• No results found

Verloop van het onderzoek

Hoofdstuk 4 Onderzoeksopzet

4.3 Verloop van het onderzoek

Voor de deelnemers bestaat het onderzoek uit drie fases. Na iedere fase van het onderzoek kunnen ze kiezen om deel te nemen aan de volgende fase van het onderzoek of om hun deelname aan het

onderzoek stop te zetten. Ook tijdens de fases van het onderzoek kunnen ze op elk moment hun deelname stopzetten of een pauze vragen. De deelnemers werden van de verschillende fases en hun rechten op de hoogte gesteld via de informatiebrief (bijlage 1). Aan het begin van fase 1 werd aan de deelnemer gevraagd om een informed consent te ondertekenen (bijlage 3). Voor fase 2 moet er opnieuw een informed consent ondertekend worden waarin een confidentialiteitsverklaring inbegrepen zit en die geldig is voor fase 2 en fase 3 (bijlage 4).

De risico’s van deelname komen voornamelijk voort uit het feit dat het onmogelijk is om te garanderen dat de identiteit van de deelnemers beschermd is. Tijdens een moreel beraad kunnen deelnemers elkaar herkennen, of ze kunnen elkaar later herkennen door het moreel beraad. Ze kunnen ook zelf informatie delen met de groep die tot identificatie kan leiden. In een moreel beraad is de inbreng van de deelnemers cruciaal, het gevolg is wel dat de inhoud van de discussie niet op voorhand volledig vastligt. Om de risico’s te vermijden krijgen alle deelnemers gedurende het volledige onderzoek een pseudoniem. Daarnaast wordt door de onderzoeker uitgebreid gebrieft over het belang van confidentialiteit en dient elke deelnemer van het moreel beraad een confidentialiteitsverklaring te ondertekenen.

4.3.1 Fase 1: individuele semigestructureerde interviews

De eerste fase van het onderzoek is een individueel onderzoek dat door de onderzoeker wordt afgenomen. Het gaat om een semigestructureerd interview met verschillende vragenlijsten voor politiemensen en gele hesjes. De vragenlijst werd na elk interview indien nodig aangepast of uitgebreid. De definitieve vragenlijst voor de gele hesjes is terug te vinden onder bijlage 5, de vragenlijst voor politiemensen onder bijlage 6. Een semigestructureerd interview houdt in dat de onderzoeker een vragenlijst voorbereid, maar tijdens het interview de volgorde kan wijzigen en extra vragen kan stellen. Dit staat toe om dieper in te gaan op bepaalde thema’s en op thema’s waar de onderzoeker op voorhand niet aan had gedacht.1 Het interview ging door op een locatie

die door de deelnemer en onderzoeker in samenspraak gekozen werd.

De bedoeling van de interviews is om een beeld te krijgen van de ervaringen van de deelnemers met geweld tijdens acties en hun visies hierop. Daarnaast kan de onderzoeker mogelijke gevoeligheden van de deelnemers leren kennen om hiermee rekening te houden bij het organiseren en begeleiden van het moreel beraad. Gevoeligheden zouden bijvoorbeeld kunnen zijn dat ze iemand zwaargewond zagen raken tijdens een actie, of dat zij of een kennis al zware verwondingen opliepen etc.

De onderzoeker legt tijdens dit interview ook uit dat er een groepsgesprek volgt zodat deelnemers op basis van voldoende informatie kunnen bepalen of ze wensen deel te nemen. Ze worden ook gevraagd of ze zelf casussen hebben of voorbeelden die ze graag zouden bespreken tijdens het moreel beraad. Ze worden ook door de onderzoeker gebrieft over het belang van confidentialiteit naar zichzelf en de andere deelnemers, mogelijke risico’s van deelname aan het onderzoek en welke maatregelen hiertegen door de onderzoeker genomen zijn.

Tot slot stelt dit interview de onderzoeker en deelnemer in staat om elkaar te leren kennen. Deelnemers van het moreel beraad zullen dus niet in een volledig nieuwe groep terecht komen,

maar de onderzoeker al kennen. Dat kan voor deelnemers geruststellend zijn. Verder kan de onderzoeker ook een inschatting maken van de deelnemer. In het uitzonderlijk geval dat er een risico zou zijn voor andere deelnemers, kan de onderzoeker beslissen om de deelnemer niet aan de volgende fases te laten deelnemen. Dit kan nodig zijn wanneer de deelnemer agressieve intenties uit of niet van plan is de identiteit van andere deelnemers te beschermen.

