• No results found

De leden van de CDUu-fractie zijn van mening dat met de bescherming van de integriteit van de verkiezingen, ook de privacy van persoonsgegevens gewaarborgd moet blijven. Het

wetsvoorstel lijkt dit te waarborgen maar deze leden willen in het belang van dit belangrijke onderwerp wel enkele vragen aan de regering stellen. Op grond van artikel 3 van het

wetsvoorstel zouden de exploitanten van de online platforms worden verplicht om inlichtingen te verstrekken aan de Kiesraad. Het gaat hierbij om de identiteit van de

natuurlijke persoon of rechtspersoon die middels het opslaan en doorgeven van informatie via online platforms het stemgedrag beoogt te beïnvloeden en hiervoor betaalt, digitale kopieën van deze informatie, de hoogte van de geldbedragen in kwestie, de gebruikte algoritmes in kwestie en overige informatie die de Kiesraad verzoekt te ontvangen omtrent mogelijk misbruik van de diensten van de online platforms in het kader van eerlijke verkiezingen. De leden van de CDUu-fractie hebben aarzelingen over de verenigbaarheid van deze regeling met de AVG.

Op grond van artikel 9 lid 1 AVG is de verwerking van bijzondere persoonsgegevens in beginsel verboden. Politieke opvattingen vallen onder deze bijzondere persoonsgegevens.

Ook al wordt de inhoud van de politieke opvattingen volgens artikel 3 van het wetsvoorstel niet verstrekt aan de Kiesraad, de consequentie zou mogelijkerwijs wel kunnen zijn dat de identiteit van natuurlijke of rechtspersonen en overige informatie die stemgedrag beoogt te beïnvloeden wel wordt gedeeld. Deze leden zien graag nadere uitleg van de regering hoe deze kan verzekeren dat door de bekendmaking van de identiteit van de personen in kwestie niet de politieke opvattingen van deze personen worden gedeeld. Op grond van artikel 9 lid 2 AVG kunnen bijzondere persoonsgegevens enkel worden verstrekt wanneer er toestemming is gevraagd aan de desbetreffende personen. Heeft de regering inzicht in hoe deze toestemming uiteindelijk verstrekt dient te worden? Is er door de regering nagedacht over de Autoriteit Persoonsgegevens die eventueel om advies kunnen worden gevraagd hierover?

De leden van de CDUu-fractie constateren dat volgens artikel 3 derde lid van het wetsvoorstel de Kiesraad alle bovenstaande inlichtingen met inachtneming van artikel 10 WOB, zo spoedig mogelijk openbaar maakt. De leden van de CDUu-fractie vragen zich af in hoeverre de op grond van artikel 3 opgevraagde inlichtingen volgens de regering te verenigen zijn met artikel 10 WOB. Deze bepaling regelt de uitzonderingsgronden met betrekking tot het openbaar maken van informatie door het bestuur. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen relatieve uitzonderingsgronden en absolute uitzonderingsgronden. De absolute

uitzonderingsgronden uit artikel 10 WOB zouden volgens de leden van de CDUu-fractie wellicht een obstakel kunnen vormen voor het bekendmaken van de ingevorderde inlichtingen op grond van artikel 3 van het wetsvoorstel. De leden van de CDUu-fractie onderstrepen de waarde van deze uitzonderingsgronden in het licht van de privacybescherming. De overheid dient immers integer en betrouwbaar om te gaan met de ingevorderde inlichtingen.

Op grond van artikel 10 lid 1 sub c WOB moet het openbaar maken van informatie

achterwege blijven indien het bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn medegedeeld. Hierbij gaat het dus om vertrouwelijke informatie van bedrijven die wordt gebruikt bij het voeren van

overheidsbeleid. De overheid dient in het kader van de eerlijke concurrentie tussen bedrijven verantwoordelijk om te gaan met dergelijke vertrouwelijke bedrijfsinformatie. Het openbaar maken van bedrijfstechnische informatie kan de concurrenten van een bedrijf ongewenst bevoordelen. De op grond van artikel 3 lid 1 sub c van het wetsvoorstel gevorderde bedragen

26

zouden aangemerkt kunnen worden als dergelijke bedrijfsgegevens. De leden van de CDUu-fractie vragen zich af hoe de regering het openbaar maken van deze bedragen ziet in het licht van artikel 10 WOB. Op grond van artikel 3 lid 1 sub d en lid 3 worden de gebruikte

algoritmes ook openbaar gemaakt. Deze gegevens zijn aan te merken als vertrouwelijke bedrijfstechnische gegevens. Daarnaast zijn gebruikte algoritmes vaak van derde

partijen. Zodoende vragen deze leden zich af hoe de regering het openbaar maken van de algoritmes ziet in het licht van artikel 10 WOB en hoe de openbaarmaking van deze

algoritmes precies bijdragen aan eerlijkere verkiezingen met inachtneming van de technische complexiteit van deze algoritmes.

