• No results found

(1913-1933)

‘Als godsdienst niet meer dient het zieleleven doch de wereldlijke doeleinden en partijbelangen, is die godsdienst dan wel in staat om het cement te vormen dat de beschaving stevigt?’ (Van Dalsum, DV/288)

Dit hoofdstuk behandelt de theologie van Jacques-Bénigne Bossuet die Van Dalsum vanaf 1913 sterk beïnvloedde. Verder wordt aandacht gegeven aan Van Dalsums protest tegen het oplevend antisemitisme in regionale katholieke bladen in 1913 en aan zijn grote aandacht voor het Jodendom in het niet uitgegeven manuscript Het

Strafgericht der Tijden. Van Dalsum sloot zich in deze periode aan bij kleine, rechtse,

landelijke partijen. Hij nam vervroegd afscheid van de politiek, toen de Eerste Kamer een garantiestelling verleende voor de aanleg van de drinkwaterleiding in Zeeuws-Vlaanderen.

De invloed van de theologie van Jacques-Bénigne Bossuet (1627-1704)

In het najaar van 1913 herstelde Van Dalsum zich enigszins van de kerkelijke veroordeling en zijn politieke nederlaag. Zijn notariaat vaarwel zeggen en Hulst verlaten wilde hij absoluut niet, ondanks alle kwaad dat hij van zijn eigen kerk te verduren had gehad. In een antwoord aan zijn vriend De Graef berichtte hij trouw verduren had gehad. In een antwoord aan zijn vriend De Graef

verduren had gehad. In een antwoord aan zijn vriend De Graef

te willen blijven aan zijn geloof en niet te willen overgaan naar een andere kerk, indachtig het woord van Thomas à Kempis: wie alle dingen verstaat zoals ze zijn, niet zoals men er gewoonlijk over spreekt of denkt, die is waarlijk wijs en heeft meer van God geleerd dan van mensen.1 Hij verwees ook naar het verhaal van de

Het einde van het Romeinsche Staatsrecht. Tekening van Willem Hoogenbos voor Van Dalsums manuscript

Het Strafgericht (Van Dalsumarchief, Oudheidkundige Kring Hulst)

2 De Navolging, 2e boek, vers 7.

3 NR. nrs. 286 en 290.

4 Groen van Prinsterer, Ongeloof en Revolutie, 146-147.

5 Tans, Bossuet en Hollande, 123 en 163.

6 Tans, Bossuet en Hollande, 164-165.

7 Tans, Bossuet en Hollande, 164.

8 Tans, Bossuet en Hollande, 158, 164.

9 Lecanuet, L’Église de France (t. II) 465.L’Église de FranceL’Église de France

10 Zie de vijfde paragraaf van hoofdstuk 3 over de kerkelijke reactie op het sociale vraagstuk.

11 NR. nrs. 284, 285, 290; zinspelingen hierop in NR. nr. 281.

12 Jacquinet, Bossuet, 454.BossuetBossuet

13 Jacquinet, Bossuet, 454.BossuetBossuet

14 Vgl. Plekhanov, Fundamental problems, 174.

15 Jacquinet, Bossuet, 564-566. BossuetBossuet

16 Jacquinet, Bossuet, 454.BossuetBossuet

ontvankelijk was voor wat Naudet en Lemire benadrukten. Bij Bossuet vond hij aanknopingspunten voor zijn opvattingen over een christelijke levenshouding en een visie op de bijbel. Bossuet bood hem een kijk op het verloop van de geschiedenis en de plaats van het jodendom daarin en leerde hem de oorzaak van het kwaad in de wereld bij de mens te zoeken. In Bossuets beschrijving van het farizeïsme las hij een parallel met de geloofsbeleving van veel christenen van zijn dagen.

