• No results found

2 Theoretisch kader

4.2 Brainport Industries Campus (BIC) – Eindhoven

4.2.3 Verklarende factoren voor succesvolle samenwerking – BIC

In deze paragraaf wordt, net als in sub-paragraaf 4.1.3 een analyse gegeven van de effecten die de onafhankelijke variabelen hebben op de mate van succes van de samenwerking. Er zijn in totaal acht onafhankelijke variabelen betrokken in deze analyse (zie figuur 1 §2.6).

De mate van vertrouwen is een variabele die twee indicatoren kent: de mate waarin betrokken

partijen in staat zijn hun eigen belang te negeren wanneer deze strijdig is met belangen van de samenwerking als geheel en de mate waarin betrokken partijen openheid van zaken geven. Respondenten reageren verschillend op vragen met betrekking tot deze indicatoren. Met betrekking tot het negeren van eigen belang zijn er enkele voorvallen geweest waarbij, vergelijkbaar met Moerdijk, de ontwikkelaar en de coöperatie een vestigingsverzoek willen toekennen die door de decentrale overheidspartijen als ongepast wordt beoordeeld. Grotere problemen doen zich echter voor bij de tweede indicator voor deze variabelen, de mate van openheid. Enkele respondenten duiden op een problematische onevenredigheid tussen de mate waarin de publieke en de private partijen openheid van zaken geven.

Het geheel van de BIC en diens clusters wordt verdeeld in verschillende ‘businesscases.’ Mochten een of enkele businesscases buiten de ratio van de ontwikkelende partij verliesgevend zijn, wordt de overheden verzocht om financieel bij te springen. Echter krijgen de provincie en de gemeente geen inzicht in businesscases die wellicht buiten de ratio winstgevend zijn. Dit geeft, zo kaarten vertegenwoordigers van beide publieke partijen aan, een onvolledig beeld. De asymmetrische informatie doet afbreuk aan het onderlinge vertrouwen en leidt tot interne frustraties bij de publieke partijen (Provincie Noord-Brabant,

persoonlijke communicatie, 3 september 2020; Gemeente Eindhoven, persoonlijke communicatie, 9 september 2020). .

“.. elke businesscase beoordelen zij an sich. Het kan best zijn dat zij op een businesscase, ik noem maar even een bedrag, €100.000 tekort komen. Op basis van hun ratio zeggen ze dan: dat kom net niet uit, dus overheid, jullie moeten daar bijspringen. Dit terwijl zij op een ander onderdeel, bijvoorbeeld vastgoed, misschien wel veel meer winst maken dan volgens hun ratio

noodzakelijk is. Daar zijn ze niet open over en dat wordt niet met elkaar verevend”

(Provincie Noord-Brabant, persoonlijke communicatie, 3 september 2020).

Het onderling vertrouwen op dit onderdeel van de samenwerking is matig. Met name het vertrouwen tussen de publieke partijen en de vastgoedontwikkelaar SDK lijkt te leiden onder het gebrek aan openheid van de kant van de private partij. Dit gebrek heeft bovendien effect gehad op de klimaatdoelstellingen van het samenwerkingsverband. Zo zijn zuinige watersystemen wegbezuinigd in de ontwikkeling van cluster 1 als gevolg van het feit dat de desbetreffende businesscase onrendabel dreigde te worden. De publieke partijen wezen op de eventuele mogelijkheid dit tekort te verevenen met de positieve marges in andere businesscases. Dat idee kon echter niet rekenen op een verdere uitwerking door de verantwoordelijke ontwikkelaar (Provincie Noord-Brabant, persoonlijke communicatie, 3 september 2020; Gemeente Eindhoven, persoonlijke communicatie, 9 september 2020).

De mate waarin waarden zijn afgestemd is een variabele die grotendeels is gebaseerd

op de in de literatuur (zie §2.3) aangegeven verschillen tussen publieke partijen en private partijen op het gebied van de waarden die zij aanhangen. De samenwerkende partijen rondom de BIC bestaan uit twee publieke partijen, een semi-publieke partij en twee private partijen, waarvan een zonder winstoogmerk. De grootste verschillen zijn, volgens verwachting, waarneembaar tussen de gemeente en de provincie enerzijds en de vastgoedontwikkelaar anderzijds (Provincie Noord-Brabant, 3 september 2020). Zo geeft een vertegenwoordiger van SDK, de vastgoedontwikkelaar, aan dat maatschappelijke doelen van belang zijn, ook voor het uiteindelijke slagen van het beoogde concept, maar dat winst het hoogste streven is.

