• No results found

1.1 ■ ■ Vlaams-Brabant, werkzaamheid troef in 2001

Wanneer we kaart 2.1 bekijken, valt Vlaams-Brabant in positieve zin op. Deze provincie spant de kroon in België wat betreft het aandeel werkenden: er wordt anno 2001 een werkzaamheids-graad van 68,9% genoteerd. In beide arrondissementen van deze provincie ligt het aandeel wer-kende 18- tot 64-jarige inwoners relatief hoog.

De werkzaamheidsgraad van het arrondissement Leuven bedraagt 68,2% in 2001. Het zijn voor-al de gemeenten rond de stad Leuven die deze werkzaamheid ondersteunen. Leuven bundelt voor-als provinciehoofdstad immers tal van centrumfuncties waardoor het aantal jobs het aantal inwo-ners overstijgt. De arbeidsmarkt telt er heel wat inkomende pendelaars, voor een groot deel van-uit gemeenten als Bertem, Lubbeek, Herent, Holsbeek, Boutersem en Glabbeek, waar de werkzaamheid uitsteekt boven de 70%. Daarnaast moet ook rekening worden gehouden met de nabijheid van de vele jobs in Brussel.

Hfdst. 1,4.2.1.5

E

Het arrondissement Halle-Vilvoorde noteert in 2001 eveneens een behoorlijk aandeel werkenden (69,5%). De pendel naar Brussel kan hiervoor onder meer een verklaring bieden. De gemeenten aan de westelijke en noordelijke kant van het Brussels Gewest laten de gunstigste resultaten op-tekenen. In Galmaarden, Meise, Lennik, Gooik en Pepingen werkt bijna drie kwart van de inwoners.

Ook in Kampenhout, Zemst, Grimbergen en Steenokkerzeel is ruim 70% van de inwoners aan het werk. Het hoge aandeel werkenden van deze gemeenten is, naast de Brusselse pendel, waar-schijnlijk ook te danken aan de grote jobconcentratie in Machelen, Vilvoorde en Drogenbos.

Deze gemeenten tellen meer jobs dan inwoners en moeten dus rekenen op inkomende werkpen-del om alle arbeidsplaatsen in te vullen. Ook de aanwezigheid van de nationale luchthaven in Zaventem is allicht niet vreemd aan de hoge werkzaamheid in de voornoemde gemeenten. Het faillissement van SABENA in het najaar van 2001 deed echter tal van banen sneuvelen, wat zich vermoedelijk zal manifesteren in de werkzaamheidscijfers van 2002.

Tussen 1997 en 2001 kwamen er in Vlaams-Brabant bijna 22 000 werkenden bij op de arbeids-markt (kaart 2.5). Omdat Vlaams-Brabant evenwel in 1997 al relatief hoge scores behaalde qua aantal werkenden, resulteert deze stijging in absolute cijfers in een procentuele evolutie van

‘slechts’ 5% wat onder het Belgische gemiddelde ligt. In Halle-Vilvoorde kwamen er 12 150 wer-kenden bij. Het zijn vooral de kerngemeenten van dit arrondissement, zijnde Vilvoorde en Halle, die de vooruitgang in absolute aantallen dragen. Ook in het arrondissement Leuven is het vooral de stad Leuven zelf die de toename van het aantal werkenden naar zich toe trekt.

De werkzaamheid in 2001 wordt in Vlaams-Brabant vooral gedragen door de mannen (76,1%), maar ook de vrouwen zijn er meer aan het werk dan gemiddeld in België en de gewesten. Meer zelfs, met een vrouwelijke werkzaamheidsgraad van 61,6% is Vlaams-Brabant de absolute top-per in België (kaart 2.2). Op gemeentelijk niveau worden nog opmerkelijkere resultaten geno-teerd. In het arrondissement Halle-Vilvoorde werken in de gemeenten Pepingen, Meise, Lennik en Ternat meer dan twee derden van de vrouwelijke inwoners. In Kampenhout wordt zelfs een aandeel van 69% gehaald. In het arrondissement Leuven ontwaren we een patroon waarbij geldt dat hoe verder de gemeente zich van Brussel verwijdert, hoe minder vrouwen er aan de slag zijn. Zo tellen we in de gemeente Herent, aan de Brusselse kant van het arrondissement, 64,3%

werkende vrouwen. In Scherpenheuvel, aan de Limburgse en meer landelijke kant van het ar-rondissement, daalt dit aandeel tot een niveau van 54,2%. Desalniettemin blijft deze gemeente boven het Belgische gemiddelde scoren. De uitzondering op dit patroon is de gemeente

Tervuren, die zich situeert aan de Brusselse Rand en toch slechts een vrouwelijke werkzaamheid van 52,7% laat noteren.

