• No results found

Verwerking van huishoudelijke en categorie 2-bedrijfsafvalstoffen

huishoudelijke afvalstoffen

3 Verwerking van huishoudelijke en categorie 2-bedrijfsafvalstoffen

De totale theoretische verbrandingscapaciteit in het Vlaamse Gewest bij een stookwaarde van 10 GJ/ton bedroeg in 2008 1 224 000 ton. Er werd in de 10 verbrandingsinstallaties 1 214 431 ton verbrand, zijnde 99 % van de theoretische capaciteit. Opvallend is dat ook dit jaar een aantal installaties, namelijk IVAGO, Indaver, IVM, MIROM Roeselare, Bionerga en DALKIA, hun capaciteit voor meer dan 100 % benutten. Ze werkten in werkelijkheid bij een lagere stookwaarde of waren meer uren operationeel dan in de capaciteitsberekening werd aangenomen.

Hierdoor is hun werkelijke capaciteit hoger dan de waarde vermeld in tabel 11.

Bionerga had in 2008 slechts een beschikbaarheid van 80%. Dit komt omdat ten gevolge een sociaal conflicht, het werk bij hen werd stilgelegd gedurende een kleine 2 maand. Ondanks deze beperkte beschikbaarheid bedroeg de aanvoer bij Bionerga toch 108 %.

Voor 2007 werd er in de enquête niet gerapporteerd dat er een tekort aan aanvoer was toe te schrijven aan het falen van de stortafwijkingen. Voor 2008 komt deze opmerking opnieuw naar voren bij IVBO, IVM Eeklo en Indaver.

Alle installaties voldoen momenteel aan de geldende emissiegrenswaarden, inclusief deze voor dioxines en furanen. Elke installatie is voorzien van een systeem om de dioxines en furanen te capteren (injectiesysteem voor actieve kool of bruinkool) of af te breken (katalytische mouwen of katalytische dedioxsystemen).

(Een meer technische uitleg per installatie is terug te vinden in de “inventarisatie afvalverbranding in Vlaanderen 2004, OVAM 2006”).

3.1.2 Verdeling van de aanvoer per afvalsoort

Tonnage Percentage Huisvuil, grofvuil en gemeentevuil 833 029 69 % Vast niet-risicohoudend medisch afval 12 690 1 %

Recyclageresidu's 4755 0,3 %

RWZI-slib en ander slib 8066 0,7 %

Andere bedrijfsafvalstoffen 355 891 29 %

Totaal 1 214 431 100 %

Tabel 16: Verdeling aanvoer naar de verbrandingsinstallaties volgens afvalsoort (in ton).

De hoeveelheid slib die hier wordt weergegeven, is alleen de hoeveelheid die in de huisvuilverbrandingsinstallaties werd verbrand. Het slib dat bij Indaver nv in de draaitrommelovens, de SLECO installatie of in de verbrandingsinstallatie van Aquafin te Brugge werd verbrand, is hier niet in rekening genomen.

In totaal werd in 2008 21 060 ton minder afval in de

huisvuilverbrandingsinstallaties verbrand dan in 2007. De bezettingsgraad van de huisvuilverbrandingsinstallaties ligt 2 % lager.

De verhouding huishoudelijke afvalstoffen verbrand ten opzichte van de hoeveelheid bedrijfsafvalstoffen verbrand in een huisvuilverbrandingsinstallatie bedroeg in 2008 69 % ten opzichte van 31 %, in 2007 bedroeg de verhouding 70 % ten opzichte van 30 %. Er werden in 2008 32 043 ton huishoudelijke afvalstoffen minder verbrand. Een mogelijke verklaring is het aanvoeren van huishoudelijke afvalstoffen naar de mechanisch biologische

voorbehandelingsinstallatie van IOK te Geel. Deze installatie zal later (3.2.1.) in deze publicatie besproken worden.

In de loop van 2008 verbrandden ISVAG en Bionerga alleen huishoudelijke afvalstoffen. In de andere installaties werden er in 2008 tussen de 10 % en de 61 % bedrijfsafvalstoffen verbrand. Jarenlang was Indaver de koploper in het percentage verbrande bedrijfsafvalstoffen. Net zoals in 2006 en 2007 is het in 2008 echter Dalkia dat percentueel het meeste bedrijfsafvalstoffen heeft verbrand. In tonnage blijft het echter Indaver die de meeste bedrijfsafvalstoffen verbrand.

3.1.3 Verdeling van de aanvoer en de capaciteit per provincie

Capaciteit 430 000 567 000 149 000 78 000 0 1.224.000

% aandeel per provincie t.o.v. Vlaanderen

35 % 46,5 % 12 % 6,5 % 0 % 100 %

Verbrande hoeveelheid 390 067 596 388 144 026 83 950 0 1 214 431

% verbrande hoeveelheid 32 % 49 % 12 % 7 % 0 % 100 %

Productie huishoudelijke afvalstoffen 2008 *

207 025 213 854 258 459 118 421 151 629 949 388

% aandeel huishoudelijke afvalstoffen per provincie t.o.v. Vlaanderen

22 % 23 % 27 % 12 % 16 % 100 %

Tabel 17: Vergelijking capaciteit, verbrande hoeveelheid en productie van huishoudelijke afvalstoffen per provincie (in ton).

