• No results found

In de conclusie van het onderzoek worden de onderzoeksvragen met de bijhorende deelvragen beantwoord om zo een antwoord te kunnen vormen op de hoofdvraag. Vervolgens wordt in de Discussie de validiteit van het onderzoek kort besproken en wordt gekeken naar de resultaten in functie van de theorie en de verwachtingen die vooraf gesteld werden. Als laatste worden de beperkingen aan het onderzoek gepresenteerd en worden aanbevelingen gegeven voor toekomstig onderzoek.

Conclusie.

In dit onderzoek werd een antwoord gezocht op de vraag: “Wat is de attitude van buurtbewoners over het buurtproject dat georganiseerd wordt aan de psychiatrie van Sleidinge?” Er werd gebruikt gemaakt van een multimethodisch onderzoek, meer bepaald een kwantitatieve en kwalitatieve benadering ervan om deze vraag te kunnen beantwoorden. Vooreerst worden de resultaten toegepast op de deelvragen om hiervan een beeld te krijgen.

Uit de resultaten naar de attitudes van buurtbewoners is gebleken dat bijna de helft van de personen vinden dat ze te weinig communicatie krijgen in verband met het project. Nog eens 30% vindt dat ze meer informatie zouden mogen ontvangen. De minderheid van de buurtbewoners is tevreden met de hoeveelheid communicatie die er nu is. Op de vraag of buurtbewoners voorstander zijn van een buurtproject in het algemeen werd zeer positief geantwoord. Maar liefst 61% is voorstander van dergelijke projecten. Dit toont aan dat personen openstaan om mee te gaan in het verhaal van vermaatschappelijking van de zorg.

Over de impact van het project op het eigen leven en dat van de buurt of de buurtbewoners zijn de resultaten eerder verdeeld. Zo is gebleken dat de impact op het eigen leven eerder minimaal is,

102 maar de impact op het straatbeeld en de buurt wel kan teruggevonden worden. Daarnaast tonen de resultaten aan dat personen nog niet helemaal vertrouwd zijn met buurtprojecten georganiseerd vanuit de psychiatrie in hun eigen buurt. Dit werd duidelijk aan de hand van stellingen rond angst, risico’s of gevaar die personen af en toe positief wensten te beatwoorden. Over de impact op het leven van de patiënten zijn de meeste respondenten het eens dat buurtprojecten een positieve invloed hebben op het herstel van psychiatrische problemen.

Daarnaast werd de vraag gesteld of personen reeds deelnamen aan activiteiten in verband met het project. Deze vraag kende een eerder teleurstellend antwoord. Slechts 6 personen namen al eens deel, maar de overige 71 niet. Deze trend zet zich voort in de antwoorden of personen in de toekomst wensen deel te nemen aan dergelijke activiteiten, hierop antwoordden ze vaker ‘Nee’ dan dat ze dit wel zouden doen.

De resultaten hebben tot slot uitgewezen dat buurtbewoners een project in hun buurt minder hartelijk onthalen dan ze voorstander zijn van projecten in het algemeen. Om deze reden vinden ze dat er voldoende voorwaarden verbonden moeten zijn aan het project en dat ze op de hoogte moeten worden gesteld van de succes- en risicofactoren ervan.

Discussie.

Zoals eerder vermeld is dit onderzoek gevoerd aan de hand van een kwantitatieve vragenlijst en een kwalitatief diepte-interview om de attitudes van de buurtbewoners rondom de psychiatrie van Sleidinge te bevragen in verband met het buurtproject. De vragenlijst werd verspreid bij 600 gezinnen in gekozen straten rondom de psychiatrie. 77 Respondenten hebben deelgenomen aan de online vragenlijst en 7 personen namen deel aan de interviews. Het aantal respondenten voor het kwantitatieve deel van het onderzoek is representatief voor de huidige populatie bewoners rondom de psychiatrie. De reden hiervoor is dat personen uit verschillende leeftijdscategorieën,

103 verschillende geslachtsgroepen en verschillende opleidingen hebben deelgenomen Op basis hiervan kan worden aangenomen dat bij een herhalingsonderzoek, de resultaten hetzelfde zouden zichtbaar zijn. Om deze redenen is aan de interne validiteit van het onderzoek voldaan. De externe validiteit, wat betekent dat het onderzoek gegeneraliseerd kan worden naar de volledige populatie van buurtbewoners, kan echter niet volledig worden bereikt. Dit omdat 77 respondenten een eerder klein aantal is in vergelijking met het aantal buurtbewoners. Er kan echter wel voor dit exploratief onderzoek een beeld gegeven worden van hoe de meeste personen denken in het licht van het buurtproject.

