• No results found

Ook de term sociale activering verdient een diepere bespreking. Eerst volgt zoals voorheen een korte geschiedkundige uitleg om het begrip te kunnen kaderen, waarna een definitie zal genoteerd en uitgelegd worden.

Hermans haalt in zijn bijdrage aan dat sociale uitsluiting het grootst was na WOII. We hadden na de tweede wereldoorlog te maken met een verzorgingsstaat die ontoereikend was voor de problemen van toen (Hermans, Van Hamme & Lammertyn 1999). Na deze periode van sociale onrust werd er gekozen om verder te gaan op basis van een activerende verzorgingsstaat, waarbij het doel was de werklozen te activeren om terug deel te nemen aan de maatschappij via het uitvoeren van een job. Pas vanaf de jaren ‘90 kan men spreken van een maatschappelijke geslaagde activering bij de intrede van de welvaartvaartstaat. Bij de welvaartstaat staat participatie centraal (Vander Laenen & Polifliet, 2009). Wat hier niet tot in detail zal besproken worden is de activering van werklozen en de daarmee samengaande uitkeringen, echter is het van belang om een volledig historisch beeld te hebben van de evolutie van sociale activering, te weten dat het vooreerst een impact had op werklozen en uitkeringsgerechtigden.

Een veelgebruikte definitie van sociale activering is:

‘Het bevorderen van de maatschappelijke participatie en het doorbreken of voorkomen van sociaal isolement door maatschappelijk zinvolle activiteiten die eventueel een eerste stap op weg naar betaald werk kunnen betekenen’ (Van Leeuwen, 2006).

Deze definitie sluit nauw aan bij de betekenis van de vermaatschappelijking van de zorg en het van daaruit verdergaande begrip empowerment. Deze twee concepten en de sociale activering hebben tot doel de participatie te bevorderen van psychiatrische patiënten door deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten. Hierbij wordt van personen verwacht dat ze het sociale isolement

49 doorbreken en buiten de veilige zone stappen, bijvoorbeeld de instelling, om zo vooruitgang in herstel te beogen. Met sociale activering wordt zinvolle dagbesteding bedoelt, waardoor empowerment van cliënten weer vergroot wordt. Sociale activering gaat, net zoals empowerment, uit van de krachten van personen en probeert hiermee de persoon in kwestie zichzelf te laten ondersteunen en met die krachten te leren werken.

Een belangrijke bijdrage in de literatuur rond sociale activering is die van Nicaise (2000). Hij vermeldt dat er zes verschillende wijzen zijn waarop er aan sociale activering kan voldaan worden.

In dit onderzoek wordt naar deze zes punten verwezen als de manieren waarop kwetsbare groepen geactiveerd kunnen worden om terug ten volle deel te nemen aan de samenleving.

Een eerste manier is het verrichten van vrijwilligerswerk. Personen komen zo in contact met anderen en dragen hun steentje bij aan de maatschappij.

Een tweede manier is het uitoefenen van een job. Kwetsbare groepen worden hiermee getriggerd om bij te dragen aan de economie en uit hun exclusieve positie te treden.

Een derde manier is het ontwikkelen van taalmogelijkheden en persoonlijke krachten. Kwetsbare mensen krijgen hierdoor de kans zichzelf te motiveren waardoor de onzekerheid om deel te nemen aan dagelijkse maatschappelijke bezigheden kleiner zal blijken.

Ten vierde speelt zorg een zeer belangrijke rol. Wanneer men verwacht dat personen deelnemen aan de samenleving, moet men ervoor zorgen dat dit ten eerste mogelijk is. Pas nadat de persoon de nodige zorg en bijstand krijgt, zal deze in staat zijn naar buiten te treden.

Een vijfde manier en zesde manier sluiten nauw aan bij elkaar. Zowel sociale activiteiten als andere op maat gekozen maatschappijgerichte activiteiten dragen bij aan sociale activering.

In het onderzoek dat Nicaise et al (2004) gevoerd hebben, blijkt dat de intrinsieke motivatie bij psychiatrische patiënten om deel te nemen aan de maatschappij groot is. Er zijn verschillende

50 redenen waarom personen willen deelnemen aan projecten rond sociale activering. Zoals, het zinvol betekenis geven aan het eigen leven of om uit de eenzame vicieuze cirkel te geraken. Deze studie toont aan dat de resultaten van sociale activeringsprojecten die onderzocht werden, positief zijn. 83% van de deelnemers ziet zijn sociale contacten stijgen, er wordt een beter leefklimaat behaald en zowel het zelfvertrouwen als de gezondheid nemen toe (Nicaise et al., 2004).

