• No results found

(1908-1910)

‘Ons ideaal was eenmaal notaris te zijn der kleine luyden. Wij zijn in Hulst inderdaad notaris geweest van den kleinen man, zijn vriend, zijn raadgever, zijn helper. Dit werd ons misgund en, opdat wij niet zouden kunnen blijven, moest ons elke gelegenheid worden benomen om iets te verdienen.’ (Van Dalsum in: DV/245)

worden benomen om iets te verdienen.’ (Van Dalsum in: DV worden benomen om iets te verdienen.’ (Van Dalsum in: DV

In dit hoofdstuk komt de escalatie van het confl ict tussen Van Dalsum en de kerk aan de orde. Om hun macht te behouden zochten de notabelen steun bij de geestelijkheid. Op zijn beurt verlangde de geestelijkheid de hulp van de notabelen om het confl ict tussen de katholieken onderling en tussen de regionale katholieke kranten op te lossen. De overname van De Zeeuwsche Koerier door De Zeeuwsche KoerierDe Zeeuwsche Koerier Zelandia bracht geen oplossing, ZelandiaZelandia

maar verscherpte het confl ict. Van Dalsum gaf een eigen krant uit, De Volkswil, om De VolkswilDe Volkswil

zijn katholieke geluid te kunnen laten horen. Het tegenoffensief van bisschop Leijten bestond in Van Dalsums kerkelijke uitsluiting. Aan katholieken werd het verboden

De Volkswil te drukken, te lezen of te verspreiden. Onderzocht werd op welke wijze De Volkswil

De Volkswil

in de verschillende parochies van het dekenaat hierop gereageerd werd. Niet alleen kerkelijk, ook maatschappelijk geraakte Van Dalsum in een geïsoleerde positie.

Het beleid van het bisdom van Breda en de rol van pastoor-deken J.B.F. Brouwers

De door de verkiezingen opgelopen strijd in Hulst tussen de beide katholieke richtingen, met elk een eigen weekblad als spreekbuis, moet de leiding van het bisdom hoog hebben gezeten. De persoonlijke verhouding tussen Van Zeyl en Van Dalsum kwam steeds meer op scherp te staan. Van Dalsum sprak Van Zeyl aan op zijn verslaggeving van de Katholiekendag.1 Van Zeyls reactie was dat niet Van Dalsum, maar alleen de bisschop van Breda hem over zijn journalistieke

4

2 AOKH, VDA, brief Van Zeijl aan Van Dalsum, waarschijnlijk 6 oktober 1908.

3 ZK. nr. 1260, 3 oktober 1908.

4 ZL. nrs. 91-97, november 1908. Mogelijk zinspeelde pastoor P.J. Plasschaert op een tekst in La Divina Commedia, Paradijs, 19e zang, de verzen 40-55.

5 GAH, APHU, toegangsnr. C.1, inv. nr. D6: ‘Breda 2 jan. 1908. (...) Quae designatio ne publicetur cum visum sit ephe-meridum redactores censorem non cognoscere’ (Deze benoeming moet niet bekend gemaakt worden, aangezien ik het beter vind dat de redacteurs van het dagblad niet weten wie de censor is).

6 De ‘offi ciële’ katholieke pers kreeg door de lokale bisschop een censor toegewezen. Vooral beneden de rivieren was soms nog plaats voor een concurrerende uitgave met een katholieke strekking. Deze kreeg dan geen censor en miste dus de steun van de geestelijkheid, aldus J. Hemels in brief van 9 april 2005.

7 Ch. Verhaak sprak eind november 1908 de verwachting uit dat hij ‘binnenkort’ de krant aan zijn zoon zou overdoen. GAH, APHU toegangsnr. C.I, inv. nr. D6, brief Ch. Verhaak aan Brouwers, 17 november 1908.

8 Een concept of afschrift van deze brief, met de nodige doorhalingen en in het handschrift van P. Hopmans, gedateerd op 5 oktober 1908, werd aangetroffen in het parochiearchief. Leijten zelf schreef bovenaan ‘dit verzond ik aan Van Dalsum (...).’

9 AOKH, VDA, afschrift brief van notaris Van Dalsum ‘Aan Monseigneur’, 6 oktober 1908.

10 TNC. nr. 5215, 22 oktober 1908.

ruim 150 abonnees erbij gekregen had. Het vasthouden van zijn lezersbestand was voor Verhaak dus van belang, wilde De Zeeuwsche Koerier blijven voortbestaan. De Zeeuwsche KoerierDe Zeeuwsche Koerier

Bovendien had zijn zoon de zaak voor een groot bedrag overgenomen.