Vandaar dat eerst wordt stil gestaan bij de inhoud van Bossuets Discours sur

l’Histoire universelle en Sermon sur la Providence. Vervolgens wordt nagegaan hoe Van Sermon sur la ProvidenceSermon sur la Providence

Dalsum met de visie van Bossuet omging en in hoeverre hij diens antisemitisme overnam. Hierna komt de verdieping van zijn denken over het jodendom aan de orde op een moment dat in enkele regionale katholieke kranten sprake was van een oplevend antisemitisme. Ten slotte wordt aandacht besteed aan zijn belang-stelling voor het zionisme.

De kerngedachte in de Discours sur l’Histoire universelle

Voor een juiste opvatting van de geschiedenis diende men volgens Bossuet de opkomst en neergang van de grote rijken te bestuderen.11

‘Want diezelfde almachtige God die de samenhang van het universum heeft geschapen, diezelfde God wilde ook dat het verloop van de menselijke geschiedenis zijn vervolg zou hebben, dat mensen en volkeren kwaliteiten zouden krijgen waarvoor ze bestemd waren, en dat, met uitzondering van enkele uitzonderlijke gebeurtenissen waarvan God wilde dat alléén Zijn hand er in zou verschijnen, er géén verandering bestaat die zijn oorzaken niet in eerdere eeuwen had.’12

Met andere woorden, de verschillende gebeurtenissen waren uit zichzelf verklaar-baar en moesten ook zo bestudeerd worden. Echter, wie de menselijke geschiedenis ten volle wilde begrijpen diende hoger te grijpen!13 Alles hing uiteindelijk af van de geheimen van de goddelijke Voorzienigheid. God hield vanuit de hoogste hemelen de teugels van alle koninkrijken vast in handen.14 Er was geen sprake van toeval of geluk; spreken hierover wees slechts op onze onwetendheid, aldus Bossuet.15 De geschiedenis kende uiteindelijk één doel: de voorbereiding van Gods koninkrijk en de triomf van het evangelie.16

bekering van de jood Abraham in Boccacio’s Decamerone om te laten zien dat Gods DecameroneDecamerone

wegen vaak anders waren dan mensen dachten.2

Dat Gods wegen vaak anders waren dan mensen dachten, vond Van Dalsum terug bij Jacques-Bénigne Bossuet. Na zijn verkiezingsnederlaag en de plaatsing van zijn brochure Er is geene op de Index kwam er tijd voor bezinning. Van Er is geeneEr is geene

Dalsum noemde Bossuet pas laat als zijn inspiratiebron. Eerst in maart 1915, in de laatste nummers van Het Natuurrecht, sprak hij openlijk over het belang van Het NatuurrechtHet Natuurrecht

Bossuets visie op de geschiedenis.3

Bossuet, geboren in 1627 in Dijon en gestorven in 1704 in Parijs, was slechts een jaar bisschop van Condom in de Gascoigne, toen Lodewijk XIV hem in 1670 tot leraar en opvoeder van de dauphin aanstelde. Zijn levenswerk bestond echter niet in het opvoeden van de dauphin, al ontstond hieruit zijn Discours sur

l’histoire universelle jusqu’à l’empire de Charlemagne. Belangrijk voor Bossuet was

de bestrijding van het protestantisme. Zonder het protestantisme zouden er zelfs geen Bossuet en geen Fénélon hebben bestaan, aldus Groen van Prinsterer.4 In 1681 werd Bossuet bisschop van Meaux. Hij verwierf een grote bekendheid als redenaar en predikant bij bijzondere gelegenheden. Zeker zo bekend werden zijn toespraken bij begrafenissen van vorstelijke personen en vrienden.

Het was niet vreemd dat Van Dalsum Bossuet kende. De ‘abbés démocrates’ citeer-den Bossuet regelmatig. In en buiten Frankrijk kregen Bossuets publicaties aandacht en waardering, ook nog lang na zijn dood. Al tijdens zijn leven vonden zijn preken en zijn Discours een warm onthaal in het toenmalige Holland, zo lezen we bij Tans.DiscoursDiscours 5

