• No results found

2. De Nederlandse veteraan

2.2 Hoeveelheid en inzet

2.2.2 VN en NAVO-vredesoperaties

Sinds 1945 hee de Nederlandse krijgsmacht wereldwijd ter land, ter zee en in de lucht aan zo’n vij ig interna onale vredesopera es deelgenomen. Tijdens deze uiteenlopende missies, van humanitaire hulpverlening en waarnemen tot vredesafdwinging, hee Nederland tot op heden ongeveer 90.000 militairen ingezet. Een deel van hen hee aan meerdere vredesopera es deelgenomen. De militaire inzet hee aan bijna tweehonderd Nederlandse militairen het leven gekost. Van de militairen die in het kader van een vredesopera e zijn uitgezonden, hebben er ongeveer 53.000 de dienst verlaten. Bijna 30.000 zijn als veteraan nog in werkelijke dienst. 101

Hieronder volgt een overzicht van vredesmissie waar Nederland aan deelgenomen hee , en waarvan er in de bibliografie een veteranenboek is opgenomen.

Libanon 1978-heden, Nederlandse deelname 1979-1985

De United Na ons Interim Force in Lebanon (UNIFIL), of Interim-vredesmacht van de VN in Libanon, werd opgericht in 1978 nadat Libanon bij de VN had geprotesteerd toen het Israëlisch defensieleger Zuid-Libanon was binnengevallen. De voornaamste taken van UNIFIL bestonden uit het bewaren van de vrede en veiligheid in Zuid-Libanon, en toezicht houden op de terugtrekking van de Israëlische

96 Christ Klep, Uruzgan. Nederlandse militairen op missie. 2005-2010 (Amsterdam 2011), 12-31. 97 Veteranenins tuut, “Afghanistan”, Vi , 2019, www.veteranenins tuut.nl/missie/afghanistan/ .

98 Nederlands Ins tuut voor Militaire Historie, “Interna onal Security Assistance Force (ISAF)”, 7 juni 2010, Ministerie van Defensie , s.d.,

www.defensie.nl/onderwerpen/historische-missies/missie-overzicht/2002/interna onal-security-assistance-force-isaf . 99 Veteranenins tuut, “Uitzendmedaille voor bijna 600 militairen”, Vi , 29 juni 2017,

www.veteranenins tuut.nl/uitzendmedaille-bijna-600-militairen/ .

100 Het ministerie van Defensie, “Militaire bijdrage Nederland in Irak”, Ministerie van Defensie , s.d.,

troepen. 102

In 1979 kwamen de eerste Nederlandse manschappen aan in Libanon. Het Nederlandse infanteriebataljon dat in Libanon opereerde stond bekend als Dutchba . De belangrijkste taak van Dutchba was infiltra es van Pales jnse en Israëlische strijders tegenhouden in het door hun

toegewezen gebied. Eind 1983 werd de Nederlandse bijdrage aan UNIFIL sterk gereduceerd, naar een enkele compagnie, onder de naam Dutchcoy. In 1985 trok Nederland zich terug uit de missie. De totale inzet bedraagt 9802 Nederlandse militairen.103 Daarvan zijn er negen omgekomen.104 UNIFIL is een nog steeds lopende missie, met hedendaags rond de 11.000 militairen uit 41 landen. 105

Irak 1991-1996, Nederlandse deelname 1991-1992

Nadat de Iraakse troepen uit Koeweit waren verdreven leverde Nederland een brigade aan de humanitaire VN-missie Provide Comfort, wiens taak het was de Koerdische vluchtelingen te beschermen en te voorzien van noodhulp in de vorm van onderdak, voedsel en medische hulp. Nederland leverde tussen april 1991 en januari 1992 ruim duizend militairen.106 Er waren geen Nederlandse slachtoffers.

Mozambique 1992-1995, Nederlandse deelname 1993-1995

Na bijna twin g jaar burgeroorlog in Mozambique, kwam er in 1992 een vredesakkoord, dat de VN besloot te steunen. De raad rich e hiervoor de United Na ons Opera on in Mozambique (UNOMOZ) op. Het Nederlandse aandeel rich e zich op de oprich ng van een mijnenruimenopleiding: door de lange oorlog lagen er zo’n twee miljoen landmijnen in Mozambique. Er zijn 24 mijneninstructeurs verbonden geweest aan de school, die 570 Mozambikanen hebben opgeleid tot mijnenruimers. Er zijn geen slachtoffers gevallen. 107

Voormalig Joegoslavië 1992-heden

Nederland hee bijgedragen aan de United Na ons Protec on Force (UNPROFOR) en de United Na ons Peace Forces (UNPF). De UNPROFOR-missie werd in 1992 gestart om in Kroa ë de wapens lstand tussen de Serviërs en Kroaten te controleren. Toen er gevechten uitbraken in Bosnië-Herzegovina werd ook dat oorlogsgebied deel van het opera onele toneel. UNPROFOR was

102 United Na ons, “UNIFIL Mandate”, Unifil , 2019, unifil.unmissions.org/unifil-mandate . 103 Klep en van Gils, Van Korea tot Kabul , 211.