Het was voor Verhaak een moeilijke en emotionele beslissing, maar wellicht zag hij in het samengaan met Zelandia toch een overlevingskans voor zijn krant. ZelandiaZelandia

De voorwaarden van de kant van Zelandia waren niet mals: Verhaak moest niet ZelandiaZelandia

alleen zijn uitgangspunten laten varen, maar ook zijn vriend Van Dalsum laten vallen én zwijgen tegenover zijn zoon, de hoofdredacteur. Vooral de getoonde emotie in de briefwisseling doet vermoeden dat er druk van kerkelijke zijde op hem is uitgeoefend en dat de economische motieven toch niet de eerste beweeg-redenen waren om naar het andere kamp over te lopen. Een belangrijke aanwijzing hiervoor is een afschrift van een brief van Van Dalsum aan bisschop Leijten. Van Dalsum antwoordde op een niet bewaarde brief van Leijten,8 waarin deze schreef in hoge mate gegriefd te zijn, omdat Van Dalsum niet wilde luisteren naar de welgemeende en vaderlijke vermaning om de eendracht in de streek te bevorderen. Van Dalsum schreef dat niet híj de eendracht verstoorde, tenzij onder eendracht wordt verstaan ‘het samengaan met menschen die het vertrouwen des harten niet hebben van het Katholieke volk in deze streek’. Hij beklemtoonde niet enkel het vertrouwen, maar zelfs liefde te ondervinden van katholieke arbeiders en burgers, achting te krijgen van katholieke vrouwen, sympathie in katholieke gezinnen: ‘Dwaal ik, dan dwalen zij met mij, maar dan dwalen ook Uwe geestelijken als zij zeggen dat hun volk hier een godsdienstig volk is. Want een godsdienstig volk kan niet zo algemeen dwalen in zake een door allen gekend persoon, die altijd denkt en spreekt en doet in het openbaar.’9

Van Dalsum bleek niet van zins in te binden. De Zeeuwsche Koerier deelde half De Zeeuwsche KoerierDe Zeeuwsche Koerier

oktober mee dat Van Dalsum zich als katholiek voor de Kamerverkiezing van 1909 kandidaat stelde tegenover elke kandidaat van de katholieke kiesverenigingen in het district, ook al zou dit de huidige afgevaardigde Fruytier zijn. Hij was bereid zijn kandidatuur in te trekken, indien de katholieke geestelijkheid in het district bijtijds ruiterlijk verklaarde gedwaald te hebben in haar optreden tegenover hem.10 Mogelijk had men vanaf dit moment vanuit het bisdom een nieuwe weg taak mocht onderwijzen.2 Eind september feliciteerde Van Dalsum Van Zeyl met

diens zilveren jubileum als journalist en maakte duidelijk waarom Van Zeyl zich als hoofdredacteur van Zelandia wel gelukkig moest voelen. Hij had daar immers ZelandiaZelandia

een vaste aanstelling, in tegenstelling tot zijn korte verblijf bij Het Huisgezin en Het HuisgezinHet Huisgezin

de Katholieke Illustratie.3 In zijn artikel sprak hij de redacteur vooral aan op diens stelling dat de staat de bron van het recht moest zijn, terwijl Van Dalsum meende dat politieke actie niet vóór sociale actie mocht gaan.

In het najaar van 1908 traden de tegenstellingen nog meer in de openbaarheid door een reeks anonieme artikelen in Zelandia,ZelandiaZelandia waarin De Zeeuwsche Koerier en Van Zeeuwsche KoerierZeeuwsche Koerier

Dalsum belasterd werden. De Zeeuwsche Koerier werd zelfs socialistisch genoemd De Zeeuwsche KoerierDe Zeeuwsche Koerier

en ervan beschuldigd pornografi sche stukken te hebben gepubliceerd. Slechts één tegenstander van De Zeeuwsche Koerier en Van Dalsum durfde onder eigen naam De Zeeuwsche KoerierDe Zeeuwsche Koerier

zijn kritiek in verschillende artikelen te verwoorden: pastoor P.J. Plasschaert van Zuiddorpe en Koewacht. Zijn veelal retorische teksten logen er niet om: ‘Hoelang nog willen wij die man, die toch een vreemdeling in Zeeuws-Vlaanderen is, nog dulden? Een leek als Van Dalsum moest encyclieken beter leren lezen en weten dat een encycliek van de diepzinnige Leo XIII geen krantenartikel is dat men bij zijn ontbijt leest.’ Thomas van Aquino kon hij helemaal niet begrijpen, want ‘die adelaar zweeft zeker veel te hoog’.4 Hij benadrukte dat men als katholiek de pries-ters en hun bisschop niet kon aanvallen en schermde met het socialistisch gevaar dat ook voor de katholieke bevolking van Zeeuws-Vlaanderen op de loer lag.