* De gegevens betreffende de productie van huishoudelijke afvalstoffen zijn afkomstig uit de enquête huishoudelijke afvalstoffen die de gemeenten en intergemeentelijke verenigingen jaarlijks moeten invullen en aan de OVAM bezorgen. De cijfers betreffen de som van het huisvuil, het grofvuil en het gemeentevuil. Het brandbaar niet-gevaarlijk bedrijfsafval is hier niet inbegrepen.

Gelet op het relatief kleine aandeel verbrande bedrijfsafvalstoffen in 2008 lijkt ons de hoeveelheid niet selectief ingezamelde huishoudelijke afvalstoffen het meest relevant als vergelijkingspunt.

Tabel 17 toont duidelijk aan dat de beschikbare verbrandingscapaciteit in het Vlaamse Gewest in de loop van 2008 voldoende was om alle huishoudelijke afvalstoffen te verwerken. In de veronderstelling dat de Vlaamse

verbrandingsinstallaties op volle capaciteit konden draaien, was er voor het niet-gevaarlijk bedrijfsafval circa 265 043 ton capaciteit beschikbaar.

De hoeveelheid niet-gevaarlijke bedrijfsafvalstoffen waarvoor geen

verbrandingscapaciteit meer beschikbaar was in de huisvuilverbrandingsinstallaties heeft in 2008 zijn uitweg gevonden naar enerzijds de mechanisch-biologische voorbehandelingsinstallatie van IVAREM-IOK. Anderzijds kan de hoogcalorische fractie verwerkt worden in de Sleco-installatie en tenslotte moet er

slecht 45 % van de totale hoeveelheid huishoudelijke afvalstoffen geproduceerd wordt. Er kan hierbij wel opgemerkt worden dat de installatie van Indaver in Beveren zeer dicht bij de provincie Antwerpen ligt en hierdoor ook afval van daar aantrekt.

De provincie Vlaams-Brabant beschikt niet over een eigen verbrandingsinstallatie.

De ISVAG-installatie is de enige in de provincie Antwerpen. De capaciteit van deze installatie is duidelijk niet voldoende om alle Antwerpse huishoudelijke afvalstoffen te verwerken. In de provincie Antwerpen staat daarentegen wel een installatie voor de mechanisch biologische voorbehandeling van huishoudelijke en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen.

Ook in de provincie Limburg is er slechts één huisvuilverbrandingsinstallatie, namelijk deze van Bionerga. De capaciteit van deze installatie is ook duidelijk onvoldoende om het Limburgse afval te verwerken.

Het Uitvoeringsplan Milieuverantwoord Beheer van Huishoudelijke Afvalstoffen voorziet in de komende planperiode (2008-2015) een bijkomende

verwerkingscapactiteit voor verbranding of voorbehandelingstechniek van 272 000 tot 434 000 ton (afhankelijk van de calorische waarde van het afval en de

technische beschikbaarheid van de verbrandingslijn. Het plan doet, in

tegenstelling tot vorige uitvoeringsplannen, geen uitspraak over de inplanting van deze bijkomende installaties op niveau van het Vlaamse Gewest. De nood aan effectief bijkomende capaciteit wordt wel steeds geëvalueerd aan de hand van de meest actuele gegevens.

3.1.4 Aanvoer uit andere provincies

Voorafgaandelijk moet worden opgemerkt dat veel provinciegrensoverschrijdende afvalverwijdering niet wordt geregistreerd. De herkomst die wordt aangetekend in het verbrandingsregister, is deze van de aanvoerder. Waar de aanvoerder dat afval heeft ingezameld, is op dat moment niet meer te achterhalen. Hetgeen volgt kan bijgevolg een vertekend beeld geven.

Provincie

Tabel 18: Aanvoer ter verbranding van huishoudelijke afvalstoffen en categorie 2-bedrijfsafvalstoffen uit andere provincies (in ton).

In het totaal werd 375 026 ton of 31 % van de totale aanvoer voor verbranding in een andere provincie verbrand dan de provincie waar het afval geproduceerd is.

De provincies Vlaams-Brabant en Antwerpen zijn de grootste exporteurs. Voor Vlaams-Brabant is dit logisch aangezien ze niet beschikken over eigen

verbrandingscapaciteit. De provincie Antwerpen beschikt wel over verbrandingscapaciteit, maar die is niet voldoende om het eigen afval te verwerken.

Jarenlang was de provincie Antwerpen de grootste exporteur van afvalstoffen ter verbranding in een andere provincie. Dit kan gedeeltelijk verklaard worden doordat ISVAG enkel vergund is voor de verwerking van huishoudelijke afvalstoffen.

Bovendien wordt een deel van het afval van de stad Antwerpen afgevoerd naar de

De provincie Oost-Vlaanderen blijft de grootste importeur, wat te verklaren is door de aanwezigheid van de installatie van INDAVER waar naast Oost-Vlaams afval ook een groot gedeelte van het afval uit Antwerpen en Vlaams-Brabant verwerkt wordt. In de verbrandingsinstallatie van Bionerga werd alleen Limburgs afval verwerkt, in de installatie van ISVAG alleen Antwerps afval.

In 2008 werd er in het Vlaamse Gewest eveneens 27 556 ton niet-Vlaams afval verwerkt. Het grootste deel hiervan, namelijk 27 239 ton is afkomstig uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 113 ton uit Wallonië en 204 ton werd aangevoerd uit het buitenland.

3.2 Voorbehandelingsinstallatie voor

huishoudelijke afvalstoffen en categorie