• No results found

Sinds de jaren ‘50 groeide de vermaatschappelijking van de zorg vanuit de geestelijke gezondheidszorg in Nederland naar een internationaal gegeven waarbij niet enkel professionals, maar de hele maatschappij betrokken wordt (Helmchen & Sartorius, 2010, Kwekkeboom, 2004).

Er werd voor deze aanpak geopteerd omdat in het toen heersende klimaat vraag was naar een veelzijdige aanpak van geestelijke gezondheidzorg. Dit omdat er in die periode een te beperkt aanbod bleek te zijn voor personen met een psychiatrische stoornis. Men wou af van de vrijheid berovende behandeling van de patiënt en wou meer in de richting van kleinschalige zorgvormen evolueren.

Om duidelijk te maken van waar de evolutie tot vermaatschappelijking van de zorg komt, wordt gekeken naar de geschiedenis van de psychiatrie op zich en welke ontwikkelingen deze heeft doorgemaakt. Personen met een psychiatrische problematiek hebben altijd bestaan, maar er was niet altijd een plaats voorzien voor hen. Voor de Middeleeuwen werd er nauwelijks aandacht besteed aan psychiatrische patiënten. Dit veranderde met de ingang van de Middeleeuwse periode.

Er werden ‘Krankenhause’ opgericht waar deze mensen werden opgesloten zonder enige vorm van

34 behandeling met zicht op een positieve vooruitgang. Het doel van deze huizen was hoofdzakelijk een bewaring te garanderen voor de personen die voor zichzelf en de maatschappij een gevaar of last vormden (Shorter, 1997). Stockman (2000) haalt aan dat in die periode mensen met een psychiatrische problematiek samen werden opgesloten met andere misdadigers. Hieruit blijkt dat in die periode geen aandacht besteet werd aan rehabilitatie of re-integratie. Eind de achttiende eeuw kwam het idee dat geestesziekten konden worden genezen door diverse therapeutische behandelingen die konden worden uitgevoerd binnen de instelling (Shorter, 1997). Samen met dit idee en de pleit rede voor moral management of de morele behandeling van de patiënt, van William Battie aan het begin van de negentiende eeuw ontstond de psychiatrie (Stockman, 2000). Stockman toont in zijn boek aan dat rond deze periode een exponentiële stijging kan teruggevonden worden van het aantal opnames en psychiatrische ziekenhuizen.

Deze welvarende periode voor residentiële instellingen bleef niet toenemen. Het systeem waarbij personen werden opgenomen in gestichten raakte overbelast begin de twintigste eeuw. Het spreek voor zich dat een kwaliteitsvol therapeutisch aanbod door deze overbevolking niet kan worden nagestreefd. Door deze situatie kwam er een ommekeer in het residentieel denken. Er was voor een eerste maal voorzichtig sprake van extramuralisering en niet-residentiele zorg.

In deze periode kan de visie van de open instelling in Sleidinge gekaderd worden. Trimbos gebruikte de term sociale psychiatrie om duidelijk te maken dat psychiatrische personen niet enkel biologisch gestuurd werden in hun handelen, maar ook de invloed hadden van de gemeenschap rondom hen (Trimbos geciteerd in Stockman, 2000). Een open instelling, zoals degene in Sleidinge, steunt op het feit dat personen zelf de keuze maken om zich te laten opnemen en er wordt aandacht besteed aan de omgeving rondom de patiënt en de psychiatrie. Bewoners mogen, indien hun behandeling het toelaat, vrij rondlopen in de buurt van de instelling. Dit verkleint de kloof met de samenleving en zorgt ervoor dat personen met een psychiatrische problematiek uit het isolement

35 worden gehaald en verantwoordelijkheden toegewezen krijgen. De visie van Trimbos werd gesteund door Querido, die het belang van integratie en ondersteuning vanuit de maatschappij aanhaalt. Querido is tegen de politiek van het isolement en benadrukt dat een goede ondersteunende omgeving een pluspunt is voor de behandeling van patiënten (van Reijen, 2007).

Midden de twintigste eeuw deed zich een ander psychiatrische therapeutische behandelingsvorm vorm. De therapeutische gemeenschap van Maxwell Jones heeft als doel de patiënten te resocialiseren met het gebruik van de groep als hoofdmiddel tot sociale interactie (Stockman, 2000;

Hodiamont en Sabbe, 2005). Van belang in een therapeutische gemeenschap is de inspraak die de patiënt heeft in de manier van behandeling. Deze manier van werken sluit nauw aan bij de empowerment benadering van waaruit het buurtproject ontstaan is. De hiërarchie binnen de organisatie maakte plaats voor een democratische besluitvorming (Shorter, 1997). Zoals eerder aangehaald ontstaat rond deze periode een crisis over de psychiatrische instellingen die aanleiding heeft tot de extramuralisatie avant la lettre. Er werd gepleit voor een divers palet aan alternatieve zorgvormen op basis van vrijwillige deelname buiten de instelling (Hodiamont & Sabbe, 2005).