Nu de krantenartikelen ook rumoer onder de Hulsterse bevolking veroorzaak-ten, leken deken en bisdom het van groot belang te vinden zelf sturing te geven aan het zoeken naar een oplossing. Zelandia werd in het oog gehouden door de ZelandiaZelandia

aanstelling van een geheime censor in de persoon van deken J.B.F. Brouwers. De bisschop achtte het beter dat de redactie niet wist wie de censor was.5 Een verklaring werd aan Brouwers in deze brief niet gegeven. Het lijkt erop dat het bisdom grote controle wilde houden om zijn doel te bereiken en zich tegelijk wilde indekken bij mislukking.6

In Sas van Gent waren de leiding en het hoofdredacteurschap van De Zeeuwsche

Koerier rond 1902 overgegaan van vader Ch. Verhaak Koerier

Koerier op zoon M. Verhaak, hoewel

Ch. Verhaak nog wel eigenaar bleef.7 Onduidelijk blijft wie in het najaar van 1908 de allereerste stap zette om De Zeeuwsche Koerier naar het andere kamp over te laten gaan, deken Brouwers of deze Ch. Verhaak, die intussen burgemeester van Beek en of deze Ch. Verhaak, die intussen burgemeester van Beek of deze Ch. Verhaak, die intussen burgemeester van Beek Donk was geworden. Ook blijft het de vraag of inderdaad, zoals Ch. Verhaak zelf schreef, de katholieke zaak de doorslag gaf. Zeker is dat ook economische motieven een rol speelden. Verhaak benadrukte voortdurend beide, maar in genoemde volg-orde. Economisch belang moet niet uitgesloten worden, daar Zelandia fi nancieel-ZelandiaZelandia

krachtige aandeelhouders had en De Zeeuwsche Koerier bij het verliezende kamp De Zeeuwsche KoerierDe Zeeuwsche Koerier

dreigde te gaan behoren. Ook al schreef Verhaak verheugd in december 67 lezers gewonnen te hebben, hij moest bij fusie rekenen op een groot verlies aan lezers uit het kamp van Van Dalsum. Brouwers berichtte hem dat Zelandia in december ZelandiaZelandia

11 GAH, APHU toegangsnr. A. II, inv. nr. 115, brief Ch. Verhaak aan J. Brouwers, 17 november 1908 en verklaring M. Verhaak in ZL. van 29 mei 1909.

12 Ibidem, brief van 17 november 1908.

13 Ibidem, brief Brouwers aan Verhaak, 20 november 1908; cursivering van onderstreepte woorden in de brief.

14 Ibidem, brief Verhaak aan Brouwers, 25 november 1908.

15 Ibidem, brief Hopmans aan Brouwers, 2 december 1908.

verwaandheid na te streven, haat en tweedracht zaaien en de krachtige ontwikkeling der Katholieke Partij beletten.(...) Laat De Zeeuwsche Koerier die De Zeeuwsche KoerierDe Zeeuwsche Koerier

mannen loslaten, dan treedt de verzoening zelf in.’13

Brouwers zei geen voorstel te vinden in de brief van Verhaak en verwees naar bestuur en redactie van Zelandia. Overigens wilde hij bemiddelen, indien dit tot de verzoening zou kunnen bijdragen.

Verhaak beklemtoonde in een nieuwe brief dat hij deze vredespoging niet ondernam vanwege een dalend aantal abonnees.14 Het aantal lezers in het Land van Hulst was sinds zijn vertrek uit Sas van Gent zelfs toegenomen. Verder wilde hij beslist niet rechtstreeks in contact treden met personen uit de katholieke kies-vereniging of Zelandia, maar wellicht wilde Brouwers toch bemiddelen. Volgens Verhaak diende naar verzoening te worden gezocht vanuit een basis van vertrou-wen. Belangrijk was daarbij dat beide partijen schuld erkenden voor het ontstane confl ict en dat verdere polemisering diende te worden vermeden. Er mochten dus geen negatieve publicaties verschijnen tijdens de onderhandelingen. De ene partij moest onder ogen zien dat de katholieke organisatie recht van bestaan had, terwijl de andere partij haar kritiek op katholieke onderwijzers aan openbare scholen en hun vakvereniging moest staken. Verder moest iedereen bevorderen dat beide kranten berichten en advertenties aangeleverd kregen. Wederzijdse polemieken mochten slechts in een hoffelijke vorm gevoerd worden. Verhaak pleitte verder voor de vorming van een redactieraad, waarin vertegenwoordigers van de redactie en de katholieke kiesvereniging zitting moesten krijgen. De pastoor-deken zou als vijfde lid moeten worden toegevoegd. Deze raad diende twee keer per jaar bijeen te komen. In verkiezingstijd zo snel mogelijk om beide bladen en de kiesvereniging van advies te dienen. Het verleden moest men laten rusten en personen die zich in deze strijd hadden laten horen, niet langer tegen-werken in de uitoefening van hun beroep. Opmerkelijk is dat hier de tegenwerking gememoreerd wordt, die Van Dalsum in zijn notariaat ondervond, zonder dat diens naam genoemd werd.

