• No results found

In 1968 verscheen een klein maar opvallend boek: De tuinen van Bomarzo. Het is in de eerste plaats bijzonder omdat het genre ervan niet gemakkelijk valt te bepalen

Het begint als een reisverslag, een stuk autobiografie, over een bezoek van Hella

Haasse aan deze uit de renaissance daterende beeldenrijke tuinen, die in Umbrië

liggen, bij het plaatsje Viterbo. Vervolgens wordt het essay-karakter sterker, als de

schrijfster ingaat op het grondplan van de tuinen: een labyrint. Intrigerend is de vraag

wie de architect is van dit ‘parco dei mostri’ en wat hij met de beelden in de tuinen

heeft willen uitdrukken. Hier wordt Haasse een historische detective, die allerlei

hypothesen omtrent de identiteit van deze nieuwe Daedalus de revue laat passeren.

Haar belangrijkste kandidaat is Orsino Orsini, een briljant maar ‘geplaagd’ man, die

zijn ervaringen heeft getransponeerd in een eigen labyrint - er schuilt dus een poëticaal

element in de roman, die niet alleen door zijn inhoud, maar ook door zijn vorm een

logische afsluiting is van haar vroege historische romans. Misschien wel nergens zo

duidelijk als aan het slot van dit boek geeft zij aan wat haar tot het onderzoeken van

het verleden drijft: ‘Vlucht in het verleden? Ik

Aankondigingsaffiche van een door Haasse te houden voordracht over ‘Historie en Auteur’ in Mechelen op 31 maart 1953. De schrijfster had toen reeds twee historische romans op haar naam staan: Het woud der verwachting (1949) en De scharlaken stad (1952).

Collectie Hella S. Haasse

Eerste vel van het typoscript met correcties in pen van ‘Labyrinten’, dat opgenomen werd in

Dát was nog eens lezen! 40 auteurs over boeken uit hun kinderjaren (1972). Haasse zegt hierin

dat zij tijdens haar kinderjaren het boek Naar het middelpunt der aarde (1864) van Jules Verne het meest fascinerend vond van al wat zij las. ‘[...] de heimelijke opwinding van het doordringen in nooit betreden grotten en labyrinten in het binnenste van de aarde, een avontuur dat niet alleen voor primitieven, kinderen en speleologen onweerstaanbaar is, maar dat, geloof ik, in ieder mens complexe gevoelens van huiver en lust wakkerroept.’

Collectie Querido

weet niet waar het heden ophoudt en het verleden begint. Niets is ooit geheel voorbij.

De geschiedenis kan op duizend manieren geschreven en herschreven worden.

Verborgen onder de oppervlakte van het geijkte beeld der historie, in de diepte, de

massa van dat ontzaglijke materiaal, liggen, nog nooit “gezien”, de verbindingspunten

van andere beelden met een ander perspectief en volstrekt andere vormen en

afmetingen.’

Eindnoten:

16 In het genoemde opstel geeft zij ook voorbeelden van teksten van moderne auteurs bij wie het labyrint een belangrijk symbool is, zonder haar eigen werk te noemen. Dat doet zij wel in het artikel ‘Rondom een mythe (een mini-verkenning)’, opgenomen in de bundel van M.A. Wes

(red.), Van Parthenon tot Maagdenhuis, Amsterdam 1985, p. 171-187. Een nog recentere bijdrage aan de labyrintstudie: Harald Hendrix, ‘Metamorfoses van het labyrint’, in: De Revisor 18, 1991, nr. 5, p. 2-12, met opgave van literatuur.

1969-1980

Bij de opening van de tentoonstelling over het literaire tijdschrift Forum (1931-1935) ter gelegenheid van het vijftienjarig bestaan van het Letterkundig Museum in het Gemeentemuseum in Den Haag, 12 december 1969. Links van Haasse de schrijfster Beb Vuyk en haar echtgenoot Fernand de Willigen, rechts Gerrit Borgers, toenmalig hoofdconservator van het Letterkundig Museum. ‘Denk ik aan Forum,’ schrijf Haasse in Krassen op een rots (p. 24), ‘dan komt me onwillekeurig het beeld voor de geest van het zwembad Tjikini in het voormalige Batavia. Het is, alsof ik weer de sterke chloorlucht ruik van het water, een tegelijkertijd zuiverende en irriterende geur. Ik zie in gedachten de krinkelende schaduwen op de betegelde bodem van het bad. Het is 1935, ik ben zeventien jaar. [...] Jeugdsentiment bevangt me niet in die mate, dat ik zou willen beweren dat al onze discussies van heilige ernst getuigden, of zich op een constant hoog niveau bewogen. Maar als ze serieus waren, kwam Forum, of liever gezegd, een heel pakket van vraagstukken en denkbeelden, die voor ons gevoel door dat begrip “Forum”

vertegenwoordigd schenen te worden, waarmee we via de litteratuurlessen (wij hadden in die tijd een nog jonge, zélf geïnteresseerde leraar) en de schoolbibliotheek in aanraking waren gekomen, regelmatig in die gesprekken voor.’