We zijn een bedrijf, winst is belangrijk. We hebben een verantwoordelijkheid richting onze aandeelhouders en dat betreft het realiseren van een ‘return on investment.’ Dat wil niet zeggen dat maatschappelijke dingen niet belangrijk zijn maar we moeten wel eerlijk zijn over

waar onze prioriteiten liggen.”

De verschillende waarden en daar op gebaseerde belangen van partijen vormden, voorafgaand aan de constructie van cluster 1, aanleiding tot conflicten over onder meer welke partij in welk deel van financieringsbehoefte zou voorzien (Provincie Noord-Brabant, persoonlijke communicatie, 3 september 2020). Heden ten dage leiden deze verschillen tot kleinschalige botsingen over de geschiktheid van een bedrijf dat zich wenst te vestigen op de campus (SDK, persoonlijke communicatie, 6 november 2020).

In alle gevallen blijven de conflicten die zich hebben voorgedaan beperkt tot korte termijn zaken. Ook zijn de partners er tot op heden in geslaagd de conflicten onderling op te lossen (Gemeente Eindhoven, persoonlijke communicatie, 20 oktober). Dit is toonaangevend voor de mate waarin de samenwerkende partijen vermogend zijn om hun waarden af te stemmen. Zo heet de ontwikkeling van het concept BIC en de realisatie van cluster 1 niet geleden onder de conflicten die zich hebben voorgedaan en hebben de partijen aangetoond dat zij, ondanks de aanwezige verschillen, deze conflicten hebben kunnen oplossen. Deswege kan worden geconcludeerd dat de mate waarin waarden zijn afgestemd hoog is.

De mate van wederzijds begrip voor verschillen betreft de verschillen tussen de

individuele verantwoordelijkheden van de samenwerkende partijen en het effect van deze verschillen op de algemene consensus en de effectiviteit van de samenwerking. De verwachting is (zie §2.2) dat publieke partijen een breder pakket aan verantwoordelijkheden hebben dan private partijen. Uit de interviews met vertegenwoordigers van de partnerpartijen rondom de BIC blijkt deze verwachting te kloppen met de realiteit. De (semi-)private partijen beschikken over duidelijk afgebakende verantwoordelijkheden. De coöperatie Brainport Industries Campus vertegenwoordigt de agglomeratie van op de campus gevestigde bedrijven, beheerst de gezamenlijke ruimten, trekt nieuwe bedrijven aan en oordeelt gezamenlijk met de vastgoedontwikkelaar of een bedrijf voldoet aan de eisen om zich te mogen vestigen op de campus. De vastgoedontwikkelaar SDK is een commerciële partij dat gebaat is bij het ontvangen van de huurinkomsten van gevestigde bedrijven op de campus. De ontwikkelaar is verder hoofdverantwoordelijk voor het ontwikkelen en onderhoud van het vastgoed op de campus. De Brabantse Ontwikkelmaatschappij (BOM) is in samenwerking met de provincie, verantwoordelijk voor het aanjagen van duurzame economische ontwikkeling op de campus; in het bijzonder het aanjagen van innovatie.

De provincie en de gemeente zijn binnen de samenwerking verantwoordelijk voor onder meer het verlenen van de benodigde vergunningen, het aanjagen van ontwikkeling door middel van subsidies en de campus voorzien van aansluitende infrastructuur. Beide partijen erkennen echter zich geconfronteerd te zien met een divers aantal verschillende aspecten waar

rekening mee moet worden gehouden bij het invullen van hun taken binnen de samenwerking (Gemeente Eindhoven, persoonlijke communicatie, 9 september 2020; Provincie Noord- Brabant, persoonlijke communicatie, 13 oktober 2020). Zij dienen deze zaken, variërend van klimaat tot leefomgeving tot economische zaken, tegen elkaar af te wegen en waar mogelijk in te passen in de plannen voor de ontwikkeling van de BIC (Provincie Noord-Brabant, persoonlijke communicatie, 13 oktober 2020).

