• No results found

1.3 ■ ■ Oost-Vlaanderen, Vlaamse middenmoot

Als provincie doet Oost-Vlaanderen het ook niet slecht. Net als in West-Vlaanderen oefent 68,3%

van de inwoners er een job uit (kaart 2.1). Ondanks dit relatief hoge aandeel werkenden, is het aantal jobs er beperkt zodat veel Oost-Vlamingen zijn aangewezen op werkpendel (Steunpunt WAV-SSA & VIONA, 2001b). Wat de evolutie van het aantal werkenden betreft, is Oost-Vlaan-deren met een toename van 26 900 werkenden lang niet slecht bezig. De provincie kon haar werkzaamheidsgraad verhogen van 65,3% in 1997 naar 68,3% in 2001.

Naast Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen laten de vrouwen eveneens van zich horen in de provincie Oost-Vlaanderen (kaart 2.2). Verklaring hiervoor is net als in de vorige provincies ten dele sectorgebonden: in de provincie Oost-Vlaanderen kunnen de vrouwen rekenen op een sterk uitgebouwde quartaire dienstensector. Zo staan de sectoren van onderwijs en gezondheidszorg er sterker dan gemiddeld in België. Een andere verklaring moet ook hier worden gezocht in de voortdurende toename van de vrouwelijke deelname aan de arbeidsmarkt. Wat betreft de evolu-tie van het aantal werkende vrouwen doet Oost-Vlaanderen het behoorlijk goed (kaart 2.6). Er kwamen over de ganse provincie zo’n 20 000 vrouwelijke arbeidskrachten bij (+9%). Hierdoor steeg hun werkzaamheidsgraad van 54,7% in 1997 naar 59,4% in 2001.

Hiertegenover staan hun mannelijke collega’s, waar de groei tussen 1997 en 2001 met zo’n 6 700 extra werkenden minder imposant was. Desalniettemin konden ook zij hun werkzaamheids-graad in de beschouwde periode zien stijgen naar een peil van 76,9% in 2001.

Meer dan de helft van de Oost-Vlaamse jongeren oefent een job uit (kaart 2.3). Zowel de jonge mannen als de jonge vrouwen zijn meer werkzaam dan gemiddeld in ons land. Bij de mannelij-ke 18- tot 24-jarigen werkt 54,4%. Bij hun vrouwelijmannelij-ke leeftijdsgenoten gaat het om 48,1%. Vooral de werkzaamheid van jonge vrouwen kende tussen 1997 en 2001 een positieve impuls: er kwa-men een kleine 2 000 extra jonge vrouwelijke werkkrachten bij.

De ouderenwerkzaamheid in de provincie Oost-Vlaanderen bevindt zich in 2001 op een niveau van 30,7% (kaart 2.4). Vooral de oudere Oost-Vlaamse vrouwen zijn minder werkzaam dan

ge-middeld. Zij noteren een aandeel werkenden van amper 19,6%. De oudere mannen daarentegen zijn meer werkzaam in Oost-Vlaanderen dan gemiddeld in België met een aandeel werkenden van ruim 42%. Tussen 1997 en 2001 kwamen er evenwel zo’n 3 900 werkende vrouwelijke 55-plussers bij. En ook hun mannelijke werkende leeftijdsgenoten namen in aantal toe met 3 500 personen. Dit resulteert in een totale toename van het aantal werkende ouderen van ongeveer 7 400 personen, wat op zijn beurt de werkzaamheidsgraad van de ouderen stimuleerde van 25,8% in 1997 naar 30,7% in 2001.

De arrondissementen Oudenaarde en Gent laten op kaart 2.1 de meeste lichtgekleurde vlekken in de provincie Oost-Vlaanderen zien. Dit betekent dat de werkzaamheid van hun inwoners vaak hoger ligt dan gemiddeld in België. Vooral het arrondissement Oudenaarde laat zich op-merken met een werkzaamheidsgraad van 70,3% in 2001. De gemeente Kruishoutem houdt hier het arrondissementele record met een aandeel werkende inwoners van 74,5%. De gemeenten Maarkedal, Zingem, Wortegem-Petegem en Oudenaarde moeten hier niet veel voor onderdoen met werkzaamheidsgraden van 72% en meer. Ronse is de enige gemeente in het arrondissement die een beetje uit de toon valt met een iets lagere werkzaamheidsgraad van 63,7%. Dit aandeel ligt evenwel nog steeds boven het Belgische gemiddelde.

De mannen in het arrondissement Oudenaarde noteren een bijzonder hoog aandeel werkenden:

ruim 78% van de inwoners tussen 18 en 64 jaar oefenen er een job uit. Maar ook hun vrouwelijke tegenhangers zijn er meer werkzaam dan gemiddeld (61,8%). Vooral de gemeenten Maarkedal en Kruishoutem mogen qua vrouwenwerkzaamheid een pluim op hun hoed steken: ze noteren respectievelijke aandelen van 66,7% en 65,2% werkende vrouwen (kaart 2.2).