Collectie Letterkundig Museum

Buitengewone ledenvergadering en discussieavond van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in het Tropenmuseum te Amsterdam over ‘Schrijvers en Politiek’, 9 april 1970. Op de foto een gedeelte van het forum. V.l.n.r. Godfried Bomans, Hella Haasse, voorzitter prof. H.A. Gomperts, Harry Mulisch en Willem Brandt. Niet te zien zijn de Vlaamse forumleden Fernand Auwera, Herman Claeys en Eugène van Itterbeek. Uitgangspunt van de discussie vormde de vraag ‘Moeten schrijvers politiek geëngageerd zijn en zo ja, moet het in hun werk tot uiting komen’. De discussie was bedroevend, volgens de journalist van Het Parool (10 april

1970), die de volgende dag verslag deed van de avond: ‘Via Vietnam, Cuba, Indonesië, de Griekse kolonels, Rusland, de produktieverhoudingen en de zeehondenjacht in Canada, belandde de vergadering bij de pauze [...].’

Foto A. van den Heuvel. CollectieANP, Amsterdam

Voor- en achterzijde van een correspondentiekaart aan Mieke Vestdijk, d.d. 24 maart 1971, waarin Haasse haar deelneming betuigt met het verlies van haar echtgenoot Simon Vestdijk, die op 23 maart 1971 was overleden. Het jaar daarvoor was Tweemaal Vestdijk (1970) uitgekomen met twee essays over het werk van Vestdijk die eerder werden opgenomen in Haasses essaybundel

Leestekens (1965).

Collectie Letterkundig Museum

Voor- en achterzijde van een correspondentiekaart aan Mieke Vestdijk, d.d. 24 maart 1971, waarin Haasse haar deelneming betuigt met het verlies van haar echtgenoot Simon Vestdijk, die op 23 maart 1971 was overleden. Het jaar daarvoor was Tweemaal Vestdijk (1970) uitgekomen met twee essays over het werk van Vestdijk die eerder werden opgenomen in Haasses essaybundel

Leestekens (1965).

Collectie Letterkundig Museum

Den Haag, 24-3-'71/ Zeer geachte mevrouw Vestdijk,/ Hoewel ik Simon

Vestdijk nauwelijks persoonlijk/ heb gekend (mijn enige ontmoeting met

hem/ was die ter gelegenheid van zijn zeventigste/ verjaardag in het

Letterkundig Museum in/ Den Haag, waar ik toen ook aan U ben/

voorgesteld) heeft zijn werk - zoals U waar-/ schijnlijk wel weet - voor

mij zeer veel be-// tekend. Door mij daar langdurig en intens/ in te

verdiepen, ben ik - meen ik - bepaalde/ aspecten van zijn zeer complexe

wezen op/ het spoor gekomen - hetgeen mijn eigen ont-/ wikkeling

onherroepelijk heeft beïnvloed. Zijn/ dood onderga ik als een caesuur.

Uit respect/ heb ik nooit contact gezocht. Het is me nu een/ behoefte, U

mijn sympathie en deelneming/ te betuigen./ Van ganser harte,/ Uw

Hella S. Haasse

Hella Haasse, samen met haar moeder en haar broer Wim Haasse, 1972. Haar broer is - voor het eerst - even over uit Australië waar hij zich sinds 1950 samen met zijn gezin gevestigd heeft. ‘Mijn broer is voor mij stellig de meest onbekende van mijn allernaaste familieleden,’ schrijft Haasse in Persoonsbewijs (p. 39).

Collectie Hella S Haasse

Voorbespreking van een interview met koningin Juliana ter gelegenheid van haar

vijfentwintigjarig jubileum als vorstin (1973), dat in het najaar van 1973 door deNCRVwerd uitgezonden. Geheel links A. Alberts, rechts van Haasse programmamaker Jan van Hillo en prof. dr. P.J. Bouman. Zowel Alberts als Haasse trokken zich bij de voorbereidingen terug.

90

Haasse woont de repetities bij van Geen bacchanalen dat door haar in de zomer van 1971 in opdracht van De Nieuwe Komedie werd geschreven. Erik Plooyer (links) was verantwoordelijk voor de regie. Op 10 december 1971 ging het stuk in het Haags Ontmoetingstheater in première.

Foto Ad van Gessel. Collectie Hella S. Haasse

Aankondigingsbiljet voor een lezing over Anna Blaman (1905-1960) in Brussel, 19 oktober 1972. Een eerdere lezing van Haasse over Blaman werd in 1961 - samen met een lezing van Alfred Kossmann over Blaman - uitgebracht door uitgeverij J.M. Meulenhoff ‘ter nagedachtenis aan de schrijfster voor vrienden en relaties’.

Collectie Hella S. Haasse

laatste bezoek aan Java, in 1976, mijzelf iedere vorm van tempo doe-loe-heimwee verboden,’ schrijft zij in Een handvol achtergrond (p. 164).

91

Zelfportret, 1979. Potlood, 23 cm × 23,5 cm.

Collectie Letterkundig Museum

Begeleidend briefje van Haasse aan de redactie van De Revisor, die een groot aantal auteurs had verzocht een zelfportret te tekenen, d.d. 23 november 79. Het portret werd gepubliceerd in het boekje Schrijvers tekenen zichzelf (1980), een verzameling van 138 schrijverszelfportretten ingeleid door S. Carmiggelt.

Collectie Letterkundig Museum

Aan de Redaktie van/ ‘De Revisor’/ 23 nov. '79/ Geachte Redaktie,/ Met

behulp van kunstig opgestelde spiegels ben/ ik er tenslotte in geslaagd