4.3.2 Fase 2: moreel beraad

De volgende fase is het moreel beraad. Dit gaat door op een door de onderzoeker gekozen locatie zodat die voor alle deelnemers bereikbaar is. In het beste geval is dit in een universiteitsgebouw omdat dat een neutrale locatie is waar kennisverwerving centraal staat. Het moreel beraad wordt begeleid door de onderzoeker en de promotor. Op het moreel beraad worden een beperkt aantal morele vragen of morele casussen besproken. Die morele vragen of casussen kunnen de deelnemers zelf voorstellen tijdens het individuele interview en eventueel later aan de groep of door de onderzoeker laten voorleggen aan de groep. Het kan voor deelnemers ook een drempel vormen om zelf een vraag of casus voor te stellen. Indien nodig kan de onderzoeker zelf een casus aan de groep voorleggen op basis van de informatie uit de individuele interviews. Mogelijks wordt er gebruik gemaakt van beeldmateriaal om de casus of morele vraag te duiden en betrokkenheid te vergroten.2 De morele vraag wordt op voorhand

meegedeeld aan potentiële deelnemers samen met de nodige informatie rond het moreel beraad. Er werd gekozen om met de deelnemers te spreken over de meer algemene term groepsgesprek in plaats van moreel beraad. Dit omdat deelnemers hun ervaringen en/of vragen mogelijks niet als morele ervaringen of vragen zien, terwijl ze unieke morele kennis hebben. Daarnaast hebben ze waarschijnlijk geen theoretische ervaring binnen het morele domein. De term moreel beraad kan daarom afschrikwekkend of stresserend zijn. Het nadeel van deze keuze is dat deelnemers minder de reflex zullen hebben om hun ervaringen en ideeën in morele termen zoals normen en waarden te kaderen.

4.3.3 Fase3: evaluatieformulier

De laatste fase is het individueel invullen van een kort evaluatieformulier. Dat gebeurt na het moreel beraad. Het evaluatieformulier is terug te vinden onder bijlage 7. Het evaluatieformulier is gebaseerd op een evaluatieformulier dat al gebruikt werd bij andere moreel beraad projecten3,

maar het werd aangepast zodat het beter geschikt was voor dit onderzoek.

In het evaluatieformulier wordt er gepeild naar hoe de deelnemers het morele beraad ervaren hebben. Er wordt gevraagd met welk gevoel ze begonnen aan het moreel beraad, of hun gevoel is veranderd door het moreel beraad en wat volgens hen de eventuele meerwaarde is van een moreel beraad. Tot slot wordt er gevraagd wat ze goed en niet goed vonden gaan tijdens het moreel beraad. Dit formulier wordt door de onderzoeker gebruikt om de resultaten te analyseren.

2 Stott en Reicher ‘Crowd Action as Intergroup Process: Introducing the Police Perspective’

3 Honsbeek ‘Aan de Praat, over Moreel Beraad. Responsief Evaluatie Onderzoek Naar Moreel Beraad Binnen GGZ-Instelling

4.3.4 Analyse

Zowel tijdens de individuele interviews als tijdens het moreel beraad wordt de audio opgenomen. De audio opnames worden getranscribeerd en verwijzingen naar plaatsen, personen of gebeurtenissen die rechtstreeks of onrechtstreeks tot identificatie kunnen leiden worden aangepast of weggelaten. De evaluatieformulieren worden gedigitaliseerd en opnieuw wordt de informatie die tot identificatie zou kunnen leiden verwijderd of aangepast.