De betrokkenheid van het bisdom van Breda bij de verzoening bleek uit het overleg dat Brouwers voortdurend met de bisdomleiding had over de te varen koers. Secretaris Hopmans en bisschop Leijten schreven zijn handelwijze en brieven zeer correct te vinden.15 De voorstellen van Verhaak betreffende de instelling van een redactieraad met de omschreven taak kregen geen goedkeuring van de bisdom-leiding en waren ’geheel onaannemelijk’. Verhaaks verzoek om het verleden te laten rusten was ‘niet duidelijk, daarin zal wellicht ook wijziging moeten komen’. Verder werd Brouwers waar mogelijk steun toegezegd ‘nu hij op de goede weg is’. gezocht in de benadering van de eigenaar van De Zeeuwsche Koerier ten einde Van De Zeeuwsche KoerierDe Zeeuwsche Koerier

Dalsum toch te kunnen neutraliseren. Niet voor niets beklemtoonde Ch. Verhaak dat ideële motieven bij hem voorop stonden.11

Om een goed inzicht te hebben in het kerkbeeld van Van Dalsum en de vorming van zijn oordeel in deze zaak is het van belang nauwkeurig de groei van het grote confl ict te volgen. Er bleken al eerder initiatieven te zijn ontplooid om Ch. Verhaak te verzoenen met zijn vorige tegenstanders, die nu het bestuur van Zelandia vormden. Verhaak schreef Brouwers op 17 november 1908 in een streng vertrouwelijke brief:

‘Nu gaat mijn zaak binnenkort in handen van mijn zoon over en waar ik geen ander doel met mijn blad had en nog heb dan te strijden voor ’t waarachtig belang van Kerk en Staat (richting Encycliek Rerum Novarum) komt in de ontwerpacte van overdracht een clausule voor omtrent die richting. Hoewel ik het optreden van Zelandia verderfl ijk acht voor de ware belangen van het volk ZelandiaZelandia

en ik het optreden vroeger tegen mij en later tegen mijn zoon hatelijk en glad verkeerd noem, wil ik toch, nu er sprake is van verzoening, het mijne bijdragen (hoewel veel in mij er zich tegen verzet) om voor de toekomst het verledene te kunnen vergeten en met onderlinge waardeering en steunverleening den strijd tegen de ontkerstening en voor de goede zaak te kunnen voortzetten.’12

Verhaak verwachtte antwoord op zeer korte termijn. Zo niet, dan was de zaak voor hem afgedaan.

Deken Brouwers opereerde voorzichtig, maar duidelijk. Blijkbaar achtte hij het wijs zijn eigen visie en voorkeur aan Verhaak duidelijk te maken, maar hij deed dit op hoffelijke wijze. Brouwers schreef hem een vertrouwelijke brief, waarin hij zijn waardering uitsprak voor de opening die Verhaak maakte. Duidelijk gaf hij zijn visie weer op beide bladen en de zaak waarvan zij de spreekbuis waren. Hij deed dit onverbloemd:

‘Ik veroorloof mij de vrijheid, omtrent den geest die beide bladen ademen, volkomen met U van gevoelen te verschillen. Mijne waarneming strekt zich uit over de laatste vijf jaren en aan de goede bedoeling der redacties wil ik nu eens niet tornen. De Zelandia houdt zich vast aan de Katholieke organisatie, ZelandiaZelandia

wettig en normaal in deze streek gesticht, en wel verre van haar optreden verderfelijk te noemen acht ik hetzelve integendeel een zegen voor dit gewest. Deze woorden heb ik zelf vernomen uit den mond der hoogste Kerkelijke overheid! En met dit gevoelen stemmen alle geestelijken, mag ik zeggen, van mijn Dekenaat in! De Zeeuwsche Koerier heeft zich van de wettige Katholieke De Zeeuwsche KoerierDe Zeeuwsche Koerier

