• No results found

2 Theoretisch kader

4.2 Brainport Industries Campus (BIC) – Eindhoven

4.2.2 De mate van Succes – BIC

Vanuit een algemeen perspectief kan worden gesteld dat het samenwerkingsverband rondom de BIC effectief is. Het gezamenlijke hoofddoel van de vijf partners, het realiseren van een campus, vordert gestaag. Het eerste cluster is binnen de beoogde tijd gerealiseerd en functioneert naar behoren op een paar kinderziekten na (Provincie Noord-Brabant, persoonlijke communicatie, 3 september 2020).

Vanuit een voor deze thesis relevant perspectief op klimaatmitigatie ontstaat echter een heel ander beeld. De conclusie, bondig gesteld, luidt dat het samenwerkingsverband ineffectief is in het bereiken van een volledig energie- en Co2-neurtrale campus. Immers, zo concluderen ook de partners zelf, is het met de huidige beschikbare middelen onmogelijk om neutraliteit realiseren.

In tegenstelling tot Moerdijk kent de samenwerking rondom BIC geen alomvattend kaderstellend document. De samenwerking rondom BIC kent echter wel een aantal ambitiedocumenten en monitoringsrapportages. Dit zijn de Brainport Nationale Actieagenda (2018) en de jaarlijkse monitoringsrapportages. Deze documenten bevatten ambities op de volgende gebieden: talent, digitalisering, vestigingsklimaat, governance, maatschappelijke innovatie en Kennis en innovatie en ondernemen (Brainport Nationale Actieagenda, 2018, p.7). De ambities hebben, zo blijkt, een erg sterke focus op economische ontwikkeling. Met betrekking tot klimaat blijft de inzet in deze documenten echter beperkt tot inspanningen voor het bijdragen van de high-tech maakindustrie aan innovatie op het gebied van duurzaamheid (idem, p.39).

Als reactie op vragen over de gezamenlijke inzet om de campus te verduurzamen verwijzen respondenten vaak naar de doelstellingen waar de gemeente Eindhoven en de provincie Noord-Brabant zichzelf aan gecommitteerd hebben. Gezien het feit dat Co2- reductie, duurzame energie, vergroening en andere klimaatmitigatie en -adaptatiedoelen

ontbrekend in de ambitiedocumenten van de BIC dient de aandacht te worden gericht op de doelen van de publieke partners, de gemeente en de provincie. Het doel, dat beide decentrale overheden zowel als het Rijk aanhouden, is een emissieloos, energieneutraal en klimaatbestendig Eindhoven in 2050. 2030 vormt een tussentijdse streefdatum waarin 49 procent Co2-reductie moet zijn gerealiseerd alsmede 49 procent van de energie duurzaam opgewekt dient te worden (Energieagenda 2019-2030 provincie Noord-Brabant, 2019, pp.5-7; Concept-RES Metropoolregio Eindhoven, 2020, p.5).

In lijn met diens doelen heeft de gemeente Eindhoven een studie verricht naar de mogelijkheden om de BIC energieneutraal te maken en de Co2-uitstoot te verminderen (Energievisie Brainport Industries Campus Eindhoven, 2019). Het energieverbruik van BIC valt op te delen in twee typen; gebouwgebonden verbruik en procesmatig verbruik. Gebouwgebonden verbruik bestaat uit onder meer de verwarming, verlichting en ventilering van de gebouwen en de openbare ruimten op de campus. Dit gebouwgebonden verbruik omvat vier procent van de totale energiebehoefte van BIC. Het procesmatig verbruik bestaat uit de benodigde energie voor de industriële processen die plaatsvinden op de BIC. Deze bestaan voornamelijk uit fotonica-, elektronica- en metaalbewerkingsprocessen. Het procesmatig verbruik omvat 96 procent van de totale energiebehoefte van BIC. De totale behoefte aan energie bestaat voor 80 procent uit elektriciteit en voor 20 procent uit warmte (Energievisie Brainport Industries Campus Eindhoven, 2019, pp.7-8 & p.20).

Het gebouwgebonden verbruik kan volledig duurzaam worden opgewekt op de eigen locatie. Inmiddels wordt 75 procent van de gebouwgebonden behoefte aan energie opgewekt door middel van zonnepanelen op het dak. De draagkracht van het dakoppervlak is echter niet voldoende sterk om meer zonnepanelen te kunnen dragen, wat het onmogelijk maakt om volledig te voorzien in de gebouwgebonden behoefte van BIC cluster 1. In de bouw van de volgende clusters zal in een anterieure overeenkomst met de ontwikkelaar worden afgesproken dat de draagkracht van het dak voldoende sterk moet zijn om het gehele oppervlak te bedekken met zonnepanelen, zo kan op termijn worden voorzien in de resterende behoefte van cluster 1 alsmede de overige clusters (Gemeente Eindhoven, persoonlijke communicatie, 9 september 2020).