Voor de analyse van de transcripties wordt Interpretatieve fenomenologische analyse (IPA) gehanteerd. IPA is een onderzoeksmethode die gebruikt kan worden bij kwalitatief onderzoek. Meestal worden er semigestructureerde interviews bij een kleine groep deelnemers mee geanalyseerd, maar in sommige gevallen worden er dagboeken, notities etc. mee geanalyseerd. IPA is aantrekkelijk als analysemethode vanwege de toegankelijkheid en flexibiliteit. Bij IPA heeft de onderzoeker twee doelen: het begrijpen van de blik of kijk van de deelnemer(s) en daar vervolgens een interpretatieve analyse van maken. Hierbij wordt hun kijk of visie geplaatst binnen de bredere maatschappelijk context. IPA wordt vaak gebruikt voor het beantwoorden van brede en open onderzoeksvragen waaraan de onderzoeker begint zonder echte hypothese, wat flexibiliteit, oog voor detail en openheid voor de inbreng van deelnemers toelaat.4 IPA is een

hermeneutische analysemethode en baseert zich dus net als het moreel beraad op enkele hermeneutische principes. Voor de hermeneutiek staat een persoon altijd in de wereld en dus in een bepaalde context van waaruit hij/zij redeneert. Zowel de onderzoeker als de deelnemers hebben dus een bepaalde kijk die door hun wereld mee wordt vormgegeven. De onderzoeker kan dus nooit volledig objectief zijn, aangezien hij/zij deel uitmaakt van de wereld die hij/zij tracht te beschrijven.5 IPA is ook een fenomenologische onderzoeksmethode, in de fenomenologie wordt

een verborgen betekenis gezocht achter de manier waarop zaken naar voor komen. De onderzoeker beschrijft dus niet enkel, maar analyseert de data ook en probeert het perspectief van de deelnemer te begrijpen en mogelijks zaken te vinden waarvan de deelnemer zelf zich niet of minder bewust van is. IPA houdt er rekening mee dat het voor deelnemers moeilijk is om hun eigen ervaring of gedachten te verwoorden en dat de onderzoeker dus bepaalde betekenissen moet achterhalen. De onderzoeker probeert zich te verplaatsen in de leefwereld van de deelnemer, maar tegelijkertijd kritische vragen te stellen om de deelnemer uit te dagen om zijn leefwereld zo volledig mogelijk te beschrijven.67 De uitkomst van IPA is een “vernieuwd inzicht in

het ‘fenomeen’, geïnformeerd door de deelnemer zijn eigen verbondenheid met, en engagement tot het fenomeen”.8 De deelnemer moet in zijn context begrepen en geanalyseerd worden. IPA

staat toe om een insiders perspective te ontwikkelen dat ook altijd zal gekenmerkt worden door de onderzoeker. De bedoeling van IPA is meestal niet om generaliseerbare bevindingen te bekomen aangezien het aantal deelnemers hiervoor meestal te klein is. De bedoeling is vooral om de specifieke ervaring van de deelnemer te onderzoeken. Bij IPA kan een zin of een thema die weinig voorkomt toch een grote impact hebben op het onderzoek.9 Aan de hand van IPA probeert de

4 Smith en Osborn ‘Interpretative Phenomenological Analysis’ [Chapter 4]

5 Larkin, Watts en Clifton ‘Giving Voice and Making Sense in Interpretative Phenomenological Analysis’ 6 Smith ‘We Could Be Diving for Pearls”: The Value of the Gem in Experiential Qualitative Psychology’ 7 Smith en Osborn ‘Interpretative Phenomenological Analysis’ [Chapter 4]

8 Larkin, Watts en Clifton ‘Giving Voice and Making Sense in Interpretative Phenomenological Analysis’ 9 Smith ‘We Could Be Diving for Pearls”: The Value of the Gem in Experiential Qualitative Psychology’

onderzoeker de deelnemer in zijn context en zijn/haar huidige betrokkenheid met de wereld te begrijpen 1011

