• No results found

Visie op burgermoed

Hoofdstuk 7: Resultaten burgermoed en voetbalverenigingen

7.3 Visie op burgermoed

Nadat gesproken is over het beleid ten aanzien van sociaal onveilige situaties is aan alle respondenten gevraagd hoe zij denken over het ingrijpen van toeschouwers bij sociale onveiligheid op of rond het voetbalveld. De geïnterviewde respondenten delen allemaal op basis van een KNVB regel de opvatting dat toeschouwers onder normale omstandigheden tijdens een wedstrijd niet op het voetbalveld mogen komen. Het voetbalveld binnen de lijnen is het domein van de scheidsrechter. De enige die binnen de lijnen mogen komen zijn de technische en/of medische staf en de spelers zelf. Deze opvatting is van invloed op hun perspectief op burgermoed. Uit de interviews komt naar voren dat alle geïnterviewde respondenten het

bevorderen van burgermoed een lastig onderwerp vinden. De thematiek burgermoed is een lastig onderwerp omdat het moeilijk is om een onderscheid te handhaven tussen de gevallen waarin wel en waarin niet ingegrepen zou moeten worden op het moment dat middels een bepaalde interventie burgermoed gestimuleerd zou worden, zo is de overtuiging:

“Wij zijn tegen. Maar wij uh… Het hangt er vanaf wat er gebeurt. Wanneer moet je ingrijpen? Ik kan me wel zo voorstellen als iemand gewoon eventjes pontificaal door 3 personen aangepakt wordt dat je dan daar natuurlijk wel op ingrijpt maar wat is.. kijk bij voetbal moet je heel precies zijn. Wanneer laat je het toe, en wanneer niet? Het is niet de bedoeling als van wijze van spreke speler A speler B onderuit haalt wat gewoon gebeurt dat er dan vervolgens een vader over de omheining heen stapt en die speler in zijn nek pakt” (Respondent v.v. VRC).

Een geïnterviewde respondent geeft aan het einde van het gesprek aan dat hij overweegt om naar aanleiding van het interview een incidentenprotocol op te stellen met daarin een duidelijke aansporing tot burgermoed. De respondent reageert:

“[…!..]In incidentenprotocol misschien wel goed om op te nemen bij een misstand iets van neem uw verantwoordelijkheid en treedt op als het noodzakelijk is” (Respondent Veldvoetbal U.S.V. Hercules).

De bestuurder waarbij de spelsimulatie is gehouden staat positief tegenover burgermoed en vindt dat dit op alle voetbalverenigingen gestimuleerd zou moeten worden.

“Elke voetbalvereniging zou daar gebruik van moeten maken als het aangereikt wordt, zoals wij getracht hebben door een aantal mensen die enerzijds verbaal op allerlei manieren toch bij betrokken hebben daarmee confronteren dan gaan ze er toch iets anders tegenaan kijken en grijpen ze op een andere manier in dan dat ze anders gedaan zouden hebben “ (Respondent v.v. Scherpenzeel).

Eén respondent reageert dat er in plaats van in het correctieve gedrag van toeschouwers geïnvesteerd zou moeten worden in het gedrag en de weerbaarheid van trainers/leiders.

7.3.1 Rol van toeschouwers

Uit de interviews komt naar voren dat alle respondenten vinden dat toeschouwers weldegelijk invloed uit kunnen oefenen op het beheersen van de sociale veiligheid, maar dat de meesten vinden dat deze invloed beperkt moet blijven tot situaties buiten het voetbalveld. Hierbij wordt met name gerefereerd aan het verbod van de KNVB om toeschouwers toe te staan om binnen de lijnen van het voetbalveld te komen. Volgens de meeste respondenten leidt het ingrijpen van toeschouwers in een conflict op het voetbalveld eerder of per definitie tot escalatie. Een kenmerkende reactie:

“Ik heb twee keer meegemaakt dat ouders over het hek kwamen en begonnen te mengen in de situatie. Dat leidde twee keer tot een exces, want ze gingen dus zelf ook slaan (want je hebt mijn zoon geraakt). Ouders moeten elkaar corrigeren, maar die moeten geen spelers gaan corrigeren op het veld” (Respondent v.v. Hoograven).

In totaal wordt dit argument door zes respondenten genoemd. Het aanwenden van de invloed door het corrigerend aanspreken van anderen in situaties buiten het veld wordt zelfs als plicht gezien van toeschouwers door de bestuurder. Dit blijkt ook uit de reactie van een andere respondent:

“Alles buiten het veld vind ik dat het sociale gedrag zo moet zijn dat we elkaar kunnen corrigeren en dan vind ik welk lid hier ook binnen is een ander kan aanspreken op zijn gedrag en dan moet dat ook gebeuren en als je dat niet doet en laat escaleren, dan is dat wel jammer voor dat geval maar dan zal ik later die leden aanspreken van waarom heb je daar niks van gezegd want je was erbij, waarom heb je het laten escaleren” (Respondent v.v. Voorwaarts).

Een ouder moet een andere ouder wel verbaal aanspreken op zijn gedrag, ook de trainer mag door de ouder aangesproken worden op verbaal geweld.

“Ik denk ook wel dat ouders dit doen, misschien niet direct bij de wedstrijd maar wel na afloop dat ze het bij het bestuur melden” (Respondent v.v. VRC).

7.3.2 Ernst van de situatie

Zes respondenten geven aan dat zij wel verwachten dat toeschouwers ingrijpen als de situatie op het voetbalveld dermate ernstig of complex (meerdere personen bij betrokken) is dat de scheidsrechter de situatie niet meer onder controle heeft en/of een bestuurder het niet alleen af kan. Een citaat:

“Het gaat mij er om als het gaat om het geweld of wat er ook gebeurt om dat in de kiem te smoren op het moment dat de scheidsrechter dat niet meer aankan dan vind ik het, ja, dan denk ik een beetje, dat dat verplicht is om te doen” (Respondent v.v. DOVO).

7.3.3 Aansturing van ingrijpen

Door drie bestuurders wordt hierbij benadrukt dat het wel aan de bestuurder is om toeschouwers hiertoe aan te sporen.

“ (O) dus dan zou je de hulp inschakelen van de gewone..] ja maar dan is het wel aan het bestuurslid om te kiezen van welke supporters kan ik hierbij vragen om mij te ondersteunen” (Respondent v.v. VSC).