Stockman schrijft in zijn boek dat er nog een aantal andere auteurs zijn in deze periode die zich bezighielden met het bekritiseren van de psychiatrie van toen. Een aantal van deze auteurs worden hier kort vernoemd omdat zonder hen de evolutie naar vermaatschappelijking geen bodem had.

Goffman en Cooper hadden beiden een belangrijke rol in het ontwikkelen van de antipsychiatrie.

Ze stonden lijnrecht tegenover de ideeën van de instellingen die de identiteit van patiënten kneedde naar die van instelling zelf (Stockman, 2000). Ook Foucalt en Szasz mogen niet ontbreken aan de lijst met belangrijke pioniers voor de ommekeer in het beleid (Shorter, 1997). Naar aanleiding van deze principes van vooruitstrevende personen, kwam Basaglia (1975) met een voorstel tot hervorming van de psychiatrie. Volgens Hodiamont & Sabbe leidde deze hervorming rechtsreeks tot de dëinstitutionalisering van de psychiatrie.

36 Algemeen kan gezegd worden dat er een evolutie plaats gegrepen heeft van grote psychiatrieën naar kleinere zorgalternatieven die gericht zijn op de gemeenschap. Een aantal voorbeelden dienen hier te worden aangehaald omdat het buurtproject een resultaat is van deze zorgvormen als zijn voorlopers. Aan het PCGS loopt een project rond beschut wonen. Hierbij wordt de patiënt in de samenleving teruggeplaatst door het bewonen van een huis in een woonbuurt. Aan de persoon worden verantwoordelijkheden toegekend die mits ondersteuning vanuit de psychiatrie behaald kunnen worden. Doorheen de evolutie van de psychiatrie zien we dat beschut wonen rond 2000 een alternatieve zorgvorm werd in plaats van het beslaan van bedden binnen de instelling. Na de ingebruikname van deze ambulante zorgvorm ontstonden steeds meer projecten die opteerden om de patiënten te laten participeren in de samenleving (De Rick et al, 2003; Van Audenhove et al., 2005, Informatienota, 2009). Om al deze projecten, initiatieven en vernieuwde beleidsvormen van een concrete wettelijke basis te voorzien werd in 2008 artikel 11 en 107 van de Ziekenhuiswetgeving ingevoerd. Later volgt een diepgaandere uitleg over dit artikel.

Een andere belangrijke ambulante zorg die doorheen de evolutie van de vermaatschappelijking van de zorg in het algemeen, en voor het buurtproject in het bijzonder van belang is, zijn de MOBil teams. De MOBil teams werden ingevoerd door artikel 107 van de Ziekenhuiswet en hadden als hoofddoel het normale leven van de patiënt in de woonwijk te kunnen garanderen. De kwetsbare groepen die vaak achterbleven door het verminderen van de psychiatrische bedden konden veelal nergens heen (Marysse, 2012). De taak van deze teams bestaat eruit deze personen te ondersteunen op ambulante wijze. MOBil team zijn gericht op inclusie van alles soorten personen in de maatschappij. Zij doen dit door het creëren van een gunstig klimaat voor participatie in de samenleving. MOBilteams kunnen hierdoor gezien worden als een aanleiding en tegelijkertijd uitvoerende kracht van kwartiermaken. Aan deze term wordt later een volledig hoofdstuk gewijd.

MOBilteams geven zorg op maat, naar wensen en mogelijkheden van de patiënt. ‘Zorg op maat’ is een van de belangrijkste uitgangspunten van vermaatschappelijking. De zorg op maat wordt

37 verzekerd door laagdrempeligheid en toegankelijkheid van deze teams. Ze zijn in de buurt aanwezig en komen naar de kwetsbare groep toe, dit is een vorm van outreachend werken.

Belangrijk is om te onthouden dat de patiënt nooit verplicht wordt om mee te gaan in het verhaal van de MOBilteams. Zo behoudt de psychiatrische persoon zijn eigenwaarde en kan men spreken van empowerment. Er werd eerder gesproken over het feit dat kwartiermaken van belang is voor MOBilteams. Het is vanuit deze context dat de bezieler van het buurtproject in Sleidinge, Peter Dierinck is voortgegaan. Er wordt door de teams een klimaat gecreëerd waarbij zowel de patiënt als de omgeving uitgenodigd worden om dichter bij elkaar te gaan staan (Marysse, 2012).

