• No results found

Hoofdstuk 4 De verwachtingen voor de toekomst

4.3 Visies uit de literatuur

In deze paragraaf worden verschillende visies uit de literatuur gegeven. Er worden analyses en verwachtingen over verschillende actiepunten uitgewerkt. Daarnaast zullen enkele

alternatieven of alternatieve invullingen van actiepunten weergegeven worden. Het doel van deze analyses is om een beeld te geven over de verwachtingen voor de toekomst.

4.3.1 Digitale economie

Het eerste actiepunt dat wordt besproken is actiepunt 1, het actiepunt over de digitale economie. In hoofdstuk 2 is al een beschrijving gegeven van dit actiepunt. Voordat de OECD met een verdere uitwerking kwam, waren de eerste reacties omtrent dit punt veelal

afwachtend. Kruithof (2013) stelt dat dit actiepunt eigenlijk een vaag geheel is waarin niet duidelijk wordt wat exact verwacht wordt en van wie. Hij kwalificeert het enkel als een aankondiging naar onderzoek. In hoofdstuk 3 is het conceptrapport van de OECD op dit gebied uitgewerkt. In dit rapport zijn verschillende uitdagingen weergegeven en daarnaast enkele oplossingen gepresenteerd. De verwachting voor de toekomst is dat het uiteindelijke rapport in september 2014 vooral gericht zal zijn op het identificeren van de uitdagingen en minder op het doen van concrete aanbevelingen (Herrington en Lowell, 2013). Gevolg hiervan is dat er niet erg veel toekomstverwachtingen zijn voor de korte termijn. Een identificatie van de problemen is nog niet genoeg om de problemen aan te pakken.

Kavelaars (2013) stelt daarnaast nog dat het probleem omtrent de digitale economie al heel lang speelt en volgens hem enigszins losstaat van de problemen omtrent BEPS. Hij geeft ook aan dat de OECD al zes eerdere rapporten heeft gepubliceerd, zonder noemenswaardige veranderingen of resultaten. Aanvullend wordt wel gesteld dat dit rapport een bredere visie geeft voor de aanpak van het probleem omtrent BEPS, omdat de omzetbelasting ook

betrokken wordt (Redactie Vakstudie Nieuws, 2014).

De verwachtingen voor de toekomst op het gebied van dit actiepunt zijn dus vooral afwachtend. Misschien is deze afwachtende houding ook wel de juiste. Mijns inziens kan er pas een verwachtingspatroon gecreëerd worden als de OECD besluit om met concrete maatregelen te komen om deze verandering naar de digitale economie in goede banen te leiden. Voor het probleem omtrent BEPS verwacht ik dat er weinig zal veranderen na publicatie van dit rapport. Echter moet wel worden gesteld dat het niet onnodig is om de problemen omtrent deze digitale economie in kaart te brengen. Het kan de juiste basis zijn om in de toekomst nieuw onderzoek te doen om de juiste oplossingen te presenteren.

4.3.2 Hybride mismatches

Het tweede actiepunt wat wordt geanalyseerd is actiepunt 2, het neutraliseren van de effecten van hybride mismatches. Dit actiepunt heeft in de literatuur op veel bijval kunnen rekenen. Vleggeert (2013) stelt dat het tegengaan van deze hybride mismatches een zekere bijdrage kan leveren aan het oplossen van het probleem omtrent BEPS. Dit doordat dit één van de meest gebruikte manieren is om belasting te ontwijken, omdat de benodigde

constructies voor bedrijven vaak niet moeilijk te bewerkstelligen zijn (Vleggeert, 2013). Bijgevallen wordt hij door de redactie van Vakstudie Nieuws (2014), die stellen dat dit actiepunt zeker zal leiden tot veranderingen van verschillende fiscale structuren. In het conceptrapport, besproken in hoofdstuk 2, zijn een aantal aanbevelingen gedaan om deze belastingontwijking terug te dringen. Ook hier blijft het slechts bij aanbevelingen en zal er op korte termijn dus niet heel erg veel verwacht van worden (Redactie Vakstudie Nieuws, 2014). Net als bij het vorige actiepunt is de algemene houding vooral dat er afgewacht moet worden op het vervolgrapport, welke in september 2014 verwacht wordt, en de reacties hierop. Weliswaar zijn er enkele voorbeelduitwerking geplaatst in de literatuur, die als vooruitziende blik op de toekomst gepubliceerd kunnen worden. Vleggeert (2013) behandelt een optie vanuit Nederlands perspectief, welke hier kort wordt uitgewerkt.

