• No results found

4. De database: een analyse

5.1 Het onderzoek

Dit onderzoek hee zich gericht op het onderbrengen in een bibliografie van wat ik heb gedefinieerd als ‘veteranenboeken’. Een dergelijke bibliografie bestond niet. Met deze bibliografie als

basisdocument kan zowel boekwetenschappelijk als inhoudelijk gericht onderzoek gedaan worden. Bibliografisch onderzoek valt onder de boekwetenschap, en kent een lange historie. Het uitgangspunt van bibliografisch onderzoek is dat de boeken die samen op de lijst komen te staan, een geheel vormen op basis van een thema of onderwerp naar keuze van de bibliograaf. Binnen het standaardwerk van bibliograaf Fredson Bowers heet dit de enumera eve bibliografie: een boekenlijst met een gedeeld onderwerp – dienstervaringen – en een overeenkomst in de produc e – van de hand van een veteraan .

Voor de samenstelling en de analyse is gebruik gemaakt van Bowers’ kader. Zijn normen over het nut en de waarde van bibliografieën, aangevuld met de normen van Gerard van der Lek, zijn bepalend geweest voor de totstandkoming van deze bibliografie. De normen zijn al met al:

raadpleegbaarheid door gewone lezers zowel als informa viteit voor wetenschappers (Bowers), en volledigheid, betrouwbaarheid, snelheid van verschijnen, prak sche vormgeving en doelma ge inrich ng (Van der Lek). De handreikingen van Bowers en Van der Lek, beiden geen recente

wetenschappers, zijn zeer bruikbaar gebleken. Die hoge bruikbaarheid komt ook doordat ik mij heb beperkt tot gedrukte boeken; wanneer men digitale publica es includeert, vermindert de

bruikbaarheid van twin gste-eeuwse bibliografische kennis.

Het is van belang dat de bibliografische wetenschap zich blij ontwikkelen, omdat de 21 e -eeuwse boekproduc e veel digitaler is. Het is te verwachten dat veteranen hun boeken meer

gaan uitbrengen in eigen beheer, vanwege de verruimde mogelijkheden daarvan. Parallel daaraan is te verwachten dat veteranen hun boeken digitaal gaan uitgeven. Hoe digitale publica es te

inventariseren zijn, valt buiten het bestek van Bowers en Van der Lek.

Een van de deelvragen van dit onderzoek was of de boeken in de bibliografie te benoemen zijn als één genre. Om deze vraag te beantwoorden zijn de karakteris eken van Gérard Gene es paratekst bekeken. Het blijkt dat de boeken inderdaad, tot op zekere hoogte, paratekstuele

overeenkomsten hebben. De Indië-boeken hebben uitzonderlijk vaak een palmboom en militair op de omslag. Ook als het gaat om genre in inhoudelijke zin ziet men belangrijke overeenkomsten in de boeken, namelijk de grote aandacht voor het dagelijkse, specifiek militaire leven. Kenmerkend is dat de eigen ervaringen worden beschreven door een ‘ik’. Die ik-vorm is op zijn beurt typerend voor egodocumenten, waaronder memoires, dagboeken, interviews, brieven en autobiografieën vallen. Samengevat is er een genre-eenheid gevonden die pleit voor een aparte NUR-code,

Voor het begrenzen van de bibliografie is allereerst het begrip veteraan afgebakend. Ik heb ervoor gekozen om de Veteranenwet van 2014 te volgen voor het gehele periode, Nederlandse militaire inzet vanaf 1945, van de gepubliceerde boeken: een militair is vanaf de dag van inzet veteraan. Verdere begrenzingen zijn publica e in Nederland, geschreven in het Nederlands of Fries, dat het boek handelt over de eigen militaire ervaringen, en dat het beschikbaar is in Nederlandse bibliotheekcollec es. Zelfs met deze heldere inslui ngs- en uitslui ngscriteria, loopt men tegen twijfelgevallen en een grote categorie ‘overig’ aan. Een voorbeeld daarvan is het veteranenkookboek. Het wel of niet opnemen van een boek in de bibliografie blij deels een subjec eve keuze, ondanks wetenschappelijke begrenzing.

Het samenstellen van de bibliografie is gedaan op basis van PiCarta. Hiervoor is gekozen omdat PiCarta de meest volledige en overkoepelende database is van alle in Nederlandse

bibliotheken en archieven aanwezige boeken. De boeken zijn gevonden door te zoeken op relevante trefwoorden, zoals ‘militair personeel’ en ‘vn-vredesmissies’. Niet alle boeken hebben echter een trefwoord, waardoor vooral oudere publica es niet gevonden worden door de zoekmachine.

Geprobeerd is om dit manco op te lossen door bij elke gevonden auteur te zoeken naar zijn mogelijke andere publica es, en door het zoeken naar bijvoorbeeld ‘Indië’, in de hoop dat er relevante tels zijn die dit woord beva en. Sommige tels zijn, tot ze worden gerubriceerd onder trefwoord, verloren als bron.

Zo kon het gebeuren dat Paul Dijstelberghe mij moest wijzen op een boek dat in de bibliografie hoort, namelijk De Balenkraai: kroniek uit Oudnederlands Guinea (Amsterdam: Meulenhoff, 1967) van Aad Nuis. Bij toetsing in PiCarta blijkt het boek gerubriceerd onder het trefwoord “Irian Barot (Indonesia)”. Een zo specifieke en onbekende plaatsnaam als trefwoord is zeldzaam, want onlogisch. Veel plaatsnamen zijn aangepast na de machtsovername van

Nederlands-Nieuw-Guinea door Indonesië. Bovendien zit er een spelfout in het trefwoord: de provincie die bedoeld wordt, en waar De Balenkraai zich afspeelt, heet Irian Barat. Spelfouten als deze maken het (terug)vinden van een tel onmogelijk. Een volgende muisklik onthulde dat alléén De

Balenkraai dit trefwoord hee gekregen, van de miljoenen boeken in PiCarta. Juist dit probleem van

zoekraken van tels door kleine onzorgvuldigheden heb ik gepoogd op te lossen door de veteranenboeken in deze bibliografie beschikbaar te maken.