Bij protestanten bestond vooral waardering voor de onwrikbare bijbelse uitgangs-punten en de morele strengheid. Op de predikantenopleidingen zagen, aldus Tans, vóór- en tegenstanders van Descartes in de leer van Bossuet over de Voorzienigheid aanknopingspunten om het bovennatuurlijke te plaatsen tegenover de methodo-logische twijfel, om de kloof tussen geloof en wetenschap te overbruggen of om de pantheïstische godsopvatting van Spinoza te bestrijden. In de achttiende eeuw verminderde de invloed van Bossuet in protestantse kringen, al maakten verschil-lende predikanten van naam gebruik van zijn preken.6 Volgens Tans beschouwde men Bossuet tot in de eerste helft van de negentiende eeuw als een tijdgenoot. Pas later nam men afstand van hem.7 In katholieke kringen hield men hem langer in ere, maar ook hier geraakte Bossuet geleidelijk op de achtergrond.8

In een tijd waarin het devotionalisme in katholiek Europa een grote opgang kende, wezen in Frankrijk christen-democraten zoals Naudet en Lemire op het belang van een persoonlijk geloofsleven. In feite waren zij, zoals Lecanuet het omschreef, allereerst kanselredenaars en verkondigers.9 Bij excessen in het devo-tionele geloofsleven van die dagen werd in hun kringen weemoedig gewezen op Bossuet en Pascal.10 Voor Van Dalsum was een uiterlijke godsdienstbeleving een gruwel, wanneer deze niet verbonden was met een innerlijke geloofsbeleving. In een klimaat van soms overdreven uiterlijke devotionaliteit, dat bij bedevaarten teveel nadruk legde op het miraculeuze, is het niet verwonderlijk dat ook hij

17 NR. nr. 286, 27 februari 1915.

18 DV. nr. 208, 30 augustus 1913 in een reactie op een artikel van I.I. Brants, De laatste dagen, De Nederlander, aug. De NederlanderDe Nederlander

1913; Jacquinet, Bossuet, 454.BossuetBossuet

19 Jacquinet, Bossuet, 319-320.BossuetBossuet

20 Bossuet in Sermon sur la Providence over de Voorzienigheid: ‘C’est la grande maxime d’état de la politique du ciel’ (doc. électr. http://ghttp://gallica.bnf.fr/arkallica.bnf.fr/ark.), 222.

21 Jacquinet, Bossuet, 248, 451-452.BossuetBossuet

22 Jacquinet, Bossuet, 248.BossuetBossuet

23 Jacquinet, Bossuet, 446-447.BossuetBossuet

24 Jacquinet, Bossuet, 335, 329-341.BossuetBossuet

25 Jacquinet, Bossuet, 331.BossuetBossuet

26 Jacquinet, Bossuet, bijvoorbeeld 319, met verwijzing naar Rom. 11, 1-2 en 371-380.BossuetBossuet

27 Jacquinet, Bossuet, 448, 451.BossuetBossuet

28 Jacquinet, Bossuet, 289, 433-444; Bossuet, BossuetBossuet Folie, 95.

29 Bossuet, Sermon sur la Providence, 222-225.

30 Jacquinet, Bossuet, 443.BossuetBossuet

31 Jacquinet, Bossuet, 213-214.BossuetBossuet

32 Jacquinet, Bossuet, 451.BossuetBossuet

De betekenis van de geschiedenisopvatting van Bossuet voor Van Dalsum

Nu alle gebeurtenissen in de wereld door God gebruikt werden om de mens te vormen en te kastijden en hem voor te bereiden op het toekomstige leven, moest de gelovige volgens Bossuet leven in de constante verwachting van Christus’ wederkomst: ‘Jésus-Christ leur montre une vie future; et les tenant suspendus dans cette attente, il leur apprend à se détacher de toutes les choses sensibles. (...) Alors le ciel est promis à ceux qui souffrent persécution pour la justice.’28

Nog nadrukkelijker dan in de Discours wees Bossuet in zijn DiscoursDiscours Sermon sur la Providence op de ware christelijke levenshouding. ‘Dieu veut que nous vivions au

milieu du temps dans une attente perpétuelle de l’éternité’ en waarom? ‘Pour nous tenir toujours en attente du grand jour de l’éternité (...), où Dieu (...) mettra par un dernier jugement la justice et l’impiété dans les places qui leur sont dues.’29

