• No results found

Factoren die burgermoed bevorderen in sociaal onveilige situaties

Hoofdstuk 4: Theoretische verkenning van burgermoed

5) Op zoek naar de dader: Het achtervolgen van de dader om hem aan te kunnen houden en de buit terug te krijgen.

4.4 Factoren die burgermoed bevorderen in sociaal onveilige situaties

Er zijn ook omstanders die niet al te zeer stilstaan bij de risico’s die zij lopen als ze optreden, maar gewoon hulp bieden aan het slachtoffer of ingrijpen in een sociaal onveilige situatie. Dit zijn de moedige burgers onder ons. Er zijn een heel aantal factoren die op basis van de literatuur worden onderscheiden die bepalend zijn voor actief optreden van burgers. Op basis van het interventieproces blijkt dat het interpreteren van de situatie als bedreigend een grote invloed heeft voor het kunnen ingrijpen door omstanders. Een heel aantal bevorderende factoren kan om deze reden geschaard worden onder omgevingsfactoren. Daarnaast is de interpretatie van de situatie en het persoonlijk verantwoordelijk voelen om in te grijpen afhankelijk van persoonlijkheidskenmerken. Deze kunnen worden geschaard onder burgerfactoren.

Omgevingsfactoren:

Zelfbewustzijn stimuleren: Een grote groep omstanders kan een positieve invloed hebben op de neiging van burgers om in te grijpen als het zelfbewustzijn van de burger wordt vergroot door het gebruik van camera’s bijvoorbeeld. Men zal dan vooral een grotere reputatie willen verdienen (Van Bommel et al., 2012).

Ernst van de situatie: Burgers zijn eerder bereid om in te grijpen als de urgentie van de situatie duidelijk is. Het is dit geval makkelijker om de situatie te interpreteren als een bedreiging. Burgers grijpen vaker in bij fysiek geweld dan bij verbaal geweld (Ufkes, Giebels, Hilbrands, & Vogel, 2015; Ufkes & Giebels, 2014; Fischer, Greitemeyer, Pollozek, & Frey, 2006). Het onderzoek van Fischer et al. (2006) heeft aangetoond dat het omstanderseffect zich niet voordoet in gevaarlijke situaties. Het besef dat de kosten die gepaard gaan met een passieve houding hoog zijn leidt er toe dat burgers bereid zijn om meer risico’s te accepteren en in actie komen. Dit komt overéén met de bevinding dat burgers soms slachtoffers voorbij lopen op grond van een inschatting van de hoeveelheid schade die iemand leidt en of iemand zichzelf kan redden (Gunther Moor & Van der Vijver, 2011).

Sociale gebondenheid: Burgers voelen zich eerder persoonlijk verantwoordelijk en grijpen daardoor eerder in als zij zich sociaal verbonden voelen met het slachtofferof de dader (Beke, de Haan & Terlouw, 2001; Latané & Darley, 1970; Nederlands Instituut

Fysieke Veiligheid (NIFV), 2010). Het maakt hiervoor niet uit om wat voor soort relatie het gaat (Directie Arbeidszaken Publieke Sector, 2013, p. 10). Sociale gebondenheid tussen omstanders zorgt er tevens voor dat het omstanderseffect doorbroken wordt. Vrienden zijn beter in staat om het ‘pluralistic ignorance’ proces dat onderliggend is aan het omstanderseffect te verbreken (Latané & Rodin, 1969).

Burgerfactoren:

 Geslacht: Mannen nemen meer initiatief en grijpen eerder direct in dan vrouwen (Huston et al., 1981; Shotland & Stebbins, 1980; Roëll, Van Dijk & Steinmetz, 1982).  Competenties: Burgers zijn eerder geneigd om in te grijpen als zij over de benodigde

kennis en vaardigheden beschikken (Shotland & Stebins, 1980; Huston et al., 1981). De meeste burgers die ingrijpen beschikken over bepaalde fysieke competenties en een veiligheidsachtergrond (Shotland & Stebbins, 1980).

 Morele plicht: Burgers grijpen in omdat zij het als hun morele plicht ervaren om hulp te bieden tijdens een ramp en zijn loyaal aan elkaar (NIFV, 2010). Uit het onderzoek van Meerdinkveldboom & Terpstra (2009) bleek dit maar in 2 gevallen voor te komen. De andere ingrijpers gaven aan vooral uit een impuls te hebben gehandeld.

 Ervaring: Ervaring met een sociaal onveilige situatie maakt dat de situatie eerder als bedreigend kan worden geïnterpreteerd (Latané & Darley, 1970; Van Duin, 2011).  Persoonlijkheid: Het hebben van geen angst, prosociale persoonlijkheid, optimistische

gezondheidstoestand en een behoefte aan eigenwaarde zorgen ervoor dat burgers eerder geneigd zijn om in te grijpen (Michelini, Wilson, & Messe, 1975; Vrugt & Vet, 2009, Directie Arbeidszaken Publieke Sector, 2013).

4.5 Conclusie

In de literatuur is veel geschreven over het door Latane en Darley aangeduide omstanderseffect. Dezelfde onderzoekers hebben aangetoond dat het niet per se onwil is of voortkomt uit apatisch gedrag dat burgers niet ingrijpen in een hulpverleningssituatie. Meer recent onderzoek toont aan dat er daadwerkelijk wordt ingegrepen door burgers in bedreigende situaties en geeft inzicht in de strategieën die omstanders hierbij gebruiken. In de literatuur bestaat consensus over het proces dat een omstander doormaakt om daadwerkelijk tot ingrijpen te komen in een sociaal onveilige situatie. Allereerst moet een omstander de situatie waarnemen en deze interpreteren als een bedreiging of een noodgeval. Vervolgens moet de omstander het als zijn persoonlijke verantwoordelijkheid beschouwen om in te grijpen en beslissen hoe men in wil grijpen. Tot slot moet deze beslissing worden uitgevoerd. Na een beschrijving van het interventieproces is een beschrijving gegeven van de factoren die volgens de literatuur een bevorderende of belemmerende invloed hebben op burgermoed. De belemmerende factoren kunnen ingedeeld worden in maatschappelijke, omgeving- en burgerfactoren. Op basis van de omgevingsfactoren kan gesteld worden dat omstanders ingrijpen als zij concrete niet te negeren aanwijzingen krijgen dat hun hulp noodzakelijk is. Op deze manier wordt de ambiguïteit van de situatie doorbroken en is er een trigger voor burgers om op te treden. Daarnaast blijkt uit onderzoek dat burgers meer bereid zijn om risico’s voor eigen veiligheid te incasseren als het dreigende karakter van de situatie duidelijk is. Op basis van de burgerfactoren die van invloed zijn op het besluit om in te grijpen blijkt dat training en voorlichting er toe kan leiden dat meer omstanders burgermoed tonen. Burgermoed zal effectief zijn als burgers zich niet mee laten slepen in het conflict maar assertief en doelgericht ingrijpen. Het is van belang om ervoor te

zorgen dat een van de partijen (slachtoffer of dader) zich door het ingrijpen van de omstander niet extra bedreigd voelt.