104 Veteranenins tuut, “Libanon”, Vi , 29 juni 2017, www.veteranenins tuut.nl/missie/libanon/ . 105 United Na ons, “Infographics”, Unifil , 2019, unifil.unmissions.org/infographics .

106 Nederlands Ins tuut voor Militaire Historie, “ Provide Comfort - opera e Haven ”, 26 mei 2010, Ministerie van Defensie , s.d.

www.defensie.nl/onderwerpen/historische-missies/missie-overzicht/1991/provide-comfort-%E2%80%93-opera e-haven . 107 Nederlands Insituut voor Militaire Historie, “Het Nederlandse aandeel in United Na ons Opera on in Mozambique”, Ministerie van Defensie, s.d.,

www.defensie.nl/onderwerpen/historische-missies/missie-overzicht/1993/united-na ons-opera on-in-mozambique-unom oz/nederlands-aandeel .

vanaf april deel van het nieuwe, overkoepelende United Na ons Peace Forces (UNPF). De UNPROFOR/UNPF-missie eindigde een paar maanden na de genocide van de moslimenclave Srebrenica door Servische soldaten en paramilitairen. Tijdens deze missie hebben bijna 10.000 Nederlanders gediend, waarvan er zeven zijn omgekomen. 108

UNPROFOR werd opgevolgd door IFOR, Implementa on Force Joegoslavië, van 1995-1996. Deze missie was een meer bewapende implementa emacht onder leiding van de NAVO. Nederland droeg ongeveer 5000 militairen bij. De IFOR werd na een jaar afgelost door een kleinere Stabiliza on Force (SFOR), die van 1996 tot 2004 toezag op de vrede in en rond Bosnië. Omdat de taken van SFOR een toenemend humanitair in plaats van militair karakter hebben , nam in 2004 de EU de

vredesmissie over van de NAVO.109 Gedurende IFOR en SFOR zijn er acht Nederlandse militairen omgekomen.110 In totaal hebben er in voormalig Joegoslavië ruim 50.000 Nederlandse militairen gediend, waarmee deze missie de grootste is in de geschiedenis van de Nederlandse vredes-inzet. 111

Cambodja 1991-heden

Om de Cambodjaanse burgeroorlog (1967-2003) tot een einde te brengen en democra sche verkiezingen te organiseren riep de Cambodjaanse prins Sihanouk in 1990 de hulp in van de VN. Er kwamen drie fases aan missies om dit te bewerkstelligen.

Fase I was van oktober 1991 tot maart 1992 en staat bekend als UNAMIC: United Na ons Advance Mission in Cambodia. De belangrijkste taken van UNAMIC waren toezien op het

staakt-het-vuren tussen alle par jen in de Cambodjaanse burgeroorlog en het mijnenvrij maken van bepaalde regio’s.

Fase II was van maart 1992 tot september 1993 en heet UNTAC: United Na ons Transi onal Authority in Cambodia . De UNTAC nam de taken over van UNAMIC en hield daarnaast toezicht op de terugkeer van vluchtelingen en op het vertrek van eenheden en hun wapens die niet tot de VN behoorden, maar daar als militaire steun waren voor een van de par jen in de burgeroorlog. De sterkte van de Nederlandse bijdrage bestond op het hoogtepunt uit 870 militairen.

De laatste fase loopt van juni 1992 tot heden en heet CMAC: Cambodian Mine Ac on Centre. De voornaamste taak van CMAC is het mijnenvrij maken van Cambodja. Nederland stuurt hiervoor

108 Ins tuNederlandsut voor Militaire Historie, “United Na ons Protec on Force (UNPROFOR) en de United Na ons Peace Forces (UNPF)”, 15 april 2010, Ministerie van Defensie, s.d.,

www.defensie.nl/onderwerpen/historische-missies/missie-overzicht/1992/united-na ons-protec on-force-unprofor-en-de -united-na ons-peace-forces-unpf .