Uit artikel 10 lid 1 sub d van de WOB volgt dat het openbaar maken van informatie

achterwege moet blijven indien dit persoonsgegevens als bedoeld in artikel 9, 10 en 87 AVG betreft. Hieronder vallen op grond van artikel 9 AVG ook politieke opvattingen. Op grond van artikel 3 lid 1 sub a en lid 3 van het wetsvoorstel zou de identiteit van de

persoon/rechtspersoon die het stemgedrag beoogt te beïnvloeden openbaar worden gemaakt.

Hieruit kunnen de politieke opvattingen van de persoon in kwestie worden opgemaakt. De leden van de CDUu-fractie vragen zich af of er rekening wordt gehouden met het impliciet bekend maken van politieke opvattingen van personen. Ten slotte vragen deze leden zich af in hoeverre de regering rekening heeft gehouden met de eventuele inwerkingtreding van het wetsvoorstel Wet open overheid.61

De leden van de GRUNN-fractie constateren dat in dit wetsvoorstel de exploitanten van online platforms de normadressaat zijn. In de memorie van toelichting geeft de regering aan dat ‘wezenlijke invloed’ wordt verstaan als ‘de verspreiding van politiek gekleurde informatie die effect sorteert op kiezers over kernaspecten van de politieke programma’s van partijen’.

Onder die definitie valt ook het verspreiden van standpunten door politieke partijen. De uitleg van de regering ten aanzien van ‘politiek gekleurde informatie’ brengt met zich mee dat politieke partijen die gebruikmaken van online platforms in hun berichten moeten wijzen op potentiële tegenargumenten en wetenschappelijk bewijs. Het voorliggend wetsvoorstel heeft dus effect op online informatie(campagnes) van politieke partijen. In hoeverre acht de regering dit een wenselijk gevolg?

Het antwoord op deze vraag is temeer van belang nu vorig jaar is aangekondigd dat er een Wet op de politieke partijen (Wpp) wordt voorbereid. In de Wpp zijn politieke partijen de normadressaat. Een doel van de Wpp is het voorkomen van oneigenlijke beïnvloeding van eerlijke en vrije verkiezingen door politieke partijen. Zoals hierboven reeds uiteengezet, wordt dit doel ook met het voorliggend wetsvoorstel bereikt voor zover politieke partijen daarbij gebruikmaken van online platforms. Het gaat dus om twee verschillende wetsvoorstellen die, althans voor een deel, hetzelfde regelen. Hoe gaat de regering samenloopproblemen

voorkomen?

Dit wetsvoorstel zal veel invloed hebben op de huidige wetgeving. De leden van de LIB-fractie vragen zich af of het wetsvoorstel in overeenstemming is met de algemene

verordening gegevensbescherming. Artikel 7 van het wetsvoorstel maakt melding van het vervallen van artikelen die in strijd zijn met het recht van de Europese Unie. De leden ontvangen graag een toelichting van de regering of het wetsvoorstel bepalingen bevat die mogelijk in strijd zijn met het recht van de Europese Unie.

61Kamerstukken I 2020-2021, 33328, nr. N.

27

Hoewel het wetsvoorstel veel raakvlakken heeft met de privacy van burgers, lijkt geen advies gevraagd aan de Autoriteit Persoonsgegevens over de verhouding van het wetsvoorstel tot privacyregels. De leden van de LIB-fractie ontvangen graag een reactie over de vraag waarom dit advies niet is gevraagd.

Voorts stelt de regering met deze tijdelijke wet te kiezen voor overzichtelijkheid boven technische precisie. De leden van de LIB-fractie vragen zich of dit een juiste keuze is. Omdat dit wetsvoorstel mogelijk een inbreuk maakt op de privacy van burgers lijkt technische precisie van groter belang dan overzichtelijkheid. Hierover ontvangen deze leden graag een reactie.