De verwachting die hierop volgt is dat de omvang en diversiteit van het aantal verantwoordelijkheden bij de publieke partijen leidt tot abstracte doelen en conflicten met private partijen die een relatief beperkt aantal verantwoordelijkheden hebben. Uit de interviews blijkt echter dat er geen sprake is van de verwachtte hoge mate van abstractie.

“De doelen zijn duidelijk, een campus voor de high-tech maakindustrie bestaande uit zes clusters die gerealiseerd moeten zijn rond het jaar 2045. Deze campus moet in 2050 volledig

klimaatbestendig en energie- en C02-neutraal moet zijn.”

(Provincie Noord-Brabant, persoonlijke communicatie, 3 september 2020).

Hier op aanvullend doen conflicten zich enkel voor rond de concrete invulling van deze gezamenlijke ambities op de korte termijn (Gemeente Eindhoven, persoonlijke communicatie, 20 oktober 2020; SDK, persoonlijke communicatie, 6 november 2020). Deze conflicten vormen echter geen bedreiging voor de continuïteit en effectiviteit van de samenwerking, zo geven respondenten aan. Tevens geven zowel de publieke als de private partijen aan dat zij zich bewust zijn van de verschillende verantwoordelijkheden maar dat zij desondanks in staat zijn gezamenlijk verder te komen door middel van goed overleg.

Er bestaat een hoge mate van wederzijds begrip voor de onderlinge verschillend met betrekking tot de omvang en de diversiteit van het aantal individuele verantwoordelijkheden en hieraan gerelateerde conflicten worden opgelost. Deswege heeft deze hoge mate van wederzijds begrip voor verschillen, die overigens duidelijk aanwezig zijn, een positieve invloed op de continuïteit, consensus en effectiviteit van de samenwerking.

De aanwezigheid van een doel- en middelen consensus is geoperationaliseerd aan de

hand van de volgende indicatoren: eensgezindheid over doelen, - prioriteiten en over de inzet van middelen. De antwoorden van respondenten zijn eenduidig. Er is geen sprake van discussie over de doelen en de prioriteiten. Daarentegen was er wel onenigheid over de inzet van middelen. Rond 2015 gedurende de planfase voor de constructie van cluster 1, vond er discussie plaats tussen de vastgoedontwikkelaar enerzijds en de provincie en de gemeente anderzijds. SDK wenste dat de decentrale overheden een groter aandeel van de financiering

voor de constructie op zich zouden nemen. Aanvankelijk gingen beide partijen akkoord, echter kwamen zij hier binnen een aanzienlijke korte tijd op terug. Het zou, zo beredeneerden zij, niet gepast zijn dat overheden zich zouden bezig houden met de ontwikkeling van vastgoed dat bestemd was voor privaat gebruik (Provincie Noord-Brabant, persoonlijke communicatie, 3 september 2020). Inmiddels is deze discussie beëindigt en heeft de vastgoedontwikkelaar de volledige financiering op zich genomen. Met uitzondering van het gemeenschappelijke atrium dat met ruim twaalf miljoen euro grotendeels is gefinancierd door de provincie.

Gezien de hoge mate waarin waarden kunnen worden afgestemd, de hoge mate van wederzijds begrip voor verschillen en de eensgezindheid over de doelen, de prioriteiten en inmiddels ook de inzet van middelen kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een sterke consensus bij de samenwerkende partijen. Hier dient echter wel een kanttekening bij te worden geplaatst.

In voorgaande sub-paragrafen wordt ingegaan op het vermogen van de samenwerkende partijen conflicten kunnen oplossen door middel van goed overleg. Het gevolg van dit afstemmen van verschillen is dat de partijen zich richten op taken waar zij elkaar makkelijk weten te vinden (SDK, persoonlijke communicatie, 6 november 2020; Provincie Noord-Brabant, persoonlijke communicatie, 3 september 2020). Lastige thema’s lijken hierdoor minder aandacht te krijgen en geraken onderaan de prioriteitenlijst. Dit verklaart mogelijk waarom klimaatadaptatie- en -mitigatiedoelen grotendeels ontbreken in de Brainport Nationale Actieagenda en de bijbehorende monitoringsrapportages (zei §4.2.2).

De mate waarin de integriteit als onafhankelijke organisatie behouden blijft is hoog.