109 Nederlands Ins tuut voor Militaire Historie, “Implementa on Force (IFOR) en Stabilisa on Force (SFOR)”, 22 maart 2010, Ministerie van Defensie, s.d.,

www.defensie.nl/onderwerpen/historische-missies/missie-overzicht/1995/implementa on-force-ifor-en-stabilisa on-force -sfor .

instructeurs, heden ten dage zijn er nog drie militairen werkzaam. In totaal zijn er 2641 Nederlandse militairen uitgezonden geweest naar Cambodja.112 Twee van hen zijn omgekomen. 113

Kosovo 1999-heden, Nederlandse deelname 1999-2000 en 2005-2017

De KFOR, Kosovo Force, was een NAVO-vredesmacht die was opgericht vanwege de opstand in Kosovo, tussen Kosovaarse Albanezen en de heersende Serviërs. In 2000 beëindigde Nederland de grootschalige bijdrage aan KFOR, maar vanaf 2005 zond Nederland jaarlijks een klein detachement uit.114 De hoogste totale inzet was rond de 2000 militairen, waarvan er een is gesneuveld. Hoewel de KFOR een doorlopende missie is, hee Nederland in 2017 haar bijdrage stopgezet.

112 Klep en van Gils, Van Korea tot Kabul , 256-264.

113 Veteranenins tuut, “Cambodja”, Vi , 2019, www.veteranenins tuut.nl/missie/cambodja/ . 114 Veteranenins tuut, “Kosovo”, Vi , 2019, h ps://www.veteranenins tuut.nl/missie/kosovo/ .

3. Methode

3.1 Terminologie

Het samenstellen van een bibliografie van boeken die in dit onderzoek ‘veteranenboeken’ worden genoemd is aan methoden gebonden. Aan welke voorwaarden moet een boek voldoen om

opgenomen te worden in de bibliografie? Ten eerste de plaatsgebonden voorwaarde: het boek moet geschreven zijn in het Nederlands (of, in een enkel geval in het Fries), en in Nederland zijn

gepubliceerd. Ten tweede moet de auteur een veteraan zijn. Ten derde moet het boek een duidelijk oorlogsthema hebben, dat wil zeggen gaan over de herinneringen aan de oorlog, reflec e op de uitgezonden jd, uitleg van de werkzaamheden, etc.

Aanvankelijk was de vierde voorwaarde dat de boeken egodocumenten moesten zijn, met nadruk op de eigen beleving van of na de diens jd. In de bibliografie staan vooral autobiografieën, (bewerkte) dagboeken en bundels herinneringen. In een later stadium zijn voor de volledigheid sterk autobiografische romans en dichtbundels ook in de bibliografie opgenomen. Daar hoort een kleine aantekening bij; zijn romans en gedichten wel egodocumenten? Volgens Presser is het verschil verwaarloosbaar: “[H]et is misschien wel onbegonnen arbeid, de grens te trekken tussen historie en

literatuurgeschiedenis, tussen geschiedwerk en kunstwerk.”115 Als voorbeeld haalt hij Dante’s Divina

Commedia aan: een roman, maar met zeer veel verwijzingen naar het toen hedendaagse Florence en

een sterke autobiografische inslag. Wanneer de romans zijn gebaseerd op de eigen herinneringen vond ik de boeken geschikt om in de defini eve lijst op te nemen. Het spreekt vanzelf dat hier een zekere mate van subjec viteit onvermijdelijk is.

De vijfde voorwaarde is dat het boek moet zijn opgenomen in de NCC en PiCarta en dus te vinden is in een Nederlandse bibliotheek. Op die manier kunnen de boeken in de bibliografie door iedereen gebruikt worden als bron. De beschikbaarheid van de boeken is een nadrukkelijk criterium. Als ik naast PiCarta had gezocht via Google, boekwinkeltjes.nl, an qboo ks.nl en dergelijke had ik mogelijk meer tels gevonden. Echter, de lezer hee hier vervolgens weinig aan omdat het boek verkocht kan zijn of anderszins niet beschikbaar. In het kader van wetenschappelijke

reproduceerbaarheid, ook een nadrukkelijke eis, heb ik het criterium gevolgd: iedereen die dit onderzoek nog eens doet moet met deze methode dezelfde uitkomst krijgen. Door te zoeken op websites met een sterk wisselend aanbod zoals boekwinkeltjes.nl zou dit waarschijnlijk niet kunnen.

Bij de tweede voorwaarde horen eveneens enkele kan ekeningen: vanwege de overvloed aan publica es waarin de veteraan wel de bron van het werk is, maar niet de auteur, zijn die tels ook in het onderzoek meegenomen. Het gaat om postuum uitgegeven boeken, door nabestaanden bewerkte egodocumenten, journalis eke werken waarin interviews met veteranen zijn gebundeld en regionale werken waarin de ervaringen van veteranen uit een specifieke gemeente, stad of provincie

zijn opgeschreven.