De gevonden boeken zijn aanvankelijk samengebracht in een rudimentaire database, in de vorm van een spreadsheet, waarin de bibliografische boekgegevens uit PiCarta zijn overgenomen, aangevuld met militaire informa e. De volgende stap was de autopsie. Die bleek noodzakelijk om de begrenzing in de prak jk te brengen. De boekgegevens die PiCarta biedt is in zeker een kwart van de gevallen niet accuraat. Spelfouten in de tel en auteursnaam komen voor, het aantal auteurs en illustra etype zijn vaak in werkelijkheid anders, vooral de beschikbaarheidsinforma e van het boek

in bibliotheken is vaak incorrect. Door middel van autopsie moest de aanvankelijke informa e gecorrigeerd en aangevuld worden.

Op de aldus tot stand gekomen bibliografie is een boekwetenschappelijke analyse toegepast die zich richt op nut en bruikbaarheid. De analyse gaat onder andere in op de kloof tussen een methode op papier en de werkelijkheid van het samenstellen van een bibliografie, en de

consequen es daarvan voor het nut en de bruikbaarheid. Vooral volledigheid is een rich nggevend maar onhaalbaar ideaal gebleken. Zelfs representa viteit van de bibliografie voor alle

veteranenboeken die zowel openbaar als onzichtbaar aanwezig zijn in Nederlandse boekenkasten, is waarschijnlijk een heikel punt: het is onmogelijk om te weten wat je niet weet. Mogelijk

vervolgonderzoek naar veteranenboeken is dus waardevol.

Aan de hand van de normen blijkt dat de bruikbaarheid van de bibliografie in orde is. De bibliografie kan gebruikt worden als leeslijst voor iedere geïnteresseerde, en als basis voor

uiteenlopend vervolgonderzoek op militair-historisch of boekwetenschappelijk vlak. Ook de omvang draagt bij aan de bruikbaarheid. De 417 boeken die in de bibliografie zijn bijeengebracht en

geclassificeerd op een groot aantal informa ecategorieën, maken de bibliografie tot een interessant onderzoeksobject op zichzelf. De opzet is zodanig dat de bibliografie eenvoudig aangevuld kan worden.

Uit de inhoudelijke analyse blijkt dat een groot deel van de tels Indië-literatuur betre . Mogelijke verklaringen zijn enerzijds de aanmoediging vanuit het leger om te schrijven als

dagbesteding, en anderzijds het gebrek aan erkenning vanuit overheid en bevolking voor de ervaring van de Indië-veteranen. Die ervaring werd toenemend controversieel vanwege de oorlogsmisdaden die door onderzoek vanuit de poli ek en media naar buiten kwamen. De controverse beva e een impliciete dan wel expliciete morele veroordeling van de Indië-veteranen. Ze hebben zich hiertegen geprobeerd te verdedigen in hun vele publica es. Daarnaast was de Nederlandse inzet in Indië vele malen groter dan de latere missies, en dat de Indië-veteranen inmiddels alle jd hebben gehad om te schrijven. Het is zeer goed mogelijk dat het aantal publica es van Irak- en Afghanistan-veteranen gaat toenemen met hun jaren.

Dit onderzoek hee enkele gebreken. Het eerste gebrek is de al eerder genoemde

onvolledigheid van de bibliografie. Door de beperkingen van het zoeksysteem van PiCarta staan er mogelijk entallen, zelfs honderden, boeken niet in de bibliografie die wel relevant zouden zijn. De problemen rond het terugvinden van boeken spelen vooral bij de wat oudere literatuur.

Daartegenover staat dat de militaire herinneringsliteratuur van Indië en Nieuw-Guinea wel het meest onderzocht zijn door andere instan es, zoals in de bibliografieën van het ministerie van Defensie.

Het tweede gebrek komt voort uit de dubbele doelstelling van het onderzoek: ten eerste het academische doel van het toevoegen van kennis, namelijk over het bewaren en toegankelijk maken

van veteranenboeken. Ten tweede het doel van de prak sche uitvoering van het toegankelijk maken, dus het aanreiken van een func onele bibliografie – een tweede doel dat gesteld is zonder, op dat moment, besef van de hobbels op de weg. Dit gebrek hee grotendeels te maken met de lange adem die nodig was om dit onderzoek af te ronden: zowel het vinden van relevante tels in PiCarta als de autopsie bleek buitengewoon las g. Het is bij alle bezochte bibliotheken voorgekomen dat er boeken niet in hun collec e zaten, terwijl PiCarta dat wel aangaf, of ze stonden niet op de plank op de aangewezen plek. Niet op de plank betekent: onvindbaar. Gebruikmaken van het interbibliothecair leenverkeer (IBL) bleek geen oplossing: voordat een boek af te halen is bij een UvA-bibliotheek kan het weken verder zijn, en aanvragen worden soms zonder bericht geannuleerd.

Samengevat lijkt de prioriteit van archieven en bibliotheken te liggen bij de bewaarfunc e, ten koste van de ontslui ngsfunc e. Het bovenstaande verhaal mag gelezen worden als een hartstochtelijk pleidooi om daar verandering in te brengen.