De variabele bestaat uit drie op elkaar voortbouwende indicatoren, bondig gesteld zijn dit: Dominantie van een of enkele partijen, of deze dominante positie heeft geleid tot onvrijwillige concessies door minder dominante partijen en of deze concessies op hun beurt hebben geleid tot interne frustraties binnen de partij die deze concessies heeft moeten doen (zie §3.4).

Respondenten reageren allen met eenzelfde antwoord op vragen aangaande deze indicatoren. De partners staan op gelijke voet, er is geen sprake van een dominante partij of geforceerde concessies. Interne frustraties doen zich voor, maar hebben geen betrekking op geforceerde concessies (Provincie Noord-Brabant, persoonlijke communicatie, 3 september 2020).

Ook word gesteld dat het feit dat de decentrale overheden zich niet gedwongen voelden om in te gaan op de wens van de ontwikkelaar om privaat vastgoed mede te financieren aantoont dat er geen sprake is van geforceerde concessies (Provincie Noord-

Brabant, persoonlijke communicatie, 13 oktober 2020). Het feit dat de private partijen, SDK en de BIC-coöperatie, bezuinigde op duurzame watersystemen, een wens van de decentrale overheden, bevestigd grotendeels de afwezigheid van dominante partijen en geforceerde concessies.

De complementariteit van unieke attributen is hoog. Zowel het aantal verschillende

expertises dat partijen inbrengen als de mate waarin deze aanvullend zijn op elkaar. Wat opvalt is dat respondenten spreken over ‘kernkrachten’ of ‘corebusiness’ als hen wordt gevraagd naar de verschillende competenties of expertises van de deelnemende partijen. Het weten te combineren van deze verschillende kerncompetenties vormt het grootste voordeel van een publiek-private samenwerking (Provincie Noord-Brabant, persoonlijke communicatie, 13 oktober 2020; Gemeente Eindhoven, persoonlijke communicatie, 9 september 2020; SDK, persoonlijke communicatie, 6 november 2020).

“ …Die hebben zeker wel hun eigen kernkracht. De ontwikkelaar die heeft iets heel specifieks, de overheden hebben misschien nog het meeste overlap maar van de andere kant is

het zo dat een provincie nog net een andere focus heeft dan een gemeente. En ook een BOM heeft een wel heel specifieke deskundigheid. Dus het is wel zo dat je door die samenwerking elkaar enorm aanvult en er best veel kennis en netwerken zijn die je kan inzetten om tot die

stip op de horizon te komen.”

(Gemeente Eindhoven, persoonlijke communicatie, 9 september 2020).

Tevens wordt gesteld dat het uitdenken en vervolgens het realiseren van een concept zoals de BIC onmogelijk door een partij afzonderlijk kan worden gedaan.

“Er komt zoveel bij kijken, vastgoedontwikkeling, infra, openbare ruimte,

energiehuishouden… je komt erachter, als je al die elementen bij elkaar ziet: dit kan niemand in zijn eentje.”

(Provincie Noord-Brabant, persoonlijke communicatie, 3 september 2020).

De provincie heeft competenties op het gebied van zijn landelijke en internationale netwerk, op het gebied van grootschalige infrastructuur en, evenals de BOM, innovatie en economische ontwikkeling. De gemeente Eindhoven, ervaring hebbende met de aanleg van enigszins vergelijkbare parken, heeft expertise op onder meer het gebied van de ruimtelijke indeling en de afstemming met omwonenden. De kernkracht van SDK betreft het ontwikkelen en het beheer van vastgoed. Tot slot komt de BIC-coöperatie in beeld wiens taak en expertise bij het aantrekken en vertegenwoordigen van (toekomstige) bedrijven is.

Respondenten geven aan zeer tevreden te zijn over het feit dat de partijen hun individuele competenties weten te combineren tot een geheel dat tot op heden goede voortgang heeft weten te realiseren.

Het type samenwerking rondom de BIC betreft een contractuele samenwerking op

programmaniveau. De samenwerking is ontstaan vanwege de gezamenlijke wens naar een campus voor de high-tech maakindustrie. De samenwerking kreeg later concreter vorm door middel van de door de partners ondertekende anterieure overeenkomst. Via deze overeenkomst werden de individuele competenties van de verschillende partijen omgezet in een formele rol- en taakverdeling. De in 2015 veel besproken financieringsrol van de decentrale overheden is hier tevens onderdeel van (Gemeente Eindhoven, persoonlijke communicatie, 9 september 2020).