Sociale activering kan niet alleen door de hulporganisaties en de persoon in kwestie bereikt worden.

Er dient door de staat een beleid uitgewerkt te worden waarbij de kwetsbare groep kansen krijgt om zich te ontplooien in de samenleving en opgenomen te worden. Deze kansen dienen individueel afgestemd te worden op de persoon in kwestie (Tuteleers, 2007).

Tuteleers is een van de belangrijkste auteurs wat betreft sociale activering in de hedendaagse context. In zijn boek, ‘Sociale activering’, beschrijft hij de drie wortels van het activeringsdiscours op basis van de teksten van Geldof (1997) en Matthijsen (2007). Matthijsen benoemt deze drie wortels de disciplineerde, moraliserende en emancipatorische wortels. Geldof noemt deze ideologische wortels als volgt, activering als disciplinerende reactie op bijstandsafhankelijkheid, activering uit angst voor de onderklasse en activering als realisatie van sociale grondrechten (Tuteleers, 2007). In wat volgt, worden deze drie activeringsconcepten uitgewerkt aan de hand van de bijdrage van Tuteleers.

Activering als disciplinerende reactie op bijstandsafhankelijkheid. The culture of dependency is een term waar Murray (in Tuteleers, 2007) over spreekt als het gaat over de uitkeringen waar personen recht op hebben tijdens hun werkloosheid. Helaas creëren deze uitkeringen een cultuur, waarbij personen er afhankelijk van worden. Er moet volgens Murray een stimulans gegeven worden waardoor deze personen aangezet worden tot het vinden van werk om deze bijstandsafhankelijkheid tegen te gaan. Hierop kwam een politieke reactie die de ‘derde weg’

genoemd wordt, waarbij de actieve welvaartstaat geïmplementeerd werd. Personen dienen actief

51 op zoek te gaan naar een job om zo de uitkeringsafhankelijkheid te verminderen. Kwetsbare groepen worden als het ware geactiveerd om terug deel te nemen aan een draaiende maatschappij (Lammertyn, 1999 in Tuteleers, 2007)

Activering uit angst voor onderklasse. Geldof wordt hier in het boek van Tuteleers gebruikt om aan te tonen wat het discours ‘activering uit angst voor de onderklasse’ betekent. Wilson (in Tuteleers, 2007) beschrijft dat door verschillende oorzaken bepaalde buurten van een stad verpauperd geraken waardoor de werkgelegenheid in deze delen van de stad daalt. Daardoor ontstaan er verschillende klassen waartussen een kloof ontstaat. De rijkere klasse heeft schrik dat de onderklasse de gehele maatschappij naar beneden zal halen. Sociale activering wordt hier ingezet als oplossing om de kloof tussen arm en rijk te verkleinen door armen te activeren (Tuteleers, 2007).

Activering als realisatie van sociale grondrechten. Sociale gelijkheid is een van de belangrijkste grondrechten van de verzorgingsstaat. Men heeft het hier over het recht op gelijke behandeling in arbeid, huisvestiging en dergelijke. De sociale grondrechten worden gebruikt om volwaardig burgerschap na te streven. De term volwaardig burgerschap wordt door Tuteleers als volgt uitgelegd:

‘Dit concept is verbonden met de strijd tegen sociale uitsluiting en de bevordering van de sociale integratie en maatschappelijke participatie.’ (Tuteleers, 2007)

Sociale exclusie wordt tegengegaan door de grondrechten die gelijkheid willen beogen. Activatie van kwetsbare groepen heeft tot doel de sociale gelijkheid na te streven. Er moet een klimaat gecreëerd woorden waar participatie centraal staat. De integratie behoort zowel toe aan de persoon zelf als aan de overheid die integreren mogelijk moet maken.

52

"Actieve insluiting van kwetsbare groepen in de maatschappij is een kernuitdaging voor België". Europese Commissie, 2013.

Op basis van dit citaat van de Europese commissie heeft België zich gebaseerd om een beter uitgewerkt beleid te voeren rond sociale activering.

In België is het OCMW de belangrijkste dienstverlening die zich bezighoudt met sociale activering van kwetsbare groepen, vooral personen in armoede. Zij willen garanderen dat personen kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven. Daarom organiseren ze enkele projecten waarbij personen gesteund worden in vaardigheden om tot participatie over te gaan. Naast deze projecten bestaat er een dienst Emancipatorische Werking die het sociale activeringsproces coördineert (www.OCMWGent.be)

Het OCMW verhoogt sociale participatie door het isolement van kwetsbare personen te doorbreken en hen te laten deelnemen aan sociaal nuttige activiteiten. Ook vrije tijd doorbrengen met de familie kan een oplossing zijn om integratie te bevorderen. Zoals eerder aangehaald is vrijwilligerswerk ook een nuttige activiteit in het kader van activering.