Al met al bestaat er zo een sterke aanleiding om te concluderen dat de voorziening van de gebouwgebonden behoefte aan elektrische energie duurzaam zal zijn. Echter resteert de overige 96 procent van de totale behoefte. De samenwerkende partners onderzoeken de mogelijkheden voor de toepassing van een warmte- en koude-afgiftesysteem, roadenergy, geo- en rioolthermie, bio-energie en bio-brandstoffen. Echter zijn dit geen gangbare manieren

van energieopwekking voor de korte termijn en, zo is de verwachting, niet voldoende om volledig te voorzien in de totale behoefte van de BIC (Energievisie Brainport Industries Campus Eindhoven, 2019, pp.29-37). De BIC zal voor duurzame energie afhankelijk zijn van externe partijen waar zij deze energie zullen moeten inkopen (Energievisie Brainport Industries Campus Eindhoven, 2019, p.8; Brainport Industries Campus, persoonlijke communicatie, 28 oktober 2020). Vooralsnog gebeurt dit in zeer beperkte mate (Gemeente Eindhoven, persoonlijke communicatie, 9 september 2020)

Het campus terrein wordt groen ingericht, voorzien van onder meer bomen en heide die, los van het esthetische effect, dienen de klimaatbestendigheid van de campus te bevorderen (Gemeente Eindhoven, persoonlijke communicatie, 20 oktober 2020). Ook het bestemmingsplan voor de zes BIC-clusters toont aan dat er nadrukkelijk aandacht is voor groen. Zo moet 60 procent van het totale oppervlak worden toegepast voor natuurontwikkeling en groene recreatie (Gemeente Eindhoven, 2016, p.26). Deze verdeling heeft echter slechts een nivellerende werking op de nadelige consequenties van de bouw van de campus. Het bruto-vloeroppervlak van de zes clusters tezamen bedraagt ongeveer een miljoen vierkante meter (Gemeente Eindhoven, 2016, p.18). De omvang van de gebouwen impliceert een aanzienlijke verstening van een voorheen onbebouwd groen gebied met mogelijke gevolgen voor met name de waterhuishouding en de mate van hittestress.

De klimaatbestendigheid dient te worden gewaarborgd door de hittestress en wateroverlast zoveel mogelijk te beperken. Zo dient het gebouw te worden voorzien van zonnewering op strategische plaatsen en de plaatsing van zonnepanelen op het dak die een groot deel van de warmte absorberen. Hemelwater dient te worden opgevangen op groene daken, zo staat in het bestemmingsplan (2016, p.53). Echter staat in de Energievisie (2019, pp.5-7) dat de daken van de BIC benut dienen te worden voor de plaatsing van zonnepanelen. De campus ligt op leemgrond, wat de infiltratie van water in de bodem bemoeilijkt. Veel van het overtollige water zal dus moeten worden afgevoerd naar andere gebieden via waterstromen dan wel via het riool, in tegenstelling tot de principes uit het landelijke Deltaplan waarin water zoveel mogelijk op locatie moet worden opgevangen.

Al het hierboven beschreven in acht nemend lijkt de realisatie van de zes BIC-clusters, ondanks de getroffen nivellerende maatregelen, bij te dragen aan een groeiende gevoeligheid voor de nadelige consequenties van klimaatverandering zoals wateroverlast en hittestress.

De effectiviteit van het samenwerkingsverband rondom de BIC is dubbelzijdig. Enerzijds is het effectief in het realiseren van de doelen zoals deze staan omschreven in de

voortgangsrapportages. Echter zijn deze doelen zeer economisch van aard. Vanuit een klimaatperspectief, bestaande uit de mitigatie- en adaptatiedoelen, kan worden gesteld dat het samenwerkingsverband ineffectief is in het bereiken van haar doelen. De reductiedoelen en het streven naar klimaatbestendigheid bestaan langer dan het concept voor een campus voor de high-tech maakindustrie. Toch blijkt dat het samenwerkingsverband niet in staat is geweest om deze doelen te verenigen met de bouw van BIC-cluster 1. De draagkracht van het dak was niet voldoende om het dakoppervlak volledig te benutten, er is bezuinigd op zuinige watersystemen (provincie Noord-Brabant, persoonlijke communicatie, 13 oktober), en het terrein is niet volledig klimaatbestendig. Duidend op de huidige ineffectiviteit in het realiseren van klimaatmitigatie- en -adaptatiedoelen.