6. Effecten

De leden van de GRUNN-fractie constateren dat de regering de Franse desinformatiewet als voorbeeld heeft genomen. Zij stelt daarbij dat deze wet dezelfde doelstellingen heeft als onderhavig wetsvoorstel. Zoals de regering vast weet, is de Franse desinformatiewet

inmiddels twee jaar van kracht. Kan de regering al iets zeggen over de effecten van de Franse wet? Zo ja, zijn die effecten dan ook behaald met een middel dat zich laat vergelijken met de transparantie- en zorgplicht uit het huidige wetsvoorstel of kent de Franse wet andere

middelen om het gestelde doel te bereiken?

De leden van de GRUNN-fractie constateren dat ook andere landen initiatieven hebben ontplooid in de strijd tegen desinformatie. Zo kwam Duitsland al in 2017 met de Netzwerkdurchsetzungsgesetz (NetzDG). Deze wet voorziet in de mogelijkheid om techbedrijven bij schending van hun verplichtingen boetes op te leggen tot maximaal 50 miljoen euro. De leden van de GRUNN-fractie achten de hoogte van zulke boetes een belangrijke impuls voor bedrijven om zich te houden aan de wet. Waarom heeft de regering zich niet laten inspireren door de Duitse wet?

Tot slot zien de leden van de GRUNN-fractie dat een bestuursorgaan in dit wetsvoorstel op een indirecte manier een oordeel velt over het waarheidsgehalte van informatie. Het is namelijk de Kiesraad die op basis van de verkregen informatie van exploitanten beslist of de zorgplicht is geschonden. In de Franse desinformatiewet is een rechterlijke procedure

opgenomen. In die wet is het dus aan de rechter om in laatste instantie een oordeel te vellen over de waarheidsgetrouwheid van informatie. De leden van de GRUNN-fractie achten dit een wenselijk uitgangspunt, en ziet dat in dit wetsvoorstel niet direct terug. Wie beslist volgens de regering over de waarheidsgetrouwheid van informatie? Hoe ziet de regering de rechtsbescherming voor zich in dit wetsvoorstel?

De leden van de LIB-fractie zien dat overheden zich bezighouden met het tegengaan van desinformatie. Zo is de Richtlijn 2000/31 inzake elektronische handel geïmplementeerd in het Nederlands recht.62 Daarnaast heeft de Europese Commissie stappen gezet om desinformatie te bestrijden. Een voorbeeld hiervan is de oprichting van de High Level Expert Group on Fake News and Online Desinformation (HLEG) die in 2018 de Code of Practices on

Disinformation heeft ontwikkeld voor experts, online adverteerders en exploitanten ter bestrijding van desinformatie. Deze dient als een gedragscode voor exploitanten en biedt

62 Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (PbEU 2000, L 178/1).

28

handvatten om desinformatie tegen te gaan. Het uitgangspunt van de Code of Practices on Disinformation is zelfregulering van exploitanten. De Commissie houdt toezicht op

zelfregulering en grijpt in indien dit systeem niet zou werken.63 Problematisch is echter dat het een vrijwillige gedragscode betreft, bestaande uit vage voornemens, waarbij geen sancties opgelegd kunnen worden wanneer ‘fake news’ niet offline gehaald wordt. Hierom hebben landen zoals Duitsland en Frankrijk wetgeving opgesteld.

De verspreiding van desinformatie is ook in Duitsland reden geweest om wetgeving op te stellen. In 2017 is de Netzwerkdurchsetzungsgesetz (NetzDG) aangenomen om desinformatie niet verder te verspreiden. Deze wet is gericht op de bestrijding van illegale content.

Desinformatie valt hier niet onder. Toch kan de Duitse aanpak als voorbeeld dienen. Indien illegale informatie door exploitanten niet op tijd verwijderd of geblokkeerd wordt, grijpt de overheid in. Exploitanten krijgen een termijn van 24 uur om content te verwijderen of te blokkeren. Voor gecompliceerde gevallen kan deze termijn oplopen tot een week. Indien niet voortvarend genoeg gehandeld wordt, kan de Duitse staat megaboetes of een last onder dwangsom opleggen.64 Het klachtensysteem van Duitsland zou in ons wettelijk systeem plek kunnen krijgen, omdat de verantwoordelijkheid als eerste ligt bij grote bedrijven. Hier wordt zelfregulering als uitgangspunt genomen. De klachtenprocedure is door het EHRM in het spraakmakende Delfi-arrest genoemd als een goede manier om private partijen de ruimte te geven zaken zelf op te lossen.65 In het arrest wordt gesproken van een ‘notice and take down’-procedure, waarbij geklaagd kan worden over informatie op het internet en exploitanten hiernaar moeten handelen. Dit toont aan dat overheidsbemoeienis beperkt kan worden.