De bibliografie bevat drie soorten boeken: de ve teranenboeken, o ewel de publica es van veteranen of hun nabestaanden, de bundels met interviews, en de regionale bundels zoals

publica es van heemkundeverenigingen. Voorbeelden van regionale bundels zijn Eerbetoon aan onze

jongens in Oost-Indië 1945-1951116, uitgegeven door de Vereniging Heemkunde voormalige

Gemeente Weerselo, en En ons moeder skrûwde… Gemertse jongens als militair in Indonesië en

Nieuw-Guinea 1945-1962117, uitgegeven door Heemkundekring ʺde Kommanderij Gemertʺ. Ook in regionale bundels worden anekdotes en interviews met veteranen uit dezelfde gemeenschap gebundeld. De interviewbundels zijn veelal geschreven door betrokken journalisten en betreffen niet een specifieke missie of jd; ook interviews met veteranen uit verschillende missies en jaren worden wel gebundeld, chronologisch hetzij thema sch.

Door deze criteria is een veelvoorkomend genre binnen de veteranenliteratuur uitgesloten van de bibliografie: de gedenkboeken. Militaire gedenkboeken zijn kleine publica es, meestal over een specifiek regiment. De boeken zijn bijna zonder uitzondering uitgegeven in eigen beheer, meestal door een oud-lid van het regiment. De inhoud van gedenkboeken is vrijwel al jd hetzelfde: een lijst van regimentsleden, een lijst van overleden leden, details over waar en wanneer het regiment uitgezonden was, en een opsomming van de sinds de oorlog gehouden reünies.

De gedenkboeken zijn uitgesloten van de bibliografie vanwege deze vaste standaardinhoud en de zeer begrensde consump e: militaire gedenkboeken zijn van een regiment en voor een

regiment. Een van de criteria voor opname is dat het werk een individueel karakter moet hebben, dat het iets moet zeggen over wat de auteur zelf hee meegemaakt. Ook daarom zijn de

regimentsboeken niet opgenomen in de bibliografie. Publica es waarin de auteur meer hee

geschreven dan een opsomming, die meer memoires dan gedenkboek zijn, zijn wel opgenomen in de bibliografie. Maar het moge duidelijk zijn dat het een grijs gebied is. Relevant voor uitslui ng is ook dat het genre in omloop is: gedenkboeken werden uitgegeven over Indië en Nieuw-Guinea, maar zijn daarna in onbruik geraakt. Een gedenkboek over bijvoorbeeld Libanon bestaat niet.

Steeds weer bleek dat het gedenkboek een probleemgeval is binnen het bestek van deze bibliografie. Ondanks dat het aanvankelijk is afgewezen op basis van de strikt boekwetenschappelijke begrenzing, kwamen later steeds meer redenen voor opname op inhoudelijke gronden naar voren. Inhoudelijk zi en gedenkboeken dicht tegen provinciale bundels aan, omdat mannen uit hetzelfde dorp of de gemeente meestal ook bij elkaar in het regiment of de compagnie kwamen. De grens is dus erg vaag. Daarnaast heb ik de gedenkboeken niet inhoudelijk getoetst: ze zijn op een aantal vormcriteria afgewezen, terwijl ze om hun inhoudelijke waarde een toevoeging zouden kunnen zijn

116 Jan Aarninkhof, Eerbetoon aan onze jongens in Oost-Indië 1945-1951, Gemeente Weerselo, Vereniging Heemkunde voormalige Gemeente Weerselo, 2004.

117 Bertus van Berlo en Gérard A. Geerts, En ons moeder skrûwde... Gemertse jongens als militair in Indonesië en

geweest aan de bibliografie. In de analyse ga ik hier uitvoerig op in.

3.2 Begrenzing

De bibliografie gaat zowel thema sch als chronologisch van start na de Tweede Wereldoorlog, in 1945, de Tweede Wereldoorlog is dus buiten deze bibliografie gehouden, ongeacht of iemand na 1945 over de Tweede Wereldoorlog (of welk ander conflict voor 1945 dan ook) hee geschreven. Deze begrenzing dient ertoe dat de bibliografie begint met het conflict waaruit de meeste publica es van veteranen zijn voortgekomen: de Indonesische Ona ankelijkheidsoorlog.

Boeken die eerder beginnen dan 1945, omdat de veteraan al in Nederlands-Indië zat of zijn verhaal eerder begint dan zijn uitzending, zijn wel opgenomen in de bibliografie, in overeenstemming met de derde voorwaarde in de vorige paragraaf.