Een gelovige zou op twee manieren met deze verwachting van de eindtijd kunnen leven. Allereerst hoopvol en blijmoedig: ‘la promesse du Fils de Dieu sera toujours subsistante jusqu’ à la consommation des siècles; (...) les mêmes promes-ses nous assurent la vie future’.30 Hier lag de nadruk op de zekerheid en de triomf van het evangelie zoals Bossuets verhandeling in het verleden ook gebruikt werd, bijvoorbeeld in de strijd tegen de aanhangers van Descartes of Spinoza.

Men kon echter ook een pessimistischer levenshouding aannemen. Ook voor dit laatste waren in de Discours aanknopingspunten te vinden. Zo wees Bossuet DiscoursDiscours

herhaaldelijk op de menselijke ijdelheid, omdat sinds Abrahams tijd onwetend-heid en blindonwetend-heid zich meester hadden gemaakt van de mens.31 De opkomst en neergang van de grote rijken, die alle, inclusief Rome, instrument in Gods hand waren geweest, moesten de mens nederig stemmen. Zij droegen op verschillende manieren wel bij aan het welzijn van de godsdienst en aan de meerdere glorie van God, zoals God zelf door Zijn profeten had voorzegd.32Echter, hun neergang moest de mens wel somber stellen, zo sprak Bossuet tot zijn leerling: ‘Wanneer men het verval van al deze rijken ziet dan bekruipt ons bij deze ontluistering wel het gevoel dat er niets standvastig is onder de mensen en dat onzekerheid en Deze opvatting zei Van Dalsum te delen.17 Elke gebeurtenis kende een eigen doel

en al deze doelen samen verwezen naar de uiteindelijke bestemming van de wereld: Gods koninkrijk van rechtvaardigheid. Soms was Gods hand zichtbaar, zo meende hij, bijvoorbeeld bij zijn verwijzing naar het zionisme.18

Bossuet illustreerde zijn opvatting met een verhandeling over de opkomst en neergang van de grote rijken. Hij zette voor zijn leerling de dauphin, de latere Lodewijk XV, uiteen hoe de wereldgeschiedenis verliep en wat het doel ervan was. In het eerste deel behandelde hij de verschillende tijdsperioden vanaf de schepping tot Karel de Grote en liet hij zien hoe alle gebeurtenissen, groot en klein, met elkaar samenhingen en uit elkaar konden worden verklaard, in het tweede en belangrijkste deel toonde hij aan hoe universeel godsdienst was en hoezeer godsdienst een blijvende waarde vormde bij de opkomst en neergang van de grote rijken: ‘Vous voyez comme les empires se succèdent les uns les autres, et comme la religion, dans les différents états, se soutient également depuis le commencement du monde jusqu’ à notre temps.’ In het derde deel besteedde hij aandacht aan verschillende grote rijken.