Zoals in elk van deze hoofdstukken wordt een definitie meegegeven aan de lezer om een beeld te krijgen van wat verstaan wordt onder de term ‘vermaatschappelijking van de zorg’. Ook deze term is uitgegroeid tot een containerbegrip. Waardoor vaak verschillende betekenissen en definities over het begrip rondgaan (Van Reijn, 2007). Er werd in de masterproef gekozen om een veelgebruikte definitie van Kwekkeboom te noteren.

“Vermaatschappelijking is het streven naar een zo min mogelijke institutionalisering van de zorg en een zo groot mogelijke maatschappelijke integratie van de psychiatrische patiënt.” (Kwekkeboom, 2001)

Ook de definitie die gegeven werd door Johan Vandeurzen in 2013 wordt hier gezien als een van de belangrijkste definities om aan te tonen dat er een verschuiving zou plaatsvinden in het huidige zorgverleningspatroon.

“Een verschuiving binnen de zorg waarbij ernaar gestreefd wordt om mensen met beperkingen, chronisch zieken, kwetsbare ouderen, jongeren met gedrags- en emotionele problemen, mensen die in armoede leven, … met al hun mogelijkheden en kwetsbaarheden een eigen zinvolle plek in de samenleving te laten innemen, hen daarbij waar nodig te ondersteunen en de zorg zoveel mogelijk geïntegreerd in de samenleving te laten verlopen.”

38 Net zoals in de andere definities die konden teruggevonden worden staat het afbouwen van de residentiële zorg en het uitbouwen van de zorg in en door de samenleving centraal. Daarbij een beroep doen op vrijwilligers, mantelzorgers en professionals die de ondersteuning bieden aan zorg die door de maatschappij gedragen wordt. Aan de hand van coproductie kan vermaatschappelijking zijn doel bereiken. Coproductie betekent dat burgers deelnemen aan het proces van de vermaatschappelijking, gesteund door professionelen. Er vindt een evolutie plaats van een verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving (Everaert, Vanempten & Vanhaeren, 2015). De rol van de overheid bestaat eruit zich op de achtergrond van het proces te houden, maar in te grijpen en te ondersteunen waar nodig (Kwekkeboom, 2004).

Net doordat kwetsbare groepen tussen de mazen van het net vallen groter worden, wordt de vraag naar ondersteuning groter (Vandeurzen, 2013). Vandeurzen (2013) beschrijft dat deze groei te maken heeft met diverse processen die eigen zijn aan een maatschappij, zoals globalisering, individualisering en vergrijzing Verschuere (2014) voegt hieraan toe dat niet enkel maatschappelijke processen hiervan aan de basis liggen maar ook de sociologische evolutie die men meemaakt, zoals veranderingen in de samenstelling van het gezin.

Er zijn een aantal doelstelling die de vermaatschappelijking van de zorg met zich meedraagt. Ten eerste moet de residentiële zorg afgebouwd worden. Dit betekent niet enkel dat minder opnames in psychiatrische instellingen voor ogen gehouden worden, er moet ook gezorgd worden dat de opnames van kortere duur zijn en efficiënt voor de behandeling van de patiënt. Zorg moet laagdrempelig aangeboden worden waardoor de stap richting hulp verkleint en toegankelijk is. Dit brengt met zich mee dat er zorg op maat moet bestaan. Zowel residentieel als ambulant. Personen moeten inspraak krijgen in hun behandelingstraject en zelf keuzes kunnen maken (Kwekkeboom, 2014). Er moet voor elke patiënt een aanbod zijn dat afgestemd is op zijn of haar noden en wensen.

De zorg moet plaatsvinden in de leefomgeving van de persoon om aan integratie te kunnen voldoen.

39 Ook moet de continuïteit van de zorg gegarandeerd worden. Het doorlopen van het behandelingsproject moet zonder valkuilen of drop out mogelijkheden aangeboden zijn.

In de ‘Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg door de realisatie van zorgcircuits en zorgnetwerken’ (2010) worden vijf bewegingen genoemd die de hervorming met zich meebrengt.

Hieronder wordt een opsomming gemaakt van deze bewegingen met een bijhorende korte uitleg.

- De-institutionalisering: Er wordt gekozen voor ambulante zorgvormen zonder onmiddellijk beroep te moeten doen op ziekenhuisopnames of andere vormen van residentiele behandelingen.