In dit onderzoek wordt elke transcriptie door de onderzoeker eerst enkele malen grondig doorgenomen door de onderzoeker, die er ondertussen notities bijschrijft. Vervolgens wordt het transcript opgedeeld in thema’s, hiervoor werd gebruikt gemaakt van NVIVO. De thema’s worden geanalyseerd en waar nodig aangepast en ingedeeld in hoofdthema’s en subthema’s. Elk transcript wordt apart op deze manier geanalyseerd. Dit staat toe dat de unieke kenmerken van elk interview en het moreel beraad voldoende aan bod komen en thema’s die in de eerdere interviews niet aan bod komen niet over het hoofd gezien worden bij de interviews of het moreel beraad, die erna geanalyseerd worden. Pas nadat alle interviews en het moreel beraad afzonderlijk zijn geanalyseerd worden de thema’s vergeleken en wordt er besloten welke thema’s zullen besproken worden in het resultatengedeelte en hoe. Het kunnen thema’s zijn die in elk interview aanwezig zijn, maar evenzeer thema’s die slechts in één interview aan bod komen. Als laatste stap worden enkele citaten uit de transcripten gekozen om de bevindingen te duiden.

Het evaluatieformulier wordt gebruikt om de resultaten van het moreel beraad te onderzoeken. Zo wordt er onderzocht of het moreel beraad effect had en of de deelnemers hun gevoel of emotie erdoor veranderd is. Er wordt ook bekeken hoe het moreel beraad beter georganiseerd kon worden.

4.3.5 Aanpassingen omwille van Covid-19.

Door de maatregelen die de overheid en universiteit begin 2020 namen omwille van covid-19 moest de onderzoeksopzet aangepast worden. De politie is verantwoordelijk voor het controleren dat de maatregelen nageleefd worden en moet zelf ook strenge maatregelen opvolgen. De universiteit gaf daarom een negatief advies voor onderzoeken bij de hulpdiensten. De weinige politiezones die nog antwoord gaven op de al verstuurde mail melden dat ze het te druk hadden om deel te nemen aan onderzoeken. Aangezien er op dat moment nog geen politiemensen gevonden waren die wensten deel te nemen, werd beslist om geen politiemensen meer te betrekken in het onderzoek.

Ook het moreel beraad kon helaas niet doorgaan. Fysiek samenkomen was niet mogelijk door de maatregelen. Het moreel beraad online organiseren was ook geen optie, omdat het niet te controleren valt of het gesprek wordt opgenomen door deelnemers en of er geen andere personen kunnen meevolgen.

Er werd beslist om in de plaats te focussen op de ervaringen, van Vlaamse gele hesjes met geweld tijdens acties. Op het moment van het onderzoek was er nog (bijna) geen academisch onderzoek gedaan naar de ervaringen van de Vlaamse gele hesjes. Een deelnemer gaf tijdens de interviews spontaan aan dat dit de eerste keer was dat hij/zij gecontacteerd werd voor een onderzoek over de gele hesjes. De interviews bevatten dus interessante nieuwe data. Op het moment van de wijzigingen had er al één interview plaatsgevonden. Er werd beslist om extra deelnemers te zoeken en de interviews online te laten verlopen via videogesprek. De voorwaarde

10 Braun en Clarke ‘Using Thematic Analysis in Psychology’

te hebben deelgenomen aan een actie in Frankrijk werd geschrapt aangezien uit gesprekken bleek dat die voorwaarde niet begrepen werd door de gele hesjes en dat gele hesjes die in België actief zijn voldoende ervaring kunnen hebben en zich voldoende identificeren met de beweging. Aangezien er enkel een individueel interview werd afgenomen was er ook geen kans op herkenning door politie. Er werd een oproep geplaatst in alle publieke en privé Facebookgroepen van de Vlaamse gele hesjes en er werden personen gecontacteerd die volgens de gele hesjes, die al deelnamen, mogelijks interesse zouden hebben om deel te nemen. De vragenlijst werd ook uitgebreid zodat er meer data zou zijn over hun leefwereld en ideeën over de gele hesjes. Op deze manier werden twee extra gele hesjes gevonden met interesse om deel te nemen. In het totaal werd er dus met vijf gele hesjes een interview afgenomen, vier ervan gebeurden online.

Naast de interviews werd overwogen om een oproep te verspreiden via de kanalen van de Vlaamse gele hesjes om getuigenissen en hun visie te delen met de onderzoeker. Hiervoor werd een oproep en een aantal richtvragen opgesteld (bijlage 8). Omdat dit niet viel onder de toelating van de ethische commissie zou opnieuw toestemming aangevraagd moeten worden. Hiervoor was helaas niet voldoende tijd en de oproep werd niet verspreid.