Uiteindelijk kende het verloop van de geschiedenis, ‘la suite des choses’, volgens Bossuet maar één doel: de voorbereiding van Christus’ komst op aarde en de triomf van het evangelie en de Kerk. Zo ontwikkelde zich het verloop van de geschiedenis onder leiding van de goddelijke Voorzienigheid tot een keten van gebeurtenissen die elkaar opvolgden. We wisten van dit ‘wonderlijke mysterie’, omdat Gods Geest tot ons sprak in de Schrift.19 Voor wie het wilde zien en niet met blindheid was geslagen, moesten de geheimen van de goddelijke Voorzienigheid zichtbaar zijn in de grote gebeurtenissen.20 God bediende zich van grote rijken om door hen zijn rechtvaardigheid op te leggen.21 ‘Tout tombe, tout est abattu par la justice divine.’22 Het merendeel van deze grote rijken kende een noodzake-lijke band met de geschiedenis van het volk van God. God bediende zich van de Assyrieërs en Babyloniërs om dat volk te kastijden, van de Perzen om het weer op de been te zetten, van Alexander en zijn eerste opvolgers om het te beschermen, van Antiochus de Grote en zijn opvolgers om het op de proef te stellen, van de Romeinen om het zijn vrijheid tegenover de Syrische koningen te doen bewaren. Tot Jezus Christus waren de Joden onder Romeinse heerschappij gebleven. Toen de Joden hem hadden miskend en gekruisigd, hadden diezelfde Romeinen zich geleend voor de goddelijke wraak en dit ‘ondankbare volk’ uitgeroeid.23 Titus was niet minder dan Nabuchodonosor, een door God gezondene.24 Jeruzalem werd verwoest en het joodse volk verstrooid.25 Gods belofte aan het volk van Abraham ging over naar de heidenen.26 Ook het heidense Rome maakte op zijn beurt kennis met Gods wraak. Het geheime oordeel van God over het Romeinse rijk en Rome zelf was door de Heilige Geest aan Johannes geopenbaard, zoals in zijn Apocalyps was uiteengezet.27 Uit de as van het heidense Rome verrees een christelijk Rome en ving de triomf van kerk en evangelie aan.

33 Jacquinet, Bossuet, 453. BossuetBossuet

34 Jacquinet, Bossuet, 281-282 en NR. nr. 290, 27 maart 1915 met verwijzing naar deze passage. BossuetBossuet

35 Bossuet, Folie, 95.

36 NR. nr. 288.

37 Jacquinet, Bossuet, 281-282.BossuetBossuet

38 Jacquinet, Bossuet, 282.BossuetBossuet

39 DV. nrs. 123, 290.

40 Jacquinet, Bossuet, 351.BossuetBossuet

41 Bossuet, Folie, 94.

42 DV. nr. 237, 21maart 1914. DV DV

43 NR. nr. 287, 6 maart 1915.

Het farizeïsme in de Discours

Bossuet schreef zijn Discours om op het belang en de onmisbaarheid van de gods-DiscoursDiscours

dienst te wijzen. Ook voor Van Dalsum was godsdienst een wezenlijk element van beschaving: ‘De staat van beschaving is die waarin een volk bezit de zin voor het schone, voor de kennis van het ware en voor het begrip van het goede.’ Deze kwaliteiten berustten naar zijn mening uiteindelijk op de godsdienst.36 Er diende echter wel sprake te zijn van een waarachtig geloof en niet van ‘dode zielen’. Farizeeërs waren voor Van Dalsum een voorbeeld van onwaarachtig geloof. Hij verwees in het laatste nummer van Het Natuurrecht naar de betreffende passage Het NatuurrechtHet Natuurrecht

in de Discours. De farizeeërs werden er enerzijds beschreven als mensen die de zuiverheid van de leer bewaakten en een strenge naleving van de Wet propageer-den, anderzijds als mensen met een mateloze ambitie:

‘A la fi n, l’ambition se mit parmi eux. Ils voulurent gouverner, et en effet ils se donnèrent un pouvoir absolu sur le peuple: ils se rendirent les arbitres de la doctrine et de la religion, qu ‘ils tournèrent insensiblement à des pratiques superstitieuses, utiles à leur intérêt et à la domination qu’ils voulaient établir sur les consciences; et le vrai esprit de la loi était prêt à se perdre.’37

Als afstammelingen van Abraham waanden zij zich boven alle anderen verheven: ‘ils se croyaient saints par nature, et non par la grâce: erreur qui dure encore parmi eux.’38

Dit door Bossuet geschetste beeld van de farizeeër die zich beriep op zijn afstam-ming was voor Van Dalsum het symbool van de gelovige die meende een goede gelovige te zijn, wanneer hij zichtbaar zijn godsdienstplichten vervulde. Hier was sprake van een onwaarachtig geloof.39 Of zoals Bossuet het verwoordde: ‘L’esprit de vérité n’est plus parmi eux.’40 Ingetogenheid en gebed waren vereist voor een christelijke levenshouding. ‘Une personne sans oraison est un corps sans âme.’41