Ook het OCMW haalt aan dat er niet enkel verwacht kan worden van de patiënt om bijdrage te leveren, maar dat de verantwoordelijkheid evenwel ligt bij de socio-professionele dienstverlening zelf, de burgers en de overheid om een klimaat van sociale inclusie te creëren.

Kwartiermaken.

In dit hoofdstuk wordt de theorie rond kwartiermaken van Doortje Kal besproken. Doortje heeft doorheen de jaren als preventiewerker enkele belangrijke benaderingen en ontwikkelingen voor de psychiatrische zorg en de vermaatschappelijking van de zorg neergepend. Een van haar belangrijkste projecten is ‘Kwartiermaken’ in Zoetemeer. Op basis van haar voorbeeld zijn er later een aantal kleinere projecten ontstaan, waaronder het buurtproject aan de psychiatrie van Sleidinge.

53 Doortje Kal is de grondlegger van het begrip ‘kwartiermaken’. Kwartiermaken is oorspronkelijk een term die is overgekomen vanuit de militaire context. In deze context betekent kwartiermaken, het voorbereiden van een plaats door een troep voor het hele leger. Kal haalt aan dat de oorzaak van kwartiermaken voortkomt uit de noodzaak tot integratie van personen met een psychiatrische achtergrond. Kal ontwikkelde kwartiermaken als tegengewicht voor de neoliberale samenleving.

Ze toont aan dat mensen met een psychiatrische achtergrond het moeilijk hebben om in een klimaat van objectivering en verzakelijking te passen. Integratie komt hierdoor op de afgrond te staan.

Kal beschrijft kwartiermaken als volgt:

“Kwartiermaken betekent letterlijk het voorbereiden van een verblijfplaats voor een groep nieuwelingen” (Kal, 2001, p. 15).

Vermaatschappelijking vraagt volgens Kal om kwartiermaken (Van Reijen, 2007).

Vermaatschappelijking is geen werk van de professionals alleen, maar rekent eveneens op de bijdrage van de maatschappij. Alle leden van de samenleving dienen mee te werken aan deze vermaatschappelijking om sociale integratie te kunnen bereiken (Kwekkeboom, 2004).

Kal is grote voorstander van laagdrempelige ontmoetingshuizen, die een zinvolle dagbesteding bieden aan personen die zich nergens anders thuis voelen. Een ontmoetingshuis is een plek waar een gastvrije omgeving gecreëerd wordt om mensen een thuishaven te bieden, maar er wordt ook ingezet op participatie in de maatschappij. Het is duidelijk dat personen met een psychiatrische problematiek nood hebben aan zo’n voorziening en de motivatie hebben om terug in de maatschappij een rol op te nemen (Kal, 2001).

54 Zoals in het eerste hoofdstuk werd aangehaald, worden personen met dergelijke achtergrond vaak uit de samenleving geweerd. Kal ijvert daarom om sociale inclusie te durven nastreven in samenwerking met zowel burgers, patiënten, voorzieningen als de overheid. Om integratie te bereiken, moet het mogelijk gemaakt worden voor patiënten dichter bij de samenleving komen te staan, dit is het uitgangspunt van kwartieraken (Kal, 2001).

Een belangrijke vereiste om aan kwartiermaken te kunnen voldoen is dat de maatschappij voorbereid moet worden op het openstellen van een gastvrije omgeving voor de ‘andere’. Het is noodzakelijk dat de ‘andere’ zichzelf kan en mag zijn waardoor hij of zij kan deelnemen aan het dagelijkse leven (Kal, 2001).

Een eerste concept van waaruit Kal vertrekt is de rehabilitatie. Het proces van patiënt naar burger staat hierbij centraal. Dit proces wordt gevormd door het creëren van mogelijkheden waarbij het doel is om opnieuw een rol te kunnen opnemen in de maatschappij (Kal, 2001). Een valkuil die voor ogen moet worden gehouden is dat de terugkeer naar de maatschappij is gebaseerd op de wenselijke waarden en normen. Het proces van rehabilitatie is dus gebaseerd op normalisatie (Kal, 2001). Volgens Kal (2001) zijn er twee zijden aan normalisatie. Een emancipatorische kant, waarbij de patiënt gesteund wordt om het leven terug in eigen handen te krijgen op basis van de eigen krachten. Maar er is ook een onderdrukkende kant aan normalisatie die personen de ruimte ontneemt om ‘anders’ te zijn. Om van een goede rehabilitatie te kunnen spreken is het daarom erg belangrijk om personen te aanvaarden zoals ze zijn. Indien dit niet gebeurt, worden ze opgenomen in de maatschappij omdat ze zich wel willen integreren, maar worden ze uitgesloten door wie ze zijn (Van Loenens in Kal, 2001). Door deze tweespalt bloot te leggen duidt Kal op de aanwezigheid van strijdigheid.

