitgesloten dat er meer historische continuïteit tussen de préhistorische en de huidige samenleving van Kerinci bestaat dan tot dusver is aangenomen (Bakels 2000: 65). De huidige bewoners van Kerinci claimen overigens geen enkele etno-historische band met de bewerkers van de megalieten.

Keren we terug naar de geschiedenis van de huidige samenleving van Kerinci dan blijkt er over de periode van vóór 1800 eigenlijk niet veel meer bekend dan dat er in die tijd in Kerinci goud werd gedolven en dat de bewoners van Kerinci in bosproducten handelden met Nederlanders en Engelsen aan de westkust (Watson 1992: 14; Belsky 1991: 78,79). Tot aan 1750 had de sultan van Jambi zeggenschap over Kerinci. Vanaf de tweede helft van de 18e eeuw ontwikkelde Kerinci zich tot een onafhankelijk gebied

(Locher-Scholten 1994:25). Voor een reconstructie van de vroege geschiedenis van Kerinci tussen ongeveer 1600 en 1800 moeten we ons verlaten op de lokale overlevering zoals die rond de vorige eeuwwisseling reeds werd opgetekend.19 In deze schriftelijk

vastgelegde mondelinge overlevering kan een onderscheid worden gemaakt tussen drie ontwikkelingsfasen in de geschiedenis van Kerinci.

Het eerste tijdperk handelt over de stichting van de eerste dorpen in Kerinci. De oorsprongsmythe van Hiang is hiervan het best gedocumenteerde voorbeeld. Aan de basis van de legende van Hiang staat Indra Jati, een edelman uit Minangkabau, die zich na veel omzwervingen definitief in het huidige Hiang Tinggi vestigt door in het huwelijk te treden met een lokale bosnimf, waaruit het geslacht van Hiang wordt geboren.20 Het

stichtingsverhaal van Hiang is instructief omdat het met zijn mythische elementen in vorm en inhoud model staat voor alle stichtingslegenden van de oude dorpen in Kerinci. In al deze verhalen is er het thema van de van ver komende mannelijke vreemdeling die huwt met een lokale bosvrouw van quasi-humane status, meestal een bosnimf. De aanzienlijke vreemdeling is de drager van cultuur en bestuurlijk gezag en de inheemse vrouw vertolkt de vruchtbaarheid en de bezieldheid van de lokale natuur (Bakels 2000:148). In Noord en centraal Kerinci zijn het vooral Minangkabause mannen en in Zuid Kerinci met name aanzienlijke mannen van Jambische of Javaanse afkomst die met een inheemse vrouw trouwen. Na een onnavolgbare verdichting van de eerste generaties van mannelijke helden en bosvrouwen door reïncarnaties, incestueuze huwelijken en miraculeuze verdwijningen, ontstaan de oorspronkelijke afstammingsgroepen van Hiang. Bijzonder aan het stichtingsverhaal van Hiang is verder dat het hierbij wellicht ook zou gaan om de oorsprongsgeschiedenis van het oudste dorp, dat wil zeggen, om de eerste permanente nederzetting in het huidige tijdvak van de menselijke geschiedenis in Kerinci. Of Hiang ook werkelijk het oudste nog bestaande dorp van Kerinci is overigens onzeker.21

De tweede etno-historische fase begint in Kerinci met de aankomst van ene Raja (`vorst’) Keninting of Raja Peninting, een jongere broer van de Minagkabause vorst Tuanku Kerajaan Sjah Alam, en zijn gevolg vanuit Indrapura aan de Westkust. Deze migratie moet een redelijke tijd na de stichting van de eerste dorpen hebben