• No results found

heffing met energierecuperatie heffing zonder energierecuperatie tarief

2.2.3.2 Tarieven voor bedrijfsafvalstoffen

a. Tarieven

Binnen de verbrandingstarieven voor bedrijfsafvalstoffen onderscheidt men tarieven voor laagcalorisch afval, hoogcalorisch afval, tarieven voor vast niet-risicohoudend medisch afval, waterzuiveringsslibs en recyclageresidu's. Dit tariefverschil wordt door de exploitant zelf gehanteerd. Het gewogen tarief van al deze bedrijfsafvalstoffen bedroeg in 2008 105,47 EUR/ton. Dit is 0,65 EUR/ton meer dan in 2007. Hieronder volgt de opsplitsing per afvalsoort.

a.1 Tarieven voor laag- en hoogcalorisch afval

Grafiek 2: Tariefevolutie voor bedrijfsafvalstoffen in verbrandingsinstallaties voor huishoudelijke afvalstoffen.

De capaciteit van een roosterverbrandingsinstallatie is afhankelijk van de thermische en mechanische begrenzingen. Verbranden van hoogcalorisch afval houdt in dat er minder massa per doorzettijd kan worden verbrand, wat rond de

182,45

174,94

118,25 116,11 116,80 116,96 121,38 120,11

111,69

23,10 23,37 24,18 24,51 24,93 25,50 26,24

7,00 7,22

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 jaar

EUR/ton

tarief laagcalorisch afval tarief hoogcalorisch afval heffing zonder energierecup. heffing met energierecup.

eeuwwisseling steeds aanleiding gaf tot een veel hogere prijszetting voor het verbranden van hoogcalorische afvalstoffen. In het jaar 2002 merken we echter een sterke daling in de prijs voor het verbranden van hoogcalorische afvalstoffen in een huisvuilverbrandingsinstallatie. Hierdoor komt sinds 2002 het vroegere

afgetekend verschil in verwerkingsprijs niet meer tot uiting.

In 2006 werd gemiddeld gezien het verwerken van 1 ton hoogcalorisch afval zelfs goedkoper dan het verwerken van 1 ton laagcalorisch afval. In 2007 herstelde de logica zich terug en die blijft ook in 2008 aangehouden. Het verbranden van hoogcalorische afvalstoffen wordt terug duurder dan het verbranden van

laagcalorische afvalstoffen. Het grote prijsverschil van een aantal jaren geleden is wel niet meer terug te vinden.

Voor het verwerken van 1 ton laagcalorische bedrijfsafvalstoffen moest je in 2008 gemiddeld 111,693 EUR/ton betalen, exclusief milieuheffingen. Dit betekent ten opzichte van vorig jaar een prijsdaling van 2,44 EUR/ton. Het tarief varieert tussen 80 en 121 EUR/ton.

Voor de hoogcalorische bedrijfsafvalstoffen bedraagt het tarief gemiddeld 120,11 EUR/ton. Ten opzichte van 2007 moest je in 2008 gemiddeld 1,27 EUR/ton minder betalen. Het tarief varieert tussen 116,00 en 214,8 EUR/ton.

De prijs voor het verwerken van hoogcalorische afvalstoffen wordt nog steeds sterk bepaald door één installatie. Dit omdat 92% van de hoeveelheid hoogcalorische afvalstoffen die verbrand worden in deze installatie verwerkt worden. De overige hoogcalorische afvalstoffen worden in 3 andere installaties verwerkt. Deze installaties hebben een veel hogere prijszetting dan de gemiddelde prijs. Bij hen varieert het verbranden van hoogcalorische afvalstoffen tussen de 132 en 214,8 EUR/ton.

Opvallend is wel dat de hoeveelheid hoogcalorische afvalstoffen die verbrand werden in huisvuilverbrandingsinstallaties bijna met 7500 ton gedaald is.

Uitgezonderd de installaties van ISVAG en Bionerga hebben alle huisvuilverbrandingsinstallaties eveneens bedrijfsafvalstoffen verbrand.

a.2 Tarieven voor vast niet-risicohoudend medisch afval

Alleen het vast niet-risicohoudend medisch afval mag verbrand worden in

huisvuilverbrandingsinstallaties. Het risicohoudend ziekenhuisafval moet verbrand worden in installaties die hier specifiek voor vergund zijn zoals Indaver te

Antwerpen of Indaver Medical Services (vroegere Machiels) te Wilsele. De tarieven en capaciteiten van deze installaties werden reeds eerder besproken (zie 1.1).