Het voorkomen van een situatie waarin een renteontvangst bij de één niet wordt belast, maar bij de ander wel aftrekbaar is, wil hij doen door middel van een aanpassing in de deelnemingsvrijstelling. Hij stelt dat de deelnemingsvrijstelling sinds 2007 zo veranderd is dat bepaalde renteontvangsten niet belast worden terwijl deze bij de ander wel aftrekbaar zijn, een situatie waarin er wel baten zijn maar geen lasten. Om dit te voorkomen stelt hij dat een deelneming die een lening verstrekt krijgt van de moedermaatschappij de

vergoeding op deze lening enkel mag aftrekken als de betaalde vergoeding bij de

moedermaatschappij in de winst wordt opgenomen. Er mag dus enkel aftrek plaatsvinden als er ook belasting betaald wordt over deze vergoeding.

4.3.3 Misbruik en verdragen

Het derde actiepunt dat wordt geanalyseerd is actiepunt 5, het aanpakken van schadelijke belastingregimes. De OECD heeft hier zelf nog geen tussentijds rapport over gepubliceerd, dus er is enkel bekend hoe het actiepunt volgens het actieplan moet worden ingevuld. Dit actiepunt is opgedeeld in drie delen, waarvoor verschillende deadlines zijn. Ten eerste wil de OECD in kaart brengen van de belastingregimes van alle leden van de OECD. Ten tweede wil de OECD een strategie opstellen waarmee ook niet-leden van de OECD betrokken worden bij het proces om schadelijke regimes aan te pakken. Ten derde moeten er nieuwe criteria worden opgesteld die helpen om schadelijke belastingregimes te definiëren. Een belangrijke analyse op dit gebied komt van Englisch en Yevgenyeva (2013). Zij stellen dat dit actiepunt voortborduurt op het in 1998 gepubliceerd plan om schadelijke belastingregimes aan te pakken, zonder dat er enige evaluatie wordt gegeven om te bekijken waarom er nog weinig bewerkstelligd is (OECD, Harmful tax competition, 1998). Daarnaast benadrukken zij dat het met de huidige opzet van het actiepunt onduidelijk is wat de verwachtingen voor de

toekomst worden, omdat de punten wat vaag geformuleerd zijn en de uitkomsten niet op elkaar aan hoeven te sluiten. Ze concluderen dat dit te maken zal hebben met de politieke gevoeligheid op dit punt. Deze gevoeligheid is een gevolg van het feit dat geen enkel land een verandering wil doorvoeren die enkel leidt tot een verslechtering van de eigen fiscale concurrentenpositie (Englisch en Yevgenyeva, 2013). De verwachting die ze uitspreken is dat het moeilijk zal blijven om een universeel beleid te creëren welke de schadelijke

belastingregimes kan aanpakken, omdat niet duidelijk is in hoeverre de politieke steun aanwezig is. Mijns inziens is dit een optimistisch actiepunt van de OECD, welke in theorie zeker bijdraagt aan het oplossen van het probleem. Voor de toekomst verwacht ik echter dat er nog veel over geschreven en gediscussieerd gaat worden, simpelweg omdat het zeer ingewikkeld is om alle doelstellingen van het actiepunt te behalen. Daarnaast moet er vervolgens ook een manier gevonden worden om deze regimes daadwerkelijk aan te pakken. Het laatste woord is hier waarschijnlijk nog niet over geschreven.

Het volgende actiepunt dat aan de orde komt is actiepunt 6, het voorkomen van verdragsmisbruik. Ook hier is een conceptrapport over gepubliceerd door de OECD, waarin verschillende aanbevelingen gedaan worden om het misbruik terug te dringen. Op het gebied van dit actiepunt is in de literatuur een afwachtende houding te zien. De tendens is dat het nog maar de vraag is of aanbevelingen om verdragen aan te passen ook in de praktijk zullen en kunnen worden toegepast. Men heeft immers ook te maken met nationale

regelgeving en rechtspraak (Redactie Vakstudie Nieuws, 2014). Verder wordt gesteld dat het gezien de strakke tijdspanne misschien wat kort door de bocht wordt, en dat men beter langer de tijd kan nemen om degelijkere aanbevelingen te doen.

Het volgende actiepunt dat kort wordt behandeld is actiepunt 7, het voorkomen van de mogelijkheid tot een kunstmatige vermijding van de vaste inrichting status. Zoals in hoofdstuk twee beschreven, wilt men een vaste inrichting status vermijden om zo

belastingvoordelen op te doen. Collier (2013) geeft aan dat hij bezorgd is over de wijdte van het actiepunt, omdat hij verwacht dat dit de nodige problemen gaat opleveren. Deze

problemen voorziet hij vooral bij landen die dusdanige maatregelen niet snel willen toepassen omdat ze teveel inkomsten zullen verliezen. Ook hier speelt dus weer het

probleem omtrent de onduidelijke steun op het internationale politie speelveld. Duidelijk is dat de manier van belastingontwijking aangepakt moet worden, de toekomst zal echter moeten uitwijzen in hoeverre dit universeel aangepakt kan worden, daar is immers breed gedragen steun voor nodig.