Exploitanten zien namelijk als eerste aanvallen van desinformatie, zijn ervaren en kunnen zelf het beste inschatten welke maatregelen het effectiefst zijn. Deze aanpak is in lijn met de EU-richtlijn van Elektronische handel: een exploitant mag zelf bepalen op welke manier de eigen onderneming bestuurd dient te worden en er is geen sprake van dwang vanuit de overheid.

Na een lange periode van afwijzingen is in Frankrijk wetgeving aangenomen om

desinformatie tegen te gaan.66 Het onderhavige wetsvoorstel sluit in belangrijke mate aan bij de Franse wetgeving. De Franse wet is namelijk gericht op desinformatie rondom

verkiezingen op online platforms. De Franse overheid heeft veel te doen gehad met Russische desinformatie. Desinformatie wordt in de Franse wetgeving gedefinieerd als berichten die de verkiezingen kunnen beïnvloeden. In Frankrijk moeten grote exploitanten verplicht

transparant zijn over de identiteit van een adverteerder, de personen die de adverteerders aansturen, in wiens naam de exploitant optreedt en de verkregen vergoedingen.67 Indien exploitanten niet aan deze transparantieverplichtingen voldoen, zijn hier consequenties aan verbonden. De rechter kan maatregelen nemen, variërend van het blokkeren van een account tot het opleggen van een gevangenisstraf of geldboete van € 75.000.68 Zowel in de Franse wet als in het Nederlandse wetsvoorstel wegen de transparantieverplichtingen zwaar. De memorie van toelichting stelt de eis dat dienstverleners duidelijk kunnen maken welke keuzes er aan het door of via hen verstrekken van informatie ten grondslag liggen. Hieruit volgt de

63 K. Landman, ‘De wettelijke bestrijding van desinformatie: is het middel erger dan de kwaal?’, NTM–

NJCMBull 2019/25, afl. 4, p. 416-417.

64 K. Landman, ‘De wettelijke bestrijding van desinformatie: is het middel erger dan de kwaal?’, NTM–

NJCMBull 2019/25, afl. 4, p. 420.

65 EHRM 16 juni 2015, nr. 64569/09, r.o. 159 (Delfi/Estland).

66 LOI n° 2018-1202 du 22 décembre 2018 relative à la lutte contre la manipulation de l'information.

67 Article 11 LOI n° 2018-1202 du 22 décembre 2018 relative à la lutte contre la manipulation de l'information.

68 K. Landman, ‘De wettelijke bestrijding van desinformatie: is het middel erger dan de kwaal?’, NTM–

NJCMBull 2019/25, afl. 4, p. 421.

29

transparantieverplichting die net als in Frankrijk vereist wordt.69 De leden van de LIB-fractie vragen zich af of deze verplichting niet een te grote administratieve last is voor grote

bedrijven en hoe de transparantie binnen het huidige wetsvoorstel eruit komt te zien, zonder hierbij de vrijheid en zelfregulering van exploitanten te beperken. Tevens wordt transparantie al nageleefd door grote exploitanten zoals Twitter middels disclaimers, die de burgers aan het denken dienen te zetten, omdat de informatie onjuist lijkt te zijn en niet geverifieerd kan worden. De leden van de LIB-fractie vragen zich af in hoeverre dit wetsvoorstel nodig is naast de bestaande praktijk van disclaimers.

De leden van de LIB-fractie zien de risico’s en kansen van de verschillende wettelijke bestrijdingsmogelijkheden van desinformatie in de verschillende lidstaten. Het is vanuit liberaal oogpunt van belang om overheidsingrijpen slechts als stok achter de deur te

behouden. De vrije markt is, zoals blijkt uit het voorbeeld van Twitter, prima in staat effectief en efficiënt te handelen in geval van desinformatie. Deze leden hebben daarom twijfels over van overheidswege opgelegde transparantieverplichtingen. Ze zorgen voor administratieve lasten en hebben, door de praktijk van disclaimers, geen toegevoegde waarde.

