• No results found

Hoe reageert Nederland op het actieplan?

Hoofdstuk 4 De verwachtingen voor de toekomst

4.4 Hoe reageert Nederland op het actieplan?

In deze paragraaf wordt ingegaan op de gevolgen voor Nederland, en dan vooral de acties die Nederland al heeft ondernomen als gevolg van het actieplan. Het is duidelijk dat

Nederland als belangrijke speler op de internationale markten ook zijn rol moet pakken om de problemen omtrent BEPS aan te pakken. In een brief aan de tweede kamer reageren minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en

staatssecretaris Weker van Financiën op verschillende rapporten en de toegenomen discussie op het gebied van belastingplanning (IFZ/2013/320 U). In deze brief wordt een aantal maatregelen besproken die Nederland zal nemen. Zij benadrukken in de brief dat mondiale problemen om mondiale oplossingen vragen, waarbij zij doelen op het feit dat oplossingen bindend moeten zijn voor alle staten. Zij slaan ook terug op het commentaar wat Nederland verkrijgt vanuit de Europese Unie, namelijk dat er in Nederland veel schakelvennootschappen zijn die gebruik maken van het verdragennetwerk, waar deze vennootschappen daar niet altijd recht tot hebben. Ook zeggen zij de ogen niet te sluiten voor de ‘opvallend grote geldstromen’ die via Nederlandse financiële instellingen lopen.

De redactie van Vakstudie Nieuws (2014) concludeert aan de hand van de brief en de communicatie met de kamer dat Nederland een aantal maatregelen heeft voorgesteld om mee te helpen met het internationale plan tegen de problemen omtrent BEPS.

Samenvattend kunnen deze maatregelen als volgt weergegeven worden:

- De ‘substance-eisen’, die naar voren komen uit de verschillende rapporten, worden verscherpt en gaan daarmee voor meerdere vennootschapen gelden. Dit houdt in dat vennootschappen aan meerdere eisen moeten voldoen voordat zij als Nederlandse vennootschap gekwalificeerd kunnen worden, en daarmee dus minder snel gebruik kunnen maken van de Nederlandse verdragsfaciliteiten. In het nieuwe DGB-besluit (2014/3101) is vastgelegd dat

dienstverleningsvennootschappen spontaan informatie gaan verstrekken aan buitenlandse instanties. Deze informatie uitwisseling zal plaatsvinden bij een aantal verschillende afspraken. Deze afspraken worden gemaakt om van te voren

zekerheid te geven aan belastingdiensten en bedrijven. De eerste vorm is de Advanced Price Agreement (APA). Deze APA’s geven zekerheid over de toe te passen transfer pricing methodes. Zo is van te voren zekerheid welke

verrekenprijzen gebruikt worden. De tweede vorm is de Advanced Tax Ruling (ATR). Deze ATR’s geven zekerheid over de consequenties op het gebied van belastingen bij bepaalde structuren. Op het moment dat de bedrijven waarmee dit soort afspraken gemaakt zijn niet meer voldoen aan de strengere substance- eisen, zal de belastingdienst deze afspraken en andere informatie spontaan uitwisselen aan andere belastingautoriteiten. Dit moet ervoor zorgen dat er minder gebruik gemaakt kan worden van bepaalde verdragsvoordelen als daar geen recht op is. Daarnaast is ook van belang dat andere landen op een zelfde manier informatie uitwisselen, zodat verdragsmisbruik zoveel mogelijk

voorkomen kan worden.

- Mocht een vennootschap een verzoek doen om een ruling van

houdstermaatschappijen te krijgen, zal deze alleen behandeld worden mits het concern waarbinnen deze vennootschap opereert voldoende band heeft met Nederland. Dit geldt voor bedrijven die dividend ontvangen en verstrekken van en aan niet-ingezetenen.

- Nederland gaat met 23 lage-inkomenslanden om tafel om de verdragen, die veelal verouderd zijn, te vernieuwen. Dit houdt in dat deze verdragen vaak sterker worden gemaakt zodat buitenstaanders minder makkelijk gebruik kunnen maken van deze voordelen. Daarnaast zullen antimisbruikbepalingen worden ingevoegd, welke nu veelal ontbreken.

- Nederland steunt de belastingdiensten van lage-inkomenslanden om ervoor te zorgen dat deze zelf in staat zijn om de belasting te heffen, en daarnaast ongewenste vrijstellingen aan te pakken. Eventueel wordt ook extra geld beschikbaar gesteld door het kabinet.

Daarnaast is Nederland ook actief bezig om de cbc-reporting te ondersteunen en uit te breiden. De hiervoor genoemde spontane informatie uitwisseling is daar een goed voorbeeld van. In een brief van minister Opstelten van het ministerie van veiligheid en justitie worden enkele vragen beantwoord betreffende de reactie op de ontwikkeling van country by country reporting (17 dec 2013, 462990). Hierin wordt benadrukt dat Nederland actief wil bijdragen aan cbc-reporting. Ook in de brief van 30 augustus 2013 (IFZ/2013/320 U) wordt benadrukt dat Nederland het belang van cbc-reporting onderschrijft. Wel wordt in beide brieven gesteld dat Nederland de negatieve economische consequenties van een eventuele publieke beschikbaarheid van alle belastingactiviteiten.