4.3.4 Transfer pricing

Het volgende onderdeel dat wordt behandeld is de verschillende actiepunten op het gebied van transfer pricing. Over dit fenomeen is in hoofdstuk drie al meer duidelijkheid gegeven, aan de hand van het conceptrapport van de OECD. Wat duidelijk wordt aan de hand van de implementatiedoelstelling van de OECD is dat er op korte termijn vooral gewerkt wordt aan de transfer pricing regels op het gebied van de immateriële activa en de benodigde

documentatie, actiepunt 8 & 13. De andere punten op het gebied van transfer pricing, actiepunt 9 & 10, over de verandering van regels op het gebied van risico en kapitaal en andere gebieden met hoge risico’s, worden geacht te worden bereikt op een langere

termijn. Kofler (2013) benadrukt dat het transfer pricing gebied eigenlijk het enige gebied is waarop de OECD echt doorslaggevend kan zijn bij het invoeren van regelgeving. De OECD kan namelijk zelf de in hoofdstuk 3 besproken guidelines aanpassen, en kan daarnaast eventueel aanpassingen doen in het modelverdrag. Dit houdt in dat hij van deze actiepunten

veel verwacht, ze zijn immers een stuk concreter dan de andere actiepunten die enkel onderzoek doen of aanbevelingen geven. Op het gebied van de immateriële activa en de benodigde documentatie is al het nodige uitgewerkt in de conceptrapporten, dus de verwachting is dat deze punten in september 2014 al dusdanig zijn uitgewerkt dat de transfer pricing problemen op deze gebieden opgelost kunnen worden (Kofler, 2013). Daarnaast verwachten Herrington en Lowell (2014) nog een aantal andere veranderingen in de toekomst. Zij verwachten dat dat er steeds meer bewustzijn en begrip over transfer pricing zal ontstaan in de belastingadministratie. Dit zal er voor zorgen dat landen steeds beter om kunnen gaan met transfer pricing. Daarnaast verwachten zij vooruitgang in het steeds simpeler maken van documentatie op het gebied van transfer pricing. Er zal dus een steeds beter bewustzijn van transfer pricing komen, welke er voor zal hebben de BEPS- gerelateerde problemen aan transfer pricing zoveel mogelijk te kunnen voorkomen.

Naast de al uitgebrachte conceptrapporten zijn er ook nog de andere actiepunten op het gebied van transfer pricing die nog niet aan de orde zijn gekomen. Over de vooruitgang en verwachten omtrent deze punten is nog veel onduidelijkheid. Herrington en Lowell (2014) verwachten dat de uitkomsten van deze actiepunten ook gerelateerd zullen zijn aan het succes van de eerdergenoemde actiepunten op het gebied van transfer pricing die op korte termijn ingevoerd zullen worden. Al met al zal het ook bij deze punten gaan om het bewustzijn omtrent transfer pricing te vergroten. Mijns inziens is het een goede zaak dat de OECD zich concentreert op transfer pricing vraagstukken. Het is een essentieel deel van het probleem omtrent BEPS. Qua verwachtingen is het op dit actiepunt wat positiever gesteld, vooral doordat de OECD zelf de hand heeft in aanpassingen in de regelgeving. Dit zorgt ervoor dat er stappen gezet kunnen worden. Het creëren van meer bewustzijn in combinatie met strengere regelgeving zorgt er mijns inziens voor dat er vooruitgang geboekt kan

worden. De OECD lijkt dus op de goede weg met deze actiepunten.

4.3.5 Informatie uitwisseling

De volgende ontwikkeling die wordt besproken valt het best samen met actiepunt 12 en 13. Het gaat hierbij om het verbeteren van de internationale informatie uitwisseling. Er wordt verwacht dat dit misschien wel een van de meest belangrijke punten is in het actieplan van de OECD (Redactie Vakstudie Nieuws, 2014). De verwachting is namelijk dat de OECD bij veel actiepunten die om nationale regelgeving gaan niet snel overeenstemming zal bereiken en dus het gewenste resultaat zal bereiken, terwijl elke overheid waarschijnlijk gebaat is bij een betere informatietoevoer over het belastinggedrag van multinationals. Het doel van het actiepunt is dat multinationals aan belastingdiensten bepaalde cijfers moeten overhandigen over activiteiten in het desbetreffende land, waaronder winstgegevens, de aard van de werkzaamheden en bijvoorbeeld het aantal werknemers. Op deze manier zal meer

duidelijkheid zijn in de activiteiten en ook in de manier waarop de belasting wordt ontweken (Redactie Vakstudie Nieuws, 2014). Naar aanleiding van de recentelijk ingestelde Foreign Accountance Tax Compliance Act (hierna: FATCA) in Amerika, waarbij Amerikaanse