Wat opviel bij de resultaten van het onderzoek is dat er bij een groot aantal vragen respondenten zich onthielden om een antwoord te geven doordat ze ‘Geen mening’ aanvinkten. Dit kan deels verklaard worden door het feit dat ze mogelijks geen kennis hebben ven dergelijke projecten of er zich nog geen beeld over gevormd hebben wat een specifieke vraag hieromtrent zou kunnen betekenen. Ook bij de stellingen die werden gepresenteerd werd de categorie ‘Noch akkoord, noch niet akkoord’ vaak gekozen. Een verklaring hiervoor kan zijn dat een stelling nogal gebiedend is.

De bewoners hebben niet het gevoel dat zij ertoe verplicht zouden zijn om een sluitend antwoord te geven. Ondanks de anonimiteit van het onderzoek antwoordden bepaalde respondenten sociaal wenselijk, terwijl ze eigenlijk hun eerlijke mening zouden willen geven. De veiligste optie lijkt dan vaak geen mening te hebben.

Ondanks het feit dat de bewoners van de buurt rondom de psychiatrie in Sleidinge al jaren in een omgeving wonen waar beschut wonen mogelijk gemaakt wordt en waar personen met een psychiatrische stoornis volgens het open regime vrij mogen rondlopen, ervaren ze toch een gevoel van angst bij deze gedachte. Dit resultaat kwam niet overeen met de verwachting die vooraf werd geformuleerd. Het antwoord op deze vraag en nog een aantal andere vragen werden als eerder opvallend onthaald door de onderzoeker.

104 De verwachtingen waren aan het begin van het onderzoek dat de buurtbewoners reeds een duidelijk idee hadden van wat het buurtproject inhoudt en wat het doel ervan is. In tegenstelling met de verwachting bleek dat sommige personen uit de buurt zelfs geen weet hebben van het bestaan van het project. Ook over de attitudes van de buurt werd vooraf gedacht dat deze over het algemeen positief zouden zijn. Toch bleek uit de resultaten dat niets minder waar is. Bepaalde respondenten zijn resoluut gekant tegen dergelijke projecten en staan niet open voor het feit dat in hun buurt zo’n behandelingsvorm zou worden uitgewerkt.

Aanbevelingen voor toekomstig onderzoek. Er valt veel te leren over de buurt en hun inbreng in het herstel van psychiatrische patiënten. In de toekomst zou het dan ook nuttig zijn meer onderzoek te doen naar wat de buurt van deze therapeutische behandelingsvorm vindt. Dit om tegemoet te komen aan de wetenschappelijke literatuur die reeds bestaat rond het voordeel voor patiënten in de buurt in het licht van de vermaatschappelijking van de zorg. Aangezien dit onderzoek slechts de buurt rond de psychiatrie van Sleidinge bevraagd heeft, zijn er nog voldoende opportuniteiten om na te gaan hoe andere buurten staan tegenover het buurtproject in hun buurt.

Gerichte studies naar buurten rondom dergelijke projecten zouden bijdragen aan de optimalisatie ervan. Er zou eveneens een vervolgstudie kunnen opgezet worden bestaande uit een herhaling van dit onderzoek na een bepaalde tijd om te kijken of er reeds veranderingen in personen hun gevoelens hebben plaatsgevonden of om meer en andere respondenten aan het woord te laten. Er zou ook kunnen bevonden worden dat de resultaten dezelfde uitkomst verkrijgen. 77 bevraagde personen van 600 huizen toont maar een klein percentage van buurt, terwijl bij een grotere respons andere inzichten zouden kunnen verkregen worden. Verder kwamen in dit onderzoek geen hulpverleners of patiënten aan bod. In een toekomstig onderzoek zou het interessant zijn ook hun mening te kunnen bevragen om zo een totaalbeeld te krijgen van de attitudes van alle partijen die betrokken zijn bij een buurtproject. Het kan bijgevolg interessant zijn om hen ook in vervolgonderzoek te betrekken. Ook zij hebben hun meningen en visies omtrent de huidige

105 veranderingen in de geestelijke gezondheidszorg. Er moet opgemerkt worden dat bijna alle respondenten vinden dat voorwaarden verbonden moeten worden aan zo’n projecten. Enkel de personen die deelnamen aan het diepte-interview konden hun ideeën voor deze voorwaarden meegeven. In volgend onderzoek zou het interessant kunnen zijn de mogelijkheid te geven aan elk van de respondenten, ook in de kwantitatieve studie, hun specifieke voorwaarden te delen. Het NIMBY-principe is nog een probleem dat bij vele personen in hun gevoel kan worden teruggevonden. Onderzoek naar hoe deze problematiek verkleint kan worden en daarmee na te gaan hoe de vermaatschappelijking van de zorg meer kan ondersteund worden voor de samenleving zou zeer interessant zijn.