F

Hfdst. 1,2.1

Een verklaring voor de behoorlijke vrouwelijke arbeidsmarktdeelname in Vlaams-Brabant moet deels gezocht worden in de uitgebreide commerciële dienstensectoren in de provincie en haar omgeving. In het arrondissement Halle-Vilvoorde zijn de commerciële diensten, waaronder de kleinhandel, horeca en industriële reiniging, meer aanwezig dan gemiddeld in België. Deze sec-toren tellen doorgaans meer vrouwen in hun personeelsbestand dan de meeste industriële secto-ren. Bovendien moet men rekening houden met de vrouwelijke pendel naar Brussel, waar vooral de niet-commerciële dienstensectoren sterk staan, die vaak meer vrouwen dan mannen tewerkstellen.

In Vlaams-Brabant bedraagt het verschil tussen de mannelijke en de vrouwelijke werkzaamheid 14,5 ppn. In geen andere Waalse of Vlaamse provincie is deze seksekloof zo beperkt. In tegen-stelling tot het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (zie verder), gaat deze minimale seksekloof bo-vendien gepaard met een positieve situatie voor de vrouwen op de arbeidsmarkt. Tijdens de periode 1997-2001 nam het aantal werkende vrouwen in de provincie toe met zo’n 15 000 perso-nen (+8%), waarmee de groei bij de mannelijke werkenden (+3%) ruimschoots wordt overtroffen (kaart 2.6).

De gunstige omstandigheden voor de vrouwen en de ouderen (zie verder) lijken in Vlaams-Bra-bant een beetje ten koste te gaan van de arbeidsmarktpositie van de jongeren (kaart 2.3). Van de 18- tot 24-jarigen oefent 44,5% een job uit. Dit aandeel ligt boven het Belgische, maar onder het Vlaamse gemiddelde. Een verklaring hiervoor kan ten dele worden gevonden door te kijken naar het onderwijsniveau van de Vlaams-Brabantse bevolking. In vergelijking met de andere Vlaamse provincies telt Vlaams-Brabant een hoger aandeel hooggeschoolden. Hieruit kan men enigszins afleiden dat er langer wordt gestudeerd dan in de andere provincies. Met andere woorden, de lage werkzaamheidsgraad bij de Vlaams-Brabantse jongeren kan te wijten zijn aan het feit dat deze leeftijdsgroep nog een hoog aantal studenten kent. Tussen 1997 en 2001 werden ongeveer 3 400 meer werkende jongeren geteld, een stijging van 10%.

Wat de ouderenwerkzaamheid betreft, staat Vlaams-Brabant in de Belgische top-3. Zo’n 34% van de ouderen is er aan het werk (kaart 2.4). Zowel de oudere mannen als de oudere vrouwen zijn er meer werkzaam dan gemiddeld in België en in het Vlaams Gewest. De mannelijke 55-plussers noteren een werkzaamheidsgraad van 45,5%. Bij de vrouwen gaat het om 23%. De voorbije jaren werd ook hier vooruitgang geboekt, die vooral bij de vrouwen relatief groot is. Meer dan 3 500 vrouwelijke 55-plussers vervoegden het werkend segment van de arbeidsmarkt, tegenover 3 000 oudere mannen.

Hfdst. 1,4.3.1.1

E

Bij de ouderen werd in 2001 in het arrondissement Leuven een werkzaamheid van 32,6% vastge-steld. Op kaart 2.4 kan men hetzelfde patroon als bij de werkzaamheid van vrouwen herkennen:

hoe verder verwijderd van het Brussels Gewest, hoe ongunstiger de situatie. Concreet houdt dit in dat gemeenten als Herent, Kortenberg en Huldenberg een relatief hoog aandeel werkende 55-tot 64-jarigen laten opmeten (38% en meer). In gemeenten die grenzen aan de provincie Limburg zakt de ouderenwerkzaamheid onder de 28% zoals bijvoorbeeld in de meer landelijke gemeen-ten Geetbets, Zoutleeuw en Scherpenheuvel. In het arrondissement Leuven werden er tussen 1997 en 2001 bijna 3 000 ouderen meer geteld onder de werkenden. Vooral de oudere vrouwen dragen bij tot deze positieve evolutie. Ruim een derde van de toename van het aantal werkende ouderen moet worden gesitueerd in de vier stedelijke centra van het arrondissement, zijnde Tienen, Aarschot, Diest en provinciehoofdstad Leuven.