- Inclusie: Inclusie wordt bevorderd door te werken in de omgeving van de patiënt zelf en de samenwerking aan te gaan met diensten die zich in de samenleving manifesteren.

- De-categorisatie: Men probeert de patiënt uit de vroegere stigmatiserende hokjes te halen en zorgt voor een samenwerking tussen alles niveaus op zowel een horizontale als verticale basis. Het zorgcircuit moet verschillende stappen bevatten die perfect op elkaar aansluiten.

- De intensifiëring van de zorg binnen de ziekenhuizen. Er wordt geopteerd voor korte maar efficiënte behandelingsmethodes binnen ziekenhuizen zodat de patiënt zo snel mogelijk terug naar de maatschappij kan.

- De consolidatie van de verschillende pilootprojecten, zowel federaal als op het niveau van de gemeenschappen en gewesten, in het globaal GGZ-concept. Er wordt participatie gevraagd van niet enkel de psychiatrische personen zelf, maar van de burgers en de overheid. Elk project dat een bijdrage kan leveren aan de toekomst van vermaatschappelijking wordt overwogen tot uitvoering.

Vermaatschappelijking kan opgesplitst worden in drie delen die hieronder worden weergegeven en later uitgebreid besproken. ‘Het overbrengen van patiënten met een psychiatrische aandoening van gespecialiseerde centra naar alternatieven in de maatschappij’, ‘een veranderde visie ten opzichte van de toelating van patiënten in deze alternatieve zorgmogelijkheden’ en ‘een evolutie en

40 ontwikkeling van dienstverleningen die extramurale zorg voor patiënten mogelijk maken’ (Lamb

& Bachrach, 2001). In België kan worden gezegd dat aan de eerste twee componenten ongeveer voldaan is. Er is een duidelijke daling vastgesteld in het aantal psychiatrische afdelingen, ziekenhuizen en bedden (Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, 2010). Naast de-institutionalisering slaat vermaatschappelijking van de zorg ook op het feit dat een goede re-integratie plaatsvindt waardoor de patiënt versneld kan terugkeren naar de samenleving. Dit slaat op het tweeledige proces, afbouw en aanvullende opbouw, van de-institutionalisering en de daarmee samengaande opbouw van voorzieningen in de samenleving (Pieters & Peuskens, 1995;

De Rick et al., 2003)

Een veelgebruikt synoniem voor de vermaatschappelijking van de zorg is de de-institutionalisering van de zorg. De institutionalisering slaat op het eerste proces, namelijk de afbouw, dat plaatsvindt bij vermaatschappelijking. Met de-institutionalisering wordt het re-integreren van de patiënt binnen de maatschappij bedoeld, zodat personen met een psychiatrische achtergrond een normale kans krijgen in de samenleving (Hodiamont & Sabbe, 2005). Deze twee auteurs willen ervoor waken dat ook mensen met dergelijke achtergrond recht hebben op deelname aan het dagelijkse leven in de samenleving. Eerder in de evolutie van de vermaatschappelijking werd deze visie ook al aangehaald door Bachrach in 1995. Bachrach (1995) haalde destijds aan dat de hervorming niet enkel op welzijnsvlak een vooruitgang kon bieden, maar ook op economisch vlak. Dit is echter een kritiek die de laatste jaren vaak werd gehoord. Vermaatschappelijking van de zorg is niets meer dan een besparingstechniek, waarbij enkel de economie goed vaart en de personen met een problematische en kwetsbare achtergrond in de kou komen te staan.

Een ander synoniem voor vermaatschappelijking van de zorg is extramuralisering.

Extramuralisering staat voor het verlenen van zorg buiten de muren van de inrichtingen (Kwekkeboom, 2004). Omdat vermaatschappelijking van de zorg echter meer is dan het verlenen

41 van zorg buiten de instelling, is deze term echter te beperkend om de volledige betekenis van vermaatschappelijking te kunnen duiden. Vermaatschappelijking van de zorgt draait vooral om een totaalpakket van een zorgzame samenleving. Burgers dienen zich te engageren om de zorg van patiënten mogelijk te maken, maar ook de overheid moet gastvrije omgevingen en diensten creëren (Kal, 2001). Baart (2002) toont aan dat een maatschappij moet openstaan om patiënten te ontvangen en te behandelen als gelijke burgers.