Beperkingen aan het onderzoek. Aan elk onderzoek zijn beperkingen verbonden, zo ook aan deze studie. Ten eerste en vooral ook de grootste beperking is de kleinschaligheid van het onderzoek. Zoals reeds gezegd bestond de eigenlijke aantal respondenten uit 77, wat eerder een klein aantal is in vergelijking met de 600 verdeelde uitnodigingsbrieven. Een reden voor deze lage responsgraad kunnen geweest zij dat personen van de offline naar online moesten overschakelen door de URL handmatig in te geven. Een andere reden kan zijn dat contact name via telefoon om een persoonlijk gesprek te hebben met de onderzoeker een te hoge drempel bleek. Dit betekent dat een steekproef van 77 personen een beeld kan geven wat de volledige buurt ronden het PC Sleidinge hun attitude is in verband met het buurtproject, maar dat men toch moet opletten met de representativiteit ervan. Het onderzoek dat hier gevoerd werd heeft een verkennend karakter, waardoor conclusies eerder niet aan de orde zijn. Het onderzoek is vooral van belang om aanbevelingen te doen voor het project in de toekomst op basis van de aangereikte informatie en inzichten. En andere beperking kan gevonden worden in het feit dat zowel de interviews, vragenlijst als de analyses warden gedaan door eenzelfde onderzoeker. Zoals in de methodologie al uitgelegd

106 werd, kunnen worden de resultaten dan blootgesteld aan de subjectieve interpretatie van de onderzoeker.

107

Bibliografie

American Psychiatric Association. (2014). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (5e ed.). Washington DC: American Psychiatric Association.

Angermeyer, M.C & Dietrich, S. (2006). Public beliefs about and attitudes towards people with mental illness: a review of population studies. Acta Psychiatrica Scandinavica, 113, 163–

179.

Angermeyer, M.C. & Matschinger, H & Corrigan, P.W. (2004). Familiarity with mental illness and social distance from people with schizophrenia and major depression; testing a model using data from a representative population survey. Schizophrenia Research, 69, 175-182.

Angermeyer, M.C. & Matschinger, H. (2003). The stigma of mental illness: effects of labeling on public attitudes towards people with mental disorder. Acta Psychiatrica

Scandinavica, 108 (4), 304-306.

Angermeyer, M.C. & Matschinger, H. (2005). Labeling – stereotype – discrimination. An investigation of the stigma process. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 40, 391–

395.

Baarda, B.D., de Goede, M.P.M. & Teunissen, J. (2005). Basisboek kwalitatief onderzoek. Houten/ Groningen: Noordhoff Uitgevers.

Baart, A. (2001). Een theorie van de presentie. Utrecht: Lemma.

Baart, A. (2002). Meer gelijk dan eigen. Betekenis van de presentiebenadering voor de vermaatschappelijking. Geraadpleegd via http://www.kwartiermaken.nl/publicaties

Bachrach, L. L. (1995). Psychosociale rehabilitatie en psychiatrische begeleiding in de zorg voor chronische psychiatrische patiënten. In Pieters G. & Peuskens J. (Ed.), Rehabilitatie van de chronische psychiatrische patiënt. Op weg naar een gemeenschapspsychiatrie. Leuven:

Garant.

Bachrach, L.L. & Lamb, H.R. (1989). What have we learned from deinstitutionalization?

Psychiatric Annals, 19 (1), 12-21.

Basaglia, F.O., Basaglia, F., Lemert, E.M., Trimbos, K. (1975). De uitgestotenen:

gedachten uit de antipsychiatrie. Deventer: Van Loghum Slaterus.

Becker, H.S. (1963). Outsiders. New York: Free Press.

Bernburg, J.G., Krohn, M.D., & Rivera, C.J. (2006). Official Labeling, Criminal

Embeddedness, and Subsequent Delinquency: A Longitudinal Test of Labeling Theory. Journal of Research in Crime and Delinquency, 43(1), 67-88.

