• No results found

Factoren die burgermoed belemmeren in sociaal onveilige situaties

Hoofdstuk 4: Theoretische verkenning van burgermoed

5) Op zoek naar de dader: Het achtervolgen van de dader om hem aan te kunnen houden en de buit terug te krijgen.

4.3 Factoren die burgermoed belemmeren in sociaal onveilige situaties

In de literatuur en in de media zijn genoeg voorbeelden te vinden van noodlottige incidenten waarvan burgers getuige waren maar waarbij niet door hen is ingegrepen. Dit was ondermeer het geval in de situatie van Catherine “Kitty” Genovese in 1964 en meer recent in het geval van grensrechter Richard van Nieuwenhuizen. Op basis van onder andere het onderzoek van Meerdinkveldboom & Terpstra (2009) zijn verklaringen in de literatuur te vinden voor de passiviteit van burgers.

Burgerfactoren

 Angst en een behoefte tot zelfbescherming: Burgers gedragen zich passief omdat zij bang zijn om zelf psychologische of materiële schade op te lopen (Terpstra, 2011; Huston et al., 1981).

Hierbij moet opgemerkt worden dat het optreden van burgers in situaties van criminaliteit, zoals in dit onderzoek het geval is, nog complexer ligt dan in situaties van hulpverlening (Gunther Moor & Van der Vijver, 2011). Een auto die te water is geraakt kan bijvoorbeeld eenvoudig zonder risico’s voor eigen veiligheid uit het water worden gehaald. Een omstander die ingrijpt in een sociaal onveilige situatie loopt het risico dat hij hierbij zelf letsel oploopt (Terpstra, 2011).

 Angst voor juridische risico’s: Burgers gedragen zich passief, omdat ze bang zijn als verdachte te worden beschouwd van een strafbaar feit door politie of justitie als zij te ver gaan of bang zijn om civielrechtelijk te worden aangesproken tot vergoeding van schade (De Kezel & Giesen, 2012). Burgers blijken in een onheldere juridische positie te zitten. Burgers kunnen geen goede afweging maken tussen ingrijpen en het vermijden van eigenrichting en onnodig geweld (Buruma, 2009).

 Onwetendheid: Burgers gedragen zich passief, omdat ze niet weten hoe ze in moeten grijpen (Terpstra, 2011; Gunther Moor & Van der Vijver, 2011).

Maatschappelijke factoren:

 Civil inattention: Burgers gedragen zich passief omdat volgens het principe van civil- inattention in Nederland de omgangsvorm is tussen vreemden in de stedelijke publieke ruimte om elkaar schijnbaar te negeren (Goffman, 1963). Mensen houden elkaar in de gaten, maar het is niet gebruikelijk om je zomaar met de ander te bemoeien of te kijken waar iemand anders mee bezig is. Men dient op afstand te blijven. Dit wordt ook wel aangeduid met de term ‘norm van non-involvement’ (Terpstra, 2011, p. 228). Het voordeel van deze omgangseis is dat het in de stedelijke ruimte de publieke orde in stand houdt doordat het de tolerantie tussen vreemden onderling bevordert en het voorziet in onze privacy. Het heeft echter ook geresulteerd in een afzijdige houding van burgers naar elkaar toe. Burgers voelen zich niet verantwoordelijk voor het (ongewenste) gedrag van anderen of ervaren angst om deze verantwoordelijkheid op zich te nemen (Terpstra, 2011; Lofland, 1998; Van Stokkom 2013).

 Professionele barrière: Burgers gedragen zich passief omdat ze niet aangespoord worden door professionele hulpverleners om hulp te bieden, omdat dit tegen hun beroepsbesef ingaat. Professionals zijn er om te zoeken naar oplossingen voor burgers en niet om burgers in te schakelen om hun eigen problemen op te laten lossen (Van Caem, 2008, p. 15).

 Gebrek aan waardering: Burgers gedragen zich passief omdat zij de ervaring hebben dat hun optreden niet is beloond door de politie of het slachtoffer terwijl dit door hen wel heel belangrijk wordt gevonden (Terpstra, 2011).

Omgevingsfactoren

Bystander effect / Omstandereffect: “the more bystanders to an emergency, the less likely, or the more slowly, any one bystander will intervene to provide aid” (Darley & Latané, 1968, p. 378). Burgers zijn minder snel geneigd om in te grijpen als er meer omstanders aanwezig zijn dan als zij alleen zijn.

Volgens Latané en Darley (1970) liggen hier drie psychologische processen aan ten grondslag die zijn aangetoond op basis van experimenten. Het eerste onderliggende psychologische proces is ‘evaluation apprehension’. Burgers grijpen niet in omdat zij zich bewust zijn dat zij tijdens het ingrijpen gezien worden door anderen en zijn bang om te falen en gezichtsverlies op te lopen ten gevolge van het ingrijpen (Latané & Darley, 1970, p. 38). Het tweede onderliggende psychologische proces is ‘pluralistic ignorance’ (Latané & Darley, 1970, p.41). Doordat er meerdere omstanders aanwezig zijn die ook niet ingrijpen is men geneigd om te denken dat de situatie wel niet zo ernstig zal zijn. Het schijnbaar passieve gedrag van de andere omstanders wordt overgenomen, omdat men zich niet als dwaas wil gedragen door te veel emotie te tonen. Het derde onderliggende psychologische proces is “diffusion of responsibility” (Latané & Darley,

1970, p. 90). Omstanders hebben de neiging om hun persoonlijke verantwoordelijkheid subjectief te verdelen over het aantal omstanders dat aanwezig is. Naarmate er dus meer omstanders aanwezig zijn neemt de individuele verantwoordelijkheid en het schuldgevoel over het niet ingrijpen af (Darley & Latané, 1968). Het omstanderseffect wordt versterkt als de aanwezigen de mogelijkheid hebben om met elkaar te communiceren (Latané & Nida, 1981).

 Ambiguïteit van de situatie: Burgers grijpen minder snel in als het dreigende karakter van de situatie niet meteen duidelijk is of als het door omstandigheden zoals lawaai op straat of drukte lastig is om de situatie op de juiste manier te interpreteren en te categoriseren (Mathews & Canon, 1975; Shotland & Stebbins, 1980; Latané & Darley, 1970).

 Aanwezigheid autoriteit: Burgers gedragen zich passief als er een autoriteit op het gebied van veiligheid aanwezig is, zoals een politieagent of een bewaker. Omstanders beschouwen het dan niet als hun verantwoordelijkheid om in te grijpen (Röell, Van Dijk & Steinmetz, 2009, p. 29).