Vijf huisvuilverbrandingsinstallaties zeggen in de loop van 2008 vast

niet-risicohoudend medisch afval te hebben verbrand. In totaal gaat het om 12 689,66 ton. Het tarief schommelt tussen 100,6 EUR/ton en 114,02 EUR/ton. Gemiddeld bedraagt het verbrandingstarief 112,04 EUR/ton.

a.4 Tarieven voor het niet-gevaarlijk waterzuiveringsslib In 2008 werd er in 1 huisvuilverbrandingsinstallatie niet-gevaarlijk

waterzuiveringsslib verbrand. Het gaat hier om 5431 ton aan een tarief van 65 EUR/ton. De hoeveelheid verwerkt slib is gestegen met 1638 ton, de

verwerkingsprijs is gedaald met 45 EUR/ton.

b. Milieuheffing voor verbranding van bedrijfsafvalstoffen 2008

Voor het verbranden van zowel ongevaarlijk als gevaarlijk afval geldt voortaan één uniform tarief, voor 2008 bedroeg dit 7,22 EUR/ton. Ook voor het meeverbranden geldt ditzelfde tarief. Voor het verbranden of meeverbranden van recyclageresidu’s van papier- en kartonafval komt er een heffingstarief van 2,07 EUR/ton.

Voor de volgende afvalstoffen geldt een tarief van 0 EUR/ton:

het verbranden of meeverbranden in een daartoe vergunde inrichting van afvalstoffen van bodemsaneringsoperaties waarbij overeenkomstig het advies van de OVAM andere saneringswijzen dan uitgraven en storten onredelijk hoge kosten met zich meebrengen;

het verbranden of meeverbranden in een daartoe vergunde inrichting en met recuperatie van energie van verwerkte dierlijke vetten, eiwitten en meel die conform de Europese, federale en regionale regelgeving vernietigd moeten worden;

het verbranden of meeverbranden in een daartoe vergunde inrichting en met recuperatie van energie van recyclageresidu’s van lompenafval en van recyclageresidu’s van bedrijven die glasafval afkomstig van selectieve

inzamelingen gebruiken of voorbehandelen als grondstof voor de aanmaak van nieuw glas;

2009

Het heffingstarief voor het verbranden en meeverbranden van afvalstoffen onderging een loutere indexatie tot 7,41 EUR/ton. Voor het meeverbranden van recyclageresidu’s bedraagt de heffing na indexatie 2,12 EUR/ton.

c. Verwachte evolutie voor de tarieven voor verbranding van bedrijfsafvalstoffen

Het is zeer moeilijk om een prognose te geven van de verbrandingstarieven voor de komende jaren.

In het verleden was het zeer moeilijk om de beschikbare verbrandingscapaciteit voor 100 % te benutten. Dit vond haar oorsprong in het gegeven dat storten goedkoper was dan verbranden, zeker voor recyclageresidu's. Door het aanpassen van het hoofdstuk “Heffingen” in het afvalstoffendecreet ondersteunen de heffingen sinds 2007 meer het afvalstoffenbeleid, meer bepaald de hiërarchie inzake de verwerking van afvalstoffen (ladder van Lansink). Dit kan mogelijk een effect hebben op de verwerkingsprijzen of de gekozen verwerkingswijze.

Anderzijds kan ingevolge de verstrenging van de reglementering voor de stortplaatsen (ten gevolge van de implementatie van de Europese richtlijn) een lichte stijging van de stortkosten worden verwacht. Dat geldt echter ook voor de verbrandingskost die bijvoorbeeld door bijkomende investeringen lichtjes kan stijgen.

In het arrest C-458/00 van 13 februari 2003 wordt door het Europese Hof van Justitie duidelijk gesteld dat de verwerking van afvalstoffen in een installatie die initieel gebouwd is voor de verwerking van afvalstoffen, aanzien wordt als een verwijdering, zelfs wanneer de geproduceerde warmte geheel of gedeeltelijk wordt teruggewonnen. Dit heeft tot gevolg dat een deel van de (hoogcalorische)

afvalstromen die in het verleden als R1 (hoofdgebruik als brandstof) werden uitgevoerd, nu als D10 (verbranden op het land) moeten beschouwd worden.

Aangezien grensoverschrijdende overbrengingen van afvalstoffen voor verwijdering gebonden zijn aan het nabijheidsprincipe en het

zelfvoorzieningsprincipe kan/zal de concurrentie van installaties in de omgevende lidstaten minder invloed hebben op de verwerkingsprijzen.

Momenteel is de situatie in 2008 zo dat Vlaams huishoudelijk afval enkel in Vlaanderen kan verwerkt worden op basis van de principes van nabijheid en zelfvoorziening.

In 2009 zijn er echter al verschillende exportstromen van voornamelijk hoog calorisch afval op gang gekomen om deze principes voor een deel ontweken. Deze stromen gaan eventueel nog naar een voorbehandelingsinstallatie om bepaalde recycleerbare stromen uit te sorteren.

Wanneer in 2010 de Europese Kaderrichtlijn geïmplementeerd gaat zijn, wordt een andere definitie van R1 en D10 gehanteerd. Installaties met een zeker energetisch rendement zullen dan R1 worden waar deze vroeger D10 waren. Import en voornamelijk export van afval zullen een zeer belangrijk effect gaan hebben op de verwerking van afvalen de praktische exploitatie van de Vlaamse

huisvuilverbrandingsinstallaties.