Van Dalsum achtte het wezen van het geloof ook aangetast doordat de katholieke naam verbonden werd met allerlei sociale ‘strevingen van geheel stoffelijke aard’, bijvoorbeeld in de coöperatieve aan- en verkopen, in handelszaken, in veefokkerij-en veefokkerij-en ambtveefokkerij-enarveefokkerij-enverveefokkerij-enigingveefokkerij-en, in politieke stromingveefokkerij-en in gemeveefokkerij-ente, provincie veefokkerij-en staat. Het geloof stierf daardoor ‘in de harten’.42 Een mens met ‘een dode ziel’ kende niet meer de vrede van de genade van God.43 Wat ‘het laat-farizeïsme’ overkwam, de verwoesting van stad en tempel, zal ook een onwaarachtig geloof overkomen. Zoals het ‘laat-farizeïsme’ werd veroordeeld, zo zullen ook onwaarachtige gelovigen onrust eigen is aan het menselijk handelen.’33 Deze sombere levenshouding die

hij aantrof bij Bossuet, kleurde Van Dalsums verwachting van de eindtijd. Veel christenen en christelijke landen kenden in zijn ogen een uiterlijke godsdienst-beleving en hechtten aan ‘les choses sensibles’, zoals in Jezus’ tijd de farizeeërs.34

Dus moet men Gods oordeel en Gods wraak vrezen.

De gelovige die leefde vanuit een ‘attente perpétuelle’ diende doorzettings-vermogen te tonen om de tijdelijke problemen te boven te komen. Volgens Bossuet was een van de grootste geheimen van het geestelijk leven dat de H. Geest een mens niet enkel doorheen het licht, maar ook door de duisternis leidt: ‘Je dis, bien plus, que cette voie crucifi ée est nécessaire.’35

Wat las Van Dalsum over het farizeïsme in de Discours ?

44 NR. nr. 281, 23 maart 1915, ‘Het veroveren der ziel’.

45 Jacquinet, Bossuet, 313-329.BossuetBossuet

46 Poorthuis en Salemink, Een donkere spiegel, 28-30.

47 Jacquinet, Bossuet, 338.BossuetBossuet

48 Jacquinet, Bossuet, 322.BossuetBossuet

49 Jacquinet, Bossuet, 315-319; NR. nr. 290.BossuetBossuet

50 Jacquinet, Bossuet, 339.BossuetBossuet

51 Jacquinet, Bossuet, 369.BossuetBossuet

52 Jacquinet, Bossuet, 314.BossuetBossuet

53 Hoofdstuk 1; bijvoorbeeld in de preek die Pieter van Wees in 1860 hield.

Herlevend religieus antisemitisme in twee regionale katholieke bladen in Zeeland (1913)

Van Dalsum sprak niet van een moord op God of over de vervolging en de zwerf-tocht van de joden als gevolg van Gods straf. Hij onderscheidde zich hiermee van een oplevend antisemitisme in twee katholieke bladen in Zeeland.

Het oplevende antisemitisme in regionale katholieke bladen in 1913 kende een Nederlandse voorgeschiedenis, die in enkele hoofdlijnen dient te worden weergegeven.

Katholieken en joden vormden in de achttiende en negentiende eeuw minder-heidsgroepen binnen de Nederlandse bevolking. Eerst in de grondwet van 1798 werden deze minderheden gelijk gesteld met de andere bevolkingsgroepen. De liberale grondwet van Thorbecke van 1848, waarin alle godsdiensten gelijk werden gesteld, maakte deze rechten defi nitief en daardoor kregen deze minder-heidsgroepen een eigen ruimte binnen de Nederlandse samenleving. Het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853 bood de katholieke minderheidsgroep de mogelijkheid om met kerkelijke steun deze ruimte meer vorm te geven en in te kleuren. Terwijl de devotioneel gekleurde geloofsopbloei werd verrijkt door een zich steeds verder uitbreidende zorg voor armen, zieken en volksonderwijs, werd de schoolstrijd het politieke meetinstrument van het katholieke