“Vermaatschappelijken betekent fundamenteel dat iemand vanuit een positie buiten het gewone maatschappelijke verkeer en buiten het alledaagse sociale leven weer deel kan gaan nemen aan dat maatschappelijk leven”. Baart 2002 p. 1

Dit alles moet gebaseerd zijn op het feit dat zorg aan de eisen van hulpvragers moet voldoen en dat continuïteit gewaarborgd is. (Kwekkeboom, 2004 & Lambri et al., 2012). Van belang is ook dat residentiële zorg en extramurale zorg elkaar aanvullen. Het louter kunnen terugvallen op alternatieve zorgsystemen is niet gewenst (De Jaegere, De Smet, De Coster & Van Audenhove, 2010).

Er zijn echter enkele beperkingen aan de vermaatschappelijking van de zorg. Zo is er de vrees dat kwetsbare groepen in de toekomst enkel op het nabije netwerk zullen kunnen terugvallen. Maar goed uitgebouwde netwerken zijn echter vooral te vinden bij goed geïnformeerde, hoger opgeleide en beter gegoede burgers (Raeymaekers, 2009). Er is dus vrees dat kwetsbare groepen zonder een stabiel netwerk, nergens nog terecht kunnen en de residentiele zorg ontoegankelijk wordt.

Psychiatrische instellingen kunnen door een herlocatie van middelen hun huidige overheidstoelage gebruiken voor de uitbouw van zorgalternatieven (Van Hecke, Joos, Daems, Matthysen & De Bruyne, 2011). Het is echter nog de vraag of deze herlocaties van middelen niet gewoon een besparingsactie is van de overheid. Aangezien de residentiele zorg veel meer kost aan de overheid

42 dan projecten waarbij burgers zelf het initiatief nemen en waar zorg gedragen wordt door vrijwilligers.

Buurtzorgnetwerken.

Zoals hierboven aangehaald wordt er bij vermaatschappelijking van de zorg beroep gedaan op coproductie tussen burgers en overheid. Een buurtzorgnetwerk is een voorbeeld van zo’n coproductie. Een buurtzorgnetwerk is in deze context van belang aangezien het aansluit bij het buurtproject georganiseerd vanuit de psychiatrie. Er bestaat bij het project te Sleidinge ook coproductie tussen buurtbewoners, de instelling en de patiënten.

Een buurtzorgnetwerk is een netwerk van burgers uit een bepaalde omgeving die zich engageren om de zorg in de buurt voor hulpbehoevenden vanuit diezelfde buurt te bieden. Het voordeel aan zo’n initiatieven is dat de hulpzoekende in zijn of haar eigen levensomgeving kan blijven zonder in een residentieel centrum te moeten worden opgenomen. In de context van het buurtproject gaat het vooral om psychologische zorg, zoals ondersteuning, een luisterend oor of een toegang tot participatie aan de samenleving bieden. Het kan voor zowel de zorgbehoevende interessant zijn om aan zo’n netwerken deel te nemen, maar eveneens voor de aanbieder. Een aantal drijfveren van personen uit de buurt zijn, eenzaamheid, motivatie of een sterk altruïstisch karakter.

“De meerderjarige natuurlijke persoon die niet beroepsmatig niet-medische hulp en dienstverlening verstrekt” Vlaams Parlement, decreet 1995 in de tekst van (Vanderleyden

& Moons, 2010)

Dit wil zeggen dat zowel burgers uit de naaste omgeving van de persoon in kwestie informele zorg kunnen aanbieden, maar ook onbekenden die toevallig in de buurt wonen en zich in staat zien tot

43 het geven van zorg aan behoevende. Deze zorg kan verenigd worden in organisaties of initiatieven die vanuit burgers of instellingen komen.

Deze coproductie zorgt voor een grote sociale cohesie en samenhang in de buurt waardoor de buurt op zich uitnodigt tot meer sociale inclusie en een aangenaam sociaal klimaat ontstaat (Deboutte, 2015). Er wordt niet enkel van burgers en personen met een psychiatrische achtergrond verwacht dat ze deelnemen aan de coproductie. Ook lokale overheden dienen mee te gaan in het verhaal van integratie en participatie binnen hun buurt. Gemeentes en gewesten kunnen instaan voor het aanbod dat moet afgestemd zijn om naar de wens van de hulpvrager te handelen (Beweging.net Limburg, 2014).

Een aantal voorbeelden van buurtzorgnetwerken zijn het project aan de psychiatrie van Geel, waarbij de personen met een problematiek in de gemeenschap rond de voorziening worden geplaats in huizen. Zij worden in hun proces gesteund door andere buurtbewoners en kunnen indien nodig

Een aantal voorbeelden van buurtzorgnetwerken zijn het project aan de psychiatrie van Geel, waarbij de personen met een problematiek in de gemeenschap rond de voorziening worden geplaats in huizen. Zij worden in hun proces gesteund door andere buurtbewoners en kunnen indien nodig