belastingplichtigen in het buitenland verplicht werden op een juist manier aangifte te doen

in Amerika, zijn er door veel landen afspraken gemaakt met Amerika. Deze afspraken hebben ervoor gezorgd dat de automatische gegevensuitwisseling steeds meer ontwikkeld wordt. De FATCA was het spreekwoordelijke duwtje in de rug (de Bont, 2014). De

verwachtingen voor de toekomst zijn dat deze gegevensuitwisseling zich steeds verder zal ontwikkelen (Herrington en Lowell, 2014). Deze transparantie is mijns inziens zeer belangrijk voor het aanpakken van het probleem omtrent BEPS. Als belastingdiensten steeds meer inzicht krijgen in de manier waarop multinationals hun belastingplanning, worden de gaten in het systeem en kunnen deze opgelost worden. De toekomst zal uitwijzen in hoeverre dit het geval gaat zijn, de verwachting is in ieder geval dat deze gegevensuitwisseling een grote rol gaat spelen in de fiscale wereld de komende jaren.

4.3.6 Het multilaterale instrument

Het laatste onderdeel wat besproken wordt komt overeen met actiepunt 15, het

ontwikkelen van een multilateraal instrument. Dit wordt in de literatuur veelal gezien als het meest ingewikkelde actiepunt van het hele actieplan. Kavelaars (2013) stelt in reactie op het actieplan dat dit het meest innovatieve idee is, maar ook veruit het meest ingewikkeld om door te voeren. De gedachte achter dit idee is dat er een instrument wordt ontwikkeld waarbij wijzigingen in het OECD Modelverdrag direct doorgevoerd kunnen worden in de afgesloten verdragen tussen landen. Dit zou betekenen dat landen een deel van hun soevereiniteit op moeten geven, ze beslissen immers niet zelf, wat niet voor de hand ligt (Kavelaars, 2014). In het actiepunt zelf wordt niet uitgelicht wat de invulling zou zijn voor zo’n multilateraal instrument, er wordt enkel gesteld dat de mogelijk onderzocht moet worden. De Graaf, de Haan en de Wilde (2014) benadrukken dat uniformiteit van verdragen enorm zou kunnen meehelpen aan het oplossen van de problemen omtrent BEPS. Ook zij zien in dat het lastig wordt om een multilateraal instrument in te voeren, maar benadrukken wel de mogelijkheden ervan. Daarnaast moest wel rekening gehouden worden dat een multilateraal instrument van de OECD enkel zal werken voor de landen aangesloten bij het modelverdrag (Miller en Kirkpatrick, 2013). De effectiviteit van zo’n multilateraal instrument zal dan afhangen van de mate waarin multinationals deze regelgeving alsnog kunnen

omzeilen via niet-leden van de OECD. De enige manier waarop dit multilaterale instrument kan slagen is een situatie waarin zoveel mogelijk landen zich aansluiten.

Hoewel de OECD zelf niet uitwerkt hoe dit instrument eruit moet komen zien, valt er niet veel te zeggen over de toekomstverwachtingen. Broekhuijsen (2013) werkt in zijn artikel echter een manier uit waarop dit instrument eventueel vormgegeven zou kunnen worden. Hij stelt dat het verdrag een bepaalde methode moet bevatten waarmee de aanpassingen van bindende kracht zijn zonder dat elke staat instemt met elk van de wijzigingen. Dit is belangrijk omdat er anders altijd wel iemand dwarsligt, waardoor het hele multilaterale instrument niet werkt. Hij stelt voor om dit vorm te geven door middel van een ‘opt-out’ procedure. Dit houdt in dat van te voren de internationale normen in kaart worden

gebracht. Hierna wordt elke deelnemende staat geacht gebonden te zijn aan deze normen, tenzij een staat expliciet aangeeft niet akkoord te zijn met deze verbinding. Ten twee zal

moeten worden bepaald hoe het multilaterale instrument zich verhoudt tot de bilaterale belastingverdragen. Een optie hiervoor is om het multilaterale en het bilaterale instrument samen geldend te maken, zodat het multilaterale instrument automatisch in het bilaterale instrument gepast wordt. Een tweede optie is het multilaterale instrument te laten

‘overrulen’, waarbij het multilaterale instrument dus voorgaat (Broekhuijsen, 2013). Dat het ondanks dit voorstel niet makkelijk wordt om een multilateraal instrument in te voeren moge duidelijk zijn, landen zijn immers niet gauw bereid om hun soevereiniteit op te geven. Mijns inziens is dit multilaterale instrument op papier het belangrijkste idee van de OECD, omdat dit veel van de problemen omtrent BEPS op zal lossen. Echter, in de praktijk lijkt het mij zeer ingewikkeld tot onmogelijk in te voeren, waardoor mijn verwachtingen op het gebied van dit actiepunt niet erg hoog zijn.