De leden van de LIB-fractie zien in de Franse en Duitse aanpak elementen die kunnen helpen om verspreiding van desinformatie tegen te gaan. Maar exploitanten ontplooien zelf al

initiatieven om desinformatie te bestrijden, via – zeer effectieve – disclaimers. Gezien de effectiviteit van disclaimers, dient zelfregulering het uitgangspunt te zijn. Overheidsingrijpen kan noodzakelijk zijn na klachten door burgers of indien exploitanten nalatig zijn of te kwader trouw handelen, maar fungeert dan slechts als stok achter de deur. Idealiter zal

overheidsingrijpen niet nodig zijn: exploitanten zijn voldoende capabel om desinformatie te traceren en aan te pakken.

De leden van de NUVU-fractie zijn bezorgd over de nog onbekende effecten die het wetsvoorstel zal hebben. Met een vewijzing naar de Franse wet van 22 december 2018 (Loi 2018-1202) verwacht de regering verwacht dat het wetsvoorstel de eerlijkheid en

waarheidsgetrouwheid van het verkiezingsproces zal bevorderen. De leden van de NUVU-fractie vragen zich af waarom de memorie van toelichting geen evaluatie en resultaten van voornoemde Franse wet bevat, temeer nu deze als voorbeeld heeft gediend voor het wetsvoorstel. Derhalve vragen deze leden wat de effecten en resultaten zijn van de voornoemde wet. Kan de regering haar verwachtingen relateren aan deze resultaten en uitleggen hoe deze effecten in Nederland met onderhavig wetsvoorstel bereikt gaan worden?

7. Uitvoeringsaspecten

De leden van de CDUu-fractie constateren dat een groot gedeelte van de tenuitvoerlegging van het wetsvoorstel komt te liggen bij de Kiesraad. Gezien de aard van de taken van de Kiesraad en de uitvoer daarvan hebben deze leden echter grote aarzelingen bij de vraag of de Kiesraad wel het geschikte orgaan is. Uit de memorie van toelichting blijkt in de ogen van de leden van de CDUu-fractie onvoldoende waarom de Kiesraad het geschikte uitvoeringsorgaan voor dit wetsvoorstel zou zijn. Deze leden vragen daarom een nadere toelichting met

betrekking tot de achterliggende redenen voor het aanwijzen van de Kiesraad. Bovendien vragen de leden van de CDUu-fractie zich af of er andere organen in overweging zijn genomen en waarom niet is overwogen een nieuw op te richten orgaan te belasten met de tenuitvoerlegging van deze wet. Deze leden zouden bovendien graag vernemen welke opties zijn verkend voor de toedeling van de in deze wet opgenomen bevoegdheden. De leden

69 Tijdelijke wet bescherming integriteit van verkiezingen, nr. 3 (MvT), p. 4.

30

constateren dat de Kiesraad reeds bezig is aan een ambitieuze transitie naar een digitalisering van het gehele proces rondom de verkiezingen. Het lijkt deze leden dat deze transitie, naast het normale takenpakket, een groot gedeelte van de capaciteit inneemt, en dat het dus niet wenselijk is om hiernaast nog een aanvullende taak bij de Kiesraad te leggen. De leden van de CDUu-fractie vernemen graag van de regering hoe deze werklast in relatie staat tot de

tenuitvoerlegging van de wet, en in hoeverre de nieuwe bevoegdheden al dan niet schuren met de al bestaande taken.

De leden van de CDUu-fractie constateren dat in de memorie van toelichting is opgenomen dat de Kiesraad goed toegerust is om de tenuitvoerlegging van het wetsvoorstel op zich te nemen. Nu vragen deze leden zich af op basis van welke gegevens de regering van mening is dat de Kiesraad goed toegerust is. Gezien de huidige invulling van de Raad en het daarbij behorende secretariaat hebben de leden van de CDUu-fractie zorgen dat er onvoldoende expertise aanwezig is om de bevoegdheden met betrekking tot de technologische en digitale aspecten van het wetsvoorstel per direct uit te voeren. Deze leden vragen dan ook of inzicht kan worden gegeven in de onderbouwing van deze constatering, en als blijkt dat de Kiesraad inderdaad niet voldoende is toegerust, om een indicatie te geven van de maatregelen die zullen worden genomen om de Kiesraad wel voldoende op deze nieuwe taak toe te rusten.

Daarnaast vragen deze leden in hoeverre de Kiesraad is meegenomen in dit proces, en of zij met vertrouwen deze nieuwe bevoegdheden op zich gaat nemen. Kan de regering inzicht

Daarnaast vragen deze leden in hoeverre de Kiesraad is meegenomen in dit proces, en of zij met vertrouwen deze nieuwe bevoegdheden op zich gaat nemen. Kan de regering inzicht