Beweging.net Limburg (2014). Uw buur(t) zorgt voor u. Geraadpleegd op 29 januari 2018 via http://www.acw.be/limburg/regionieuws/30-nieuwsberichten/1556-uw-buur-t-zorgt-voor-u

Bhugra, D., & Cutter, W. (2001). Mentally Ill: Public attitudes. In Smelser N.J., & Baltes P.B., International Encyclopedia of the Social and Behavioral Sciences (Vol. 14, p. 707). s.l.:

Elsevier Science Ltd.

108 Billiet, J. (2010). Ethiek en deontologie van de onderzoeker. In J. Billiet & H. Waege (Eds.), Een samenleving onderzocht (pp.365-369). Antwerpen: De Boeck.

Billiet, J., & Waege, H. (2006). Een samenleving onderzocht: Methoden van sociaalwetenschappelijk onderzoek. Antwerpen: Uitgeverij De Boeck nv.

Ciment J. (2015). Social Issues in America: An Encyclopedia. Londen: Routledge Cools, B. (2007). Vemaatschappelijken: een opdracht voor onderzoek en praktijk.

Tijdschrift Klinische Psychologie, 37(2), 97-105.

Cotton, D. (2004). The attitudes of Canadian police officers toward the mentally ill.

International Journal of Law and Psychiatry, 27 (2), 135-146.

Crano, W. D., Cooper, J., & Forgas, J. P. (2010). Attitudes and attitude change: An introductary review. In W. D. Crano, J. Cooper, J. P. Forgas, W. D. Crano, J. Cooper, & J. P.

Forgas (Red.), The psychology of attitudes and attitude change (p. 302). New York: Psychology Press.

De Jaegere, V., DeSmet, A., De Coster, I., & Van Audenhove, C. (2010, november). Een startkit voor betere ggz: visie en methodieken. Geraadpleegd op 16 juli 2018 via

http://www.kuleuven.be/lucas/pub/-

publi_upload/2011_7_VDJ_AD_IDC_CVA_Een%20starterskit%20voor%20Betere%20GGZ.pdf De Pelsmaecker, P., & Van Kenhove, P. (2010). Marktonderzoek: methoden en

toepassingen. Amsterdam: Pearson Education Benelux bv.

De Rick, K., Loosveldt, G., Lammertyn, F., & Van Audenhove, C. (2003). De vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg. Leuven: Lucas.

Dear, M.J., Taylor S.M. (1981). Not on Our Street: Community Attitudes to Mental Health Care. Londen: Pion.

Deboutte, L. (2015). Vermaatschappelijking van de zorg. Gedeelde verantwoordelijkheid van burger en overheid. Geraadpleegd op 10 november 2017 via

http://sociaal.net/opinie/vermaatschappelijking-van-zorg/

Decorte,T., Zaitch, D. (2016). Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie.

Leuven: Acco Uitgeverij.

Derrida, J. (1998). Over gastvrijheid (Hofstede, vert.). Amsterdam: Uitgeverij

Everaert, E., Vanempten, T., & Vanhaeren, M. (2015). Vermaatschappelijking van de zorg, de kracht van verandering of van een holle boodschap. Geraadpleegd op 16 februari 2018 via: http://sociaal.net/opinie/vermaatschappelijking-van-zorg/

Fazio, R. H., Powell, M. C., & Williams, C. J. (1989). The role of attitude accessibility in the attitude-to-behavior process. Journal of consumer research, 16, 280-288.

Gecoördineerde wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen (2010) geraadpleegd op 15 februari 2018 via

http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&cn=2008071090&tabl e_name=wet

109 Gersons, B.P.R., & Carlier I.V.E. (1992), Post-traumatic stress disorder: The history of a recent concept. The British Journal of Psychiatry, 161, 742-748.

Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg. (2010). Geraadpleegd op februari 15 2018 via http://www.psy107.be

Goffman, E. (1961) Totale instituties. (sd). Opgeroepen op maart 21, 2015, Geraadpleegd op 16 juli 2018 via http://www.canonsociaalwerk.eu/nl/details_verwant.php?cps=0&verwant=43

Goffman, E. (1963). Stigma: Notes on the management of spoiled identity. New Jersey:

Prentice-Hall.

Green, G. (2009). The end of stigma? : Changes in the social experience of long term illness. New York: Routledge.