organisatie losgemaakt en loopt hiermede zeker niet in de richting van Rerum Novarum; nog veel minder gaat het blad in die richting door voortdurend mannen aan het woord te laten, die eveneens aan de organisatie den rug toekeeren, het gezag der geestelijken, die voeling houden met hun bisschop,

aan wien die mannen zelf de gehoorzaamheid hebben opgezegd, bij het volk

16 GAH, APHU, toegangsnr. A. II, inv. nr. 115, brief Hopmans aan Brouwers, 10 december 1908.

17 Ibidem, brief Brouwers aan Verhaak , 14 december 1908.

18 Ibidem, brief van Verhaak aan Brouwers 19 december 1908.

19 Ibidem, brief 19 december 1908.

20 Ibidem, brief Brouwers aan Verhaak, 21 december 1908; gecursiveerde woorden zijn onderstreepte woorden in de brief. Niet bewaard gebleven is een brief van Verhaak aan Brouwers

Niet bewaard gebleven is een brief van Verhaak

Niet bewaard gebleven is een brief van Verhaak van 24 december, waarin enkele personen ter sprake kwamen die naar zijn mening de verhouding tussen de katholieke kampen ernstig vertroebeld hadden.

vereniging bezield waren met gevoelens die een eervolle vrede mogelijk konden maken. ‘De woorden dat Zelandia bij haar verweer de grenzen der bezadigdheid ZelandiaZelandia mogelijk weleens overschreden kan hebben, klinken als eene bespotting der

werkelijkheid.’19 Verhaak meldde een aantal voorbeelden, waaronder de vervol-ging van zijn zoon. Het meest stak hem het socialistische etiket dat de Zeeuwsche

Koerier voortdurend kreeg opgeplakt. Hij stond erop dat beide bladen gelijk Koerier

Koerier

behandeld zouden worden, ook bij de advertentiewerving. Over andere punten dacht hij overeenstemming te kunnen bereiken. Zoals de zaak er nu bijstond en omdat er teveel gevraagd werd, wilde hij niet hebben dat zijn naam en het overleg openbaar gemaakt werden. Het moet Verhaak zwaar gevallen zijn te bemerken dat Zelandia zich hautain opstelde. Hij kon het niet laten om tegenover ZelandiaZelandia

Brouwer, die zo achter de koers van Zelandia stond, zijn vriend en boegbeeld van ZelandiaZelandia De Zeeuwsche Koerier, bij het post scriptum op te voeren: ‘P.S. Dat Van Dalsum De Zeeuwsche Koerier

De Zeeuwsche Koerier nu

eigenlijk mijn blad nog niet kapot maakt, blijkt wel uit het feit dat sedert één december jl. 67 nieuwe lezers zijn ingekomen.’

Brouwers zegde toe met Zelandia te onderhandelen omtrent punt een en dit als ZelandiaZelandia

volgt te lezen: ‘De Zeeuwsche Koerier en de De Zeeuwsche KoerierDe Zeeuwsche Koerier Zelandia, beide het verleden betreurende, beide het verleden betreurendebeide het verleden betreurende

hebben besloten alle twistgesprekken te staken en in goede verstandhouding de Katholieke belangen op politiek en sociaal gebied te bevorderen. Of moet ik de onderstreepte woorden geheel weg laten?’20 Ten aanzien van punt vier stelde Brouwers dat niemand zich als particulier aan De Zeeuwsche Koerier zou willen De Zeeuwsche KoerierDe Zeeuwsche Koerier

verbinden, omgekeerd evenmin. Brouwers gaf hiermee eigenlijk toe wat in het verleden in tegengestelde zin gebeurd was:

‘En wat zal ons, geestelijken, dan nog beletten, om bij gelegenheid aan menschen te zeggen: “denkt ook eens aan De Zeeuwsche Koerier die bij vele Zeeuwsche KoerierZeeuwsche Koerier

lezers van ons dekenaat de goede zaak voorstaat?” De Zelandia moge schuld ZelandiaZelandia

hebben, maar toch alléén wat den vorm, niet wat de zaak betreft, en dan is dat nog gewoonlijk gebeurd zonder voorkennis van ’t Bestuur.’

Hiermee werd het solistische optreden van redacteur Van Zeyl afgekeurd. De kerstdagen van 1908 bracht Verhaak door bij familie in Gelderland. Ook daar hield de zaak hem bezig, waarbij de fi nanciële belangen een grote rol bleven spelen. Opnieuw werd zijn punt vier, de gelijke behandeling bij advertenties, de kern van een volgende brief. Daarin schreef hij Brouwers wel te vertrouwen, maar de overige heren geestelijken niet. Zij waren immers aandeelhouders van

Zelandia. Bovendien deelde Zelandia hun politieke inzichten. Steun voor De