Duidelijk is dat Nederland de intentie heeft om mee te gaan in het proces van de OECD om de problemen omtrent BEPS aan te pakken. Het kabinet begrijpt dat de internationale druk dusdanig groot is en wil zich daarnaast ook niet van de slechtste kant laten zien. Uit de brief komt wel naar voren dat Nederland er van uit gaat dat het zich niet alleen schaart om deze

problemen tegen te gaan. Er wordt verwacht dat alle landen hierin meegaan, omdat dit anders enkel ten koste gaat van belastinginkomsten van Nederland. Dit is een goede

reflectie van de situatie die zich hoogstwaarschijnlijk ook in andere landen afspeelt. Iedereen is bereid om mee te helpen, mits ze hier niet alleen in staan.

4.5 Conclusie

In dit hoofdstuk zijn de toekomstverwachtingen geanalyseerd om een antwoord te geven op de subvraag: ‘Wat zijn de toekomstverwachtingen en hoe reageert Nederland op het

actieplan?’.

Ten eerste is geanalyseerd wat de algemene verwachtingen omtrent het actieplan zijn. Hier is vooral naar voren gekomen dat de literatuur een erg afwachtende houding heeft aangenomen. Daarnaast is naar voren gekomen dat er veel twijfel is. Een veelgehoorde klacht is dat het plan in theorie passend is, alleen dat het nog maar de vraag is in hoeverre dit zich kan uitwerken in de praktijk. Verder wordt benadrukt dat het actieplan weinig concrete plannen bevat, het zijn enkel aanbevelingen en pogingen tot onderzoek, waardoor het maar de vraag is hoe dit zich uitwerkt. De algemene tendens is dat de OECD een plan heeft opgesteld waarin de belangrijkste dingen benoemd zijn, maar doordat zij geen wetgevende instantie zijn en geen enkele uitkomst dus bindend is, zal het erg moeilijk worden om de uitkomsten daadwerkelijk door te voeren.

Ten tweede zijn verschillende visies uit de literatuur uitgewerkt. In deze paragraaf is vooral gekeken naar de belangrijkste actiepunten en de verwachtingen hierover. Hierin kwam naar voren dat de literatuur het inhoudelijk vaak eens is met de gemaakte actiepunten, maar dat het succes ervan volledig gekoppeld is aan de mate van

implementatie. Ook hier bestaat dus een afwachtende houding. Wel zijn er een aantal initiatieven aan de orde gekomen waarbij suggesties worden gedaan om bepaalde

actiepunten vorm te geven. Deze suggesties zouden een weergave van de toekomst kunnen geven. De belangrijkste punten die naar voren komen bevatten onder andere het

multilaterale instrument, het versterken van de informatie-uitwisseling en het verduidelijken en in juiste banen leiden van het fenomeen transfer pricing.

Ten derde is uitgewerkt hoe Nederland heeft gereageerd op het actieplan. Hierin is naar voren gekomen dat Nederland welwillend is om mee te werken aan het tegengaan van belastingontwijking, maar dat dit alleen gebeurd onder voorwaarde dat elk land zijn steentje bijdraagt. Het mag immers niet leiden tot een verzwakking van de fiscale

concurrentenpositie. Dit is een houding die de meeste landen aannemen. Nederland heeft al enkele maatregelen aangekondigd, waaronder het verstrengen van de substance-eisen en het versterken van de informatie-uitwisseling. Daarnaast zal Nederland met een groot aantal lage-inkomenslanden om de tafel gaan zitten om de afgesloten verdragen te

heronderhandelen. Dit is nodig omdat deze verdragen vaak een manier zijn om belasting te ontwijken. Tijdens deze heronderhandeling zal men proberen de juiste

antimisbruikregelingen in te voegen. Als laatste zal Nederland ook bijdragen aan het ontwikkelen van de belastingdiensten van deze lage-inkomenslanden, zodat deze vaker in

staat zullen zijn om in hun eigen land problemen omtrent vrijstelling en aftrek aan te pakken.

Concluderend kan gesteld worden dat het actieplan van de OECD in theorie veel zou kunnen oplossen, maar dat het maar de vraag is in hoeverre dit in de praktijk

geïmplementeerd kan worden. Het volledige succes van het actieplan hangt samen met de mate van implementatie. De verwachtingen voor de toekomst zijn voornamelijk afwachtend, in combinatie met enkele suggesties om bepaalde actiepunten beter uit te werken. De toekomst zal uitwijzen in hoeverre het actieplan geslaagd genoemd kan worden. In

Nederland zijn de nodige maatregelen aangekondigd om een steentje bij te dragen aan de doelstellingen van het actieplan. Wel wordt hierbij gesteld dat Nederland niet het enige land kan zijn die aanpassingen doet, van elk ander land wordt ook steun verwacht zodat men gezamenlijk het probleem omtrent BEPS aan kan pakken. Dit is uiteindelijk waar het om draait, hoe meer steun er is voor het actieplan, hoe groter de impact van de implementatie kan zijn.

Hoofdstuk 5 Conclusie

5.1 Inleiding

In dit laatste hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de centrale vraag van de scriptie, namelijk: ‘In hoeverre slaat de OECD met haar actieplan de goede weg in om de problemen

omtrent Base Erosion and Profit Shifting aan te pakken?’. Eerst worden in paragraaf 5.2 de

drie verschillende deelvragen beantwoord. Aan de hand van deze conclusies wordt in paragraaf 5.3 een antwoord gegeven op de centrale vraag. Tot slot wordt in paragraaf 5.4 een persoonlijke overweging gegeven en wordt eventueel een aanbeveling gedaan tot vervolgonderzoek.