Helmchen, H., & Sartorius, N. (2010). Ethics in psychiatry: European contributions.

Dordrecht: Springer.

Hermans, K., Van Hamme, E., & Lammertyn, F. (1999). Sociale activering in Vlaamse OCMW's: een empirische toetsing. Tijdschrift voor Sociologie, 20(2), 149-176.

Hodiamont, P.& Sabbe, B. (2005). Vermaatschappelijking op maat: een sociohistorische analyse met een klinische conclusie: deel 1. Psyche: tijdschrift van de VVGG, 17 (1). 4-7.

Hodiamont, P.& Sabbe, B. (2005). Vermaatschappelijking op maat: een sociohistorische analyse met een klinische conclusie: deel 2 over stigma en gebruikers. Psyche: tijdschrift van de VVGG, 17 (2). 14-16.

Howitt, D. (2010). Introduction to Qualitative Methods in Psychology. Essex: Pearson Education Limited.

Informatienota. (2009). De implementatie van artikel 107 van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinstellingen in de hervorming van de GGZ in uitvoering van de Interministeriële Gemeenschappelijke verklaring van juni 2002 en 2004. Geraadpleegd op 20 maart 2018 via

http://www.health.belgium.be/internet2Prd/groups/public/@public/@dg1/@mentalcare/

documents/ie2divers/17906682.pdf

K. Scheff, T.J. (2005). Looking-Glass Self: Goffman as symbolic interactionist. Symbolic Interaction, 28 (2), 147-166.

Kal, D. (2001). Betekenis presentiebenadering voor de sociale psychiatrie. Geraadpleegd via http://www.kwartiermaken.nl/publicaties

Kal, D. (2001). Kwartiermaken. Werken aan ruimte voor mensen met een psychiatrische achtergrond. Amsterdam: Boom

Kerp, R. (2010). Attitude- een mooi woord, maar wat heb jij eraan? s.l.: Kerp &

Company.

Kwekkeboom, M. (2010). De verantwoordelijkheid van de mensen zelf. De (her)verdeling van de taken rond zorg en ondersteuning tussen overheid en burgers en de betekenis daarvan voor de professionele hulpverlening. Amsterdam: HvA Publicaties.

110 Kwekkeboom, M.H. (2000). Sociaal draagvlak voor de vermaatschappelijking in de geestelijke gezondheidszorg: ontwikkelingen tussen 1976 en 1997. Tijdschrift voor

gezondheidswetenschappen, 3, 165-171.

Kwekkeboom, R. (2004). De waarde van Vermaatschappelijking. Breda: Avans hogeschool.

Kwekkeboom, R. (2004). De waarde van vermaatschappelijking. Openbare lesgegeven aan Avans Hogeschool op 23 januari 2004 in Breda. Geraadpleegd op 3 februari 2018 via http://www.lectorenzorgenwelzijn.nl/oraties/2004,%20Rick%20Kwekkeboom,%20oratie .pdf

Lamb, H., & Bachrach, L. (2001). Some perspectives on deinstitutionalization.

Psychiatric Services, 52(8), 1039-1045.

Lamb, R. H., & Bachrach, L. L. (2001). Some perspectives on deinstitutionalization.

Psychiatric Services, 1039-1045.

Lambri, M., Chakraborty, A., Leavey, G. et al. (2012). Quality of Life and Unmet Need in People with Psychosis in the London Borough of Haringey. Scientific World Journal, 1-10.

Levering B. (2001) Van fenomenologie naar hermeneutiek: met een accent op de Utrechtse School. In P. Smeyers & B. Levering (red.), Grondslagen van de wetenschappelijke pedagogiek (pp.73-92). Modern en postmodern. Amsterdam: Boom.

Marysse, F. (2010). Dossier projectgroep 2B MOBil-teams: de ambulante mobiele teams voor behandeling en begeleiding van mensen met een langdurige psychische problematiek, regio Gent- Eeklo. Geraadpleegd op 16 juli 2018 via http://www.psygent.be.

Mathijssen, C. (2008). Activeringspraktijken in de Sociale Economie: Een casestudie bij buurt- en nabijheidsdiensten, (Proefschrift). Leuven: Katholieke Universiteit Leuven.

Mechanic, D. (2000). Mental health policy at the millennium: Challenges and opportunities. Health Affairs 19 (3), 269-276

Mölders, H. (2008). Je verplaatsen in een ander gezichtspunt, over de betekenis van Multiloog. Deviant, 57, 22-25.