Zoals hierboven uiteengezet zorgt maatschappelijke integratie ervoor dat er strijdigheid ontstaat in de samenleving. Er is sprake van een ongemakkelijke situatie (Kal, 2001). Kal wijst erop dat

55 voorbereiding nodig is om tot sociale integratie te kunnen overgaan. Er moet een plaats gecreëerd worden waar ‘de vreemde ander’ aanvaard wordt. “Waar het huis geen zorg krijgt vindt de ontmoeting niet plaats” (Kal, 2001, p.173,). Hiermee wil Kal aantonen dat zonder voorbereiding van professionele diensten de ontmoeting tussen de burger en de persoon met psychiatrische achtergrond niet zal plaatsvinden of indien de ontmoeting er is, zal mislukken. ‘De vreemde ander’

moet ruimte krijgen om te zijn wie hij of zij is, zonder aan de wens van het standaardburgschap te moeten voldoen. Dit noemt Kal kwartiermaken. “Kwartiermaken is in essentie het organiseren van gastvrijheid, van een gastvrij onthaal’’ (Kal, 2001, p.57). Een gastvrij onthaal is volgens Kal, een onthaal waar geen vragen gesteld worden.

Het voorbereiden van een gastvrij klimaat en gastvrij onthaal is de essentie van kwartiermaken.

Kal baseert zich op de filosoof Derrida die de Wet van de gastvrijheid als volgt beschrijft:

“De onvoorwaardelijke, bijzondere en tegelijk universele Wet op grond waarvan de poorten geopend zouden moeten worden voor iedereen, voor elke ander, elke nieuwkomer, zonder vragen zelfs zonder identificatie., waar hij of zij ook vandaan komt en wie hij of zij ook is.” Derrida, 1998, p. 27

Wanneer er een ruimte vrijgemaakt wordt, spreekt het voor zich dat een bepaalde andere ruimte die er voordien was, ingenomen wordt. De ruimte die door de gastheer wordt vrijgesteld om personen met een psychiatrische achtergrond te ontvangen, zorgt ervoor dat de gastheer zelf ook een soort van vreemdeling is. Daarom is het belangrijk dat deze gastvrije omgevingen gecreëerd worden mits ondersteuning van professionals (Kal, 2001).

Er bestaan synoniemen voor het woord ‘gastvrije omgeving’. Petry gebruikt het woord niche, wat staat voor het specifiek geheel aan omgevingsfactoren die voor het voortbestaan van een populatie

56 belangrijk zijn. Kal vermeldt dat Petry het belang onderstreep van drie eigenschappen die een niche bezit (Petry & Nuy, 1997).

- Een Niche is een omgeving waarin mensen aanwezig zijn die steun bieden en activiteiten op poten zetten die voor alle betrokkenen als zinvol worden ervaren.

- Een Niche is als het ware een emancipatorische omgeving waarin de persoon zelf instaat voor eigen keuzes en handelingen.

- Een Niche is een omgeving waar de betrokkenen een eigen waarde ontwikkelen en inspraak krijgen in het proces van behandeling en de voorziening in het geheel. (Petry en Nuy, 1997 in Kal, 2001).

Er is zoals reeds vermeld een groot nadeel aan het creëren van gastvrije ontmoetingen, namelijk het brengt strijdigheid met zich mee. Deze strijdigheid wordt gekenmerkt door het onpresenteerbaar lijden. Lyotard is de Franse filosoof van wie Kal het begrip heeft overgenomen, zij schrijft dan ook zijn definitie in haar boek voor.

“Het gaat om een ervaring die door de betrokkene niet kan worden besproken in algemeen verstaanbare en erkende termen. Dat plaatst de betrokkenen in een positie van sprakeloosheid en daarmee van isolement” (Lyotard geciteerd in Kal, 2001, p. 59).

Patiënten willen graag deel uit maken van de maatschappij, maar komen in tegenstrijd met het feit dat de maatschappij vaak het verschil in ‘anders’ zijn negeert. Dit zorgt ervoor dat het lijden van de psychiatrische patiënt onzichtbaar wordt omdat hij of zij niet erkent wordt (Kal, 2001).