Daarnaast kent de samenwerking een evidente focus op de lange termijn, voor deze thesis duidend op een samenwerking van tenminste tien jaar. Het concept voor een gezamenlijke campus is in ontwikkeling sinds 2011 en de geplande realisatiedatum van het laatste cluster betreft het jaar 2045 (Provincie Noord-Brabant, persoonlijke communicatie, 3 september 2020). Bovendien is het streefjaar voor het behalen van de afgesproken klimaatmitigatie- en -adaptatiedoelen het jaar 2050.

De vraag met betrekking tot de laatste indicator voor deze variabele, of het samenwerkingsverband bereid en in staat is om nieuwe projecten aan te gaan, kan met een helder ja worden beantwoord. De samenwerking kenmerkt zich door een grootschalig project op te delen in clusters waarmee een gefaseerde aanpak wordt aangehouden. Respondenten geven aan dat de realisatie van elk nieuw cluster kan worden gezien als een nieuw project, verband houdend met voorgaande clusterprojecten (SDK, persoonlijke communicatie, 6 november 2020; Provincie Noord-Brabant, persoonlijke communicatie, 13 oktober 2020).

Het effect van dit type samenwerking op de effectiviteit is positief. Althans ten opzichte van de realisatie van de geplande clusters. Er kan geen directe conclusie worden getrokken over het effect van deze manier van samenwerken op de effectiviteit van het samenwerkingsverband in het bereiken van zijn klimaatmitigatie- en -adaptatiedoelen.

De mate waarin gemaakte afspraken duidelijk zijn is hoog. Hoewel er gedurende het

opstellen van de anterieure overeenkomst in 2015 enige onenigheid bestond over te maken afspraken, kan dit niet als onduidelijkheid worden aangeduid. De respondenten zijn eensgezind in hun antwoord, de afspraken zijn bij alle partijen bekend. Verwarring en insignificante misverstanden doen zich voor echter is dit vooral een gevolg van intern

afwijkende visies op hoe een afspraak het best kan worden nagekomen (Gemeente Eindhoven, persoonlijke communicatie, 9 september 2020).

Het samenwerkingsverband rondom de BIC kan, evenals de samenwerking rondom de HIM, grotendeels als solide worden beoordeelt. Zo zijn voor deze samenwerking: de mate

waarin waarden zijn afgestemd, de mate van wederzijds begrip voor verschillen, de mate waarin de integriteit als onafhankelijke organisatie behouden blijft, de mate van complementariteit van unieke attributen en de mate waarin duidelijke afspraken zijn gemaakt

hoog. Dit heeft een positief effect op soliditeit van de samenwerking en zodoende ook op diens effectiviteit.

Het aangegeven gebrek aan openheid en het bij korte termijn zaken voorkomen van het volgen van eigen belang waar dit in strijd is met het algemeen belang vormen een structureel probleem voor het onderling vertrouwen, zonder dit vertrouwen overigens geheel teniet doen. Deswege wordt de mate van vertrouwen beoordeelt als matig.

De mate waarin er sprake is van consensus is over het algemeen hoog. Echter leiden

verschillende factoren, zoals beschreven in deze paragraaf, tot een lage prioritering van het behalen van klimaatdoelstellingen. Hoewel in algemene zin kan worden gesteld dat deze hoge mate van overeenstemming leidt tot een hogere effectiviteit van de samenwerking, dient rekening te worden gehouden met wat deze overeenstemming betekend voor de specifieke effectiviteit in het behalen van klimaatdoelstellingen. In dit geval kan worden geconcludeerd dat de lage prioritering van klimaatdoelen leidt tot een lagere effectiviteit in het kader van het onderwerp waar deze thesis zich op richt.

Samenvattend kan de samenwerking worden beoordeelt als solide. Vanwege hetgeen hierboven beschreven staat alsmede de reacties van respondenten die aangeven dat zij over het algemeen tevreden tot zeer tevreden zijn over het algemene verloop van de samenwerking. Echter moet worden gesteld dat de focus van de samenwerking niet ligt bij het behalen van de gezamenlijke klimaatdoelstellingen als het realiseren van Co2- en energieneutraliteit en klimaatbestendigheid.