Mortelmans, D. (2007). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Leuven: Acco.

Mullins, L. (2007). Management van gedrag: individu, team en organisatie. Amsterdam:

Pearson Education Benelux.

Muncle, J. (2006). Stigma. In E. McLaughlin, & J. Muncie, The SAGE dictionary of criminology (2e ed., p. 485). Londen: Sage Publications.

Nicaise, I. (2000). Activering van uitkeringen. Belgisch Tijdschrift voor Sociale Zekerheid, 42 (3), 687-700.

Nicaise, I. Groenez, S., Adelman, L., Roberts, S., Middleton, S. (2004). Gaps, traps and springboards in the floor of social protection systems. A comparative study of 13 EU countries.

Geraadpleegd op 23 juni 2018 via

111 https://www.researchgate.net/publication/254238097_Gaps_traps_and_springboards_in_the_floo r_of_social_protection_systems_A_comparative_study_of_13_EU_countries

O’Gorman, A., Vander Laenen, F. (2010). Ethische aspecten van kwalitatief onderzoek.

Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie. p.531-555

Oluka OC, Nie S, Sun Y (2014) Quality Assessment of TPB-Based Questionnaires: A Systematic Review. PLoS ONE 9(4): e94419.

Paternoster, R. & Iovanni, L. (1989). The Labeling perspective and delinquency: An elaboration of the theory and an assessment of the evidence. Justice Quarterly, 6, 359-394.

Pease, B. (2002). Rethinking Empowerment: A Postmodern Reappraisal for Emancipatory Practice. The British Journal of Social Work, 32 (2), 135–147 Petry, D. & Nuy, M. (1997). De ontmaskering. De terugkeer van het eigen gelaat van mensen met chronisch psychische beperkingen. Utrecht: Uitgeverij SWP.

Petry, D. (2008). Dienstbaar zijn aan mensen met een ernstig psychisch lijden. Tijdschrift voor rehabilitatie. 17 (2), 42-43.

Petry, D. (2011). Uitbehandeld, maar niet opgegeven. Het persoonlijke verhaal van een psychiater over zijn patiënten. Amsterdam: Ambo.

Phelan, J. C., & Link, B. G. (1998). The growing belief that people with mental illnesses are violent: The role of the dangerousness criterion for civil commitment. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 33(1), 7-12.

Pieters, G., & Peuskens, J. (1995). Rehabilitatie van de chronische psychiatrische patiënt:

Op weg naar een gemeenschapspsychiatrie. Leuven/Apeldoorn: Garant.

Rapoport, R.N. (1960). Community as a doctor. New perspectives on a therapeutic community. Londen: Tavistock Publications.

Rappaport, J. (1984). Studies in empowerment: Introduction to the issue. Prevention in Human Services, 3, 1-7.

Saunders, M., Lewis, P., & Thornhill, A. (2004). Methoden en technieken van onderzoek.

Amsterdam: Pearson education Benelux B.V.

Scheff, T.J. (1966). Being mentally ill. A sociological theory. Chicago: Aldine Publishing Company.

Scheff, T.J. (1979). Voor gek verklaard. Het etiketteren van geesteszieken. Deventer: Van Loghum Slaterus.

Shorter, E. (1997). Een geschiedenis van de psychiatrie. Amsterdam: Uitgeverij Ambo.

Smith, J.A., Larkin, M., Flowers, P. (2009). Interpretative Phenomenological Analysis:

Theory, method and research: understanding method and application. Londen: Sage.

Solomon, B. B. (1976). Black empowerment: Social work in oppressed communities. New York: Columbia University Press

112 Solomon, M., Bamossy, G. J., Askegaard, S., & Hogg, M. K. (2006). Consumer

Behaviour: a European perspective. p. 137-159.

Stad Gent (2013). Drugbeleidplan. Geraadpleegd

Stockman, R. (2000). Van nar tot patient, een geschiedenis van de zorg voor geesteszieken. Leuven: Davidsfonds

Tuteleers, P. (2007). Sociale activering. Exploratieve studie naar de achtergronden van het concept. Gent: Academia Press.

Van Audenhove, C. (2010). De plaats van de psychiatrische pleegzorg binnen het toekomstig ggz beleid. Leuven: Lucas.

Van Audenhove, C. (2010). De plaats van de psychiatrische pleegzorg binnen het toekomstig ggz beleid. Leuven: Lucas.