Om tegemoet te komen aan de problematiek van strijdigheid bij het ontwikkelen van gastvrije plaatsen, komt Kal met het begrip opschorting “We hebben nood aan een tussenstap waarin de strijdigheid erkenning krijgt, een plek waar het gastvrij onthaal inhoud krijgt, waar de normale gang van zaken letterlijk onderbroken wordt en de niche gestalte krijgt” (Kal, 2001, p. 70). Als

57 men een gastvrije omgeving wil creëren, moet men zich openstellen om de ander binnen te laten in zijn wereld. Wat als normaal wordt gezien, wordt bepaald door de maatschappij. Het is net hieraan dat men moet sleutelen om een herinterpretatie te maken van normaliteit. De identificatie van het ‘ik’ dient opgeschort te worden waardoor het ‘ik’ kwetsbaar wordt en open komt te staan voor de ‘ander’ (Kal, 2001).

Doortje Kal geeft enkele voorbeelden die het voorbereiden van een gastvrij klimaat mogelijk kunnen maken. Buurtcentra, projecten op basis van vrijwilligers of maatjes kunnen een gastvrij onthaal scheppen. Kal geeft ondermeer het voorbeeld van een persoon die per gemeente aangesteld wordt om te onderzoeken wat patiënten en bewoners willen en hoe daarop in te spelen. Naar dit voorbeeld is het buurtproject aan het PCGS ontworpen. Een andere mogelijkheid zijn vriendendiensten of buddyprojecten die gehoor geven aan de nood die psychiatrische patiënten ervaren om dichterbij te samenleving te staan. Patiënten hebben nood aan een persoon, buiten de voorziening die naast hen staat en mee stapt met hun levensloop in bepaalde periodes (Kal, 2001).

De persoon, buddy of maatje is dan volgens Van Braeckel (2010) een soort brug naar de buitenwereld. Kal ziet toekomst in het Vriendendienst project, “Vriendendienst is een maatjes-project voor mensen die door hun psychiatrische problemen sterk geïsoleerd zijn geraakt” (Kal, 1997, p. 119). Bij dit soort projecten wordt door een professionele organisatie het klimaat van gastvrijheid ontwikkeld door een maatje te koppelen aan een patiënt. De patiënt en diens vriend gaan samen op pad waardoor de psychiatrische persoon het gevoel van betrokkenheid terugwint.

Vriendendiensten en buddyprojecten komen voort uit de presentiebenadering van Baart (2001).

Baart (2001) omschrijft presentie als het aangaan van relaties gebaseerd op zorg als oplossing voor het verlangen naar betrokkenheid (Kal, 2001). Het doel van presentie is het creëren van nabijheid en het voorzien van aansluiting om uitsluiting tegen te gaan. Vriendendiensten bieden volgens Kal een mogelijkheid om de tekortkomingen die binnen de hulpverleningen ontbreken, in te vullen.

58 Kal haalt aan dat het stigmatiserende vakjargon binnen de geestelijke gezondheidszorg vaak voor uitsluiting zorgt. Doordat de geestelijke gezondheidszorg denkt in biomedische termen en de maatschappij dit denken overneemt, ontstaat er een eenzijdig idee over personen met een psychiatrische problematiek waardoor dit op zijn beurt de integratie bemoeilijkt (Kal, 2001). Zij zien personen met een dergelijke achtergrond dan niet meer als gewone burger, maar als ziek of gek (Kal, 2001, 2008). Het zou de bedoeling zijn om verder te kijken dan de problematiek van de persoon. Zo kan de maatschappij opnieuw leren omgaan met de persoon achter de problematiek.

Deze vorm van uitsluiting is gebaseerd op de sprakeloosheid die personen met een psychiatrische achtergrond ervaren (Kal, 2001). Er moet in de gastvrije ruimte plaats zijn om de sprakeloosheid te kunnen doorbreken en burgers moeten leren luisteren naar wat patiënten te vertellen hebben. Dit noemt Kal vocabulaire van het verschil. Er moet verandering plaatsvinden in de betekenis die de maatschappij geeft aan psychiatrische problemen. Het ‘anders zijn’ is geen reden tot uitsluiting, maar hoort nu eenmaal in een diverse maatschappij thuis. De ‘ander’ krijgt de ruimte om ‘anders’

te zijn (Kal, 2001).

Een ander belangrijk aspect dat binnen het buurtproject wordt uitgewerkt is de theorie van de multiloog. Dit betekent dat niet enkel de patiënt en buurtbewoners kunnen deelnemen aan het

Een ander belangrijk aspect dat binnen het buurtproject wordt uitgewerkt is de theorie van de multiloog. Dit betekent dat niet enkel de patiënt en buurtbewoners kunnen deelnemen aan het