Ook de Oudenaardse jongeren zetten in 2001 een puike werkzaamheidsgraad neer van meer dan 51%. Tussen 1997 en 2001 werd slechts een minieme vooruitgang genoteerd op dit vlak. De werkzaamheidsgraad van de ouderen in het arrondissement Oudenaarde evenaart het Belgische gemiddelde: bijna een derde van hen werkt. Het arrondissement moet het vooral hebben van de gemeenten Kruishoutem, Horebeke en Maarkedal waar de ouderenwerkzaamheid rond de 40%

schommelt. In de periode 1997-2001 werden er bijna 550 meer werkende 55-plussers geteld, een evolutie die in relatieve termen zwakker is dan in België en het Vlaams Gewest.

Het arrondissement Gent bereikt met een werkzaamheidsgraad van 68,3% het provinciale ge-middelde (kaart 2.1). De toppers in dit arrondissement zijn de gemeenten Merelbeke, Lochristi en Nazareth met werkzaamheidsgraden van om en bij de 73%. Andere gemeenten zetten dan weer lagere werkzaamheidsgraden neer, zo onder meer de provinciehoofdstad Gent (65,6%) en

Wachtebeke (63,6%). Hierbij moet men wel in het achterhoofd houden dat, deze gemeenten al bij al nog goed scoren in Belgisch perspectief.

Tussen 1997 en 2001 kwamen er in het arrondissement Gent 10 300 werkenden bij (kaart 2.5). De stad Gent gaat hier met de hoofdmoot lopen: ruim de helft van de toename situeert zich hier.

Voorts valt op dat ook in het arrondissement Gent vooral de werkende vrouwen hun aantal za-gen toenemen. Zij bereiken anno 2001 een werkzaamheidsgraad van 60,2%, waar het in 1997 nog ging om 55,5%.

Met een jongerenwerkzaamheid van 48,7% sluit het arrondissement Gent de rangen binnen haar provincie (kaart 2.3). De jongeren in het meer residentiële Sint-Martens-Latem (29,4%) bevinden zich in de minst gunstige situatie, wat misschien verklaard wordt door een hoog aandeel studen-ten in deze leeftijdsklasse. In de provinciehoofdstad werkt 47,5% van de jongeren. Tussen 1997 en 2001 werden er bovendien zo’n 950 extra jongeren aan het werk gezet, een evolutie van +11%.

Andere gemeenten in het Gentse kunnen geen dergelijk positief rapport voorleggen. Zo bijvoor-beeld Lochristi, Wachtebeke en Lovendegem die allen een verlies van het aantal werkende jon-geren noteren, zij het dat het in absolute termen om relatief kleine aantallen gaat.

Overlopen we kort de vier andere Oost-Vlaamse arrondissementen die allen hogere werkzaam-heidsgraden tonen dan het Belgische gemiddelde. Het arrondissement Sint-Niklaas laat in 2001 een werkzaamheidsgraad optekenen van 66,8%. Het arrondissement Eeklo tikt dan weer af op een werkzaamheidsgraad van 66,2% en draagt hiermee de rode lantaarn van de provincie. Des-alniettemin ligt dit aandeel nog boven het Belgische gemiddelde. De gemeente Zelzate haalt dit gemiddelde net niet met een werkzaamheidsgraad van 62,2%. De gemeente Kaprijke (69,4%) overtreft het dan weer ruimschoots. Tussen 1997 en 2001 groeide het aantal werkenden in het arrondissement Eeklo met ruim 1 300 personen.

Blijven over de arrondissementen Aalst en Dendermonde. In Aalst (69,4%) wordt anno 2001 een relatief hoge werkzaamheidsgraad genoteerd. De gemeente Zottegem gaat met de hoofdprijs lo-pen in dit arrondissement met een aandeel werkende inwoners van 71,7%. Naar geslacht laten vooral de mannen in het arrondissement Aalst een bijzonder gunstige arbeidsmarktsituatie opte-kenen: ruim 77% van hen werkt. Naar leeftijd zijn het de 25- tot 54-jarigen die in het oog sprin-gen met een werkzaamheidsgraad van meer dan 90%. In de gemeente Zottegem loopt dit zelfs op tot 93%.

In het arrondissement Dendermonde ten slotte werkt 68% van de inwoners tussen 18 en 64 jaar.

De positieve evolutie van het aantal werkenden tussen 1997 en 2001 (+3 470 werkenden) moet bijna uitsluitend bij de vrouwen gesitueerd worden.