• No results found

De leden van de CDUu-fractie constateren met genoegen dat de regering in de memorie van toelichting aangeeft dat de waarborgen van het fundamentele recht op vrijheid van

meningsuiting essentieel zijn. Uit de woorden van de regering blijkt dat alle gebruikers van sociale media een bepaalde gradatie van bescherming van artikel 10 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens genieten, al kan deze bescherming worden ingeperkt indien dit noodzakelijk is. De leden van de CDUu-fractie onderstrepen het belang van de bescherming van vrijheid van meningsuiting door zowel artikel 10 EVRM als artikel 7 Grondwet als artikel 11 Handvest. Een vrij publiek debat vanuit het maatschappelijk middenveld is immers het fundament van onze democratische rechtsstaat. Dit vrije debat kan alleen plaatsvinden als de vrijheid van meningsuiting doeltreffend wordt beschermd door onze internationale verdragen en door de Grondwet. Aan de andere kant erkennen deze leden dat een inperking van het recht op vrijheid van meningsuiting noodzakelijk kan zijn om het vrije debat en de democratie te beschermen.

De leden van de CDUu-fractie erkennen dat de noodzaak kan bestaan om de vrijheid van meningsuiting te beperken, maar benadrukken ook dat het van het grootste belang is dat deze beperking op proportionele wijze geschiedt. De regering geeft in de memorie van toelichting een eerste indicatie dat ze rekening houdt met de eisen van noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit van artikel 10 lid 2 EVRM door niet te eisen dat exploitanten van sociale mediaplatformen elk klein leugentje verwijderen en door aan te geven dat het bestrijden van grootschaliger desinformatie tegen betaling centraal staat. Heeft de regering ook andere manieren in gedachten om de eisen van artikel 10 lid 2 EVRM te waarborgen, en kunnen die manieren worden vastgelegd in het wetsvoorstel?

Een punt van aandacht bij de probleembestrijding door de exploitanten van sociale media platforms zelf, is volgens de leden van de CDUu-fractie dat exploitanten mogelijk te ver kunnen gaan in het uitvoeren van hun taak desinformatie te bestrijden. Het gevaar bestaat immers dat exploitanten uit angst voor de dwangsom en vanwege de plicht tot het nemen van

55 R. Rogers & S. Niederer, ‘The politics of Social Media Manipulation’ 2019 (in opdracht van BZK), geraadpleegd via:

file:///home/chronos/u- 3500782d4918e3e8ce70faccab471211deb17a7e/MyFiles/Downloads/rapport-politiek-en-sociale-media-manipulatie.pdf.

22

‘alle mogelijke maatregelen’, ook informatie verwijderen die niet onder het begrip

desinformatie valt. De leden van de CDUu-fractie vernemen graag of de regering concrete waarborgen in het wetsvoorstel kan incorporeren, zodat zelfcensuur kan worden voorkomen en zodat de vrijheid van meningsuiting binnen de rechtsstatelijke grenzen gegarandeerd blijft.

Hierbij vragen deze leden zich vanuit praktisch oogpunt af welke handvatten de exploitanten krijgen om de vrijheid van meningsuiting van de sociale mediagebruikers voldoende te garanderen.

De regering stelt in de memorie van toelichting dat verspreiders van desinformatie een verminderde bescherming genieten van artikel 10 EVRM, en dat op gebruikers van sociale media de verhoogde journalistieke bescherming niet van toepassing is. De leden van de CDUu-fractie benadrukken het belang van een zo groot mogelijke bescherming van de vrijheid van meningsuiting, omdat dit recht fundamenteel is voor de democratische

samenleving. In dit licht merken deze leden op dat onder deze vrijheid van meningsuiting ook het recht kan worden begrepen om informatie te ontvangen en tevens het recht op toegang tot het internet om informatie te vergaren of met anderen van gedachten te wisselen. De

Staatscommissie Grondwet uit 201056 concludeert dan ook dat de tekst van artikel 7 Grondwet geen duidelijkheid biedt over deze ‘nieuwe’ invulling van de vrijheid van meningsuiting en dat dit wel zou moeten. Hiermee onderstreept de Staatscommissie het belang van vrijheid van meningsuiting voor gebruikers van sociale media platforms. Destijds heeft de regering er echter voor gekozen om artikel 7 Grondwet ongewijzigd te laten. De leden van de CDUu-fractie zouden graag vernemen wat de regering thans vindt van het standpunt van de Staatscommissie betreffende artikel 7 Grondwet, in het licht van dit wetsvoorstel.

De leden van de CDUu-fractie constateren dat de regering een onderscheid maakt tussen journalistieke media en sociale media. Dit is een begrijpelijk en wenselijk onderscheid, aangezien sociale media platforms een andere functie vervullen dan journalistieke media.

Deze leden zien echter een ontwikkeling waarin journalisten zich steeds meer uiten via sociale media en waarbij sociale media voor verschillende maatschappelijk betrokken groepen en burgers in de samenleving als een soort nieuwsplatform functioneren. Deze leden vragen zich derhalve af wat volgens de regering de gevolgen zijn voor het wetsvoorstel als uiteindelijk blijkt – bijvoorbeeld uit een oordeel van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens of het Hof van Justitie – dat journalistieke platforms wel degelijk online actief kunnen zijn en daardoor een verhoogde bescherming van artikel 10 EVRM genieten

De leden van de GL-fractie constateren dat de Europese Commissie op 15 december jongstleden haar voorstel voor de Digital Services Act heeft gepubliceerd.57 Deze leden vernemen graag de visie van de regering op (het al dan niet voortbestaan van) de noodzaak van een nationale regeling in de vorm van het voorliggende voorstel en de verhouding van het wetsvoorstel tot het voorstel voor de Digital Services Act. Ten slotte verzoeken deze leden de regering in te gaan op de implicaties van publicatie van de Digital Services Act voor de evaluatietermijn van deze tijdelijke wet, gezien de opmerking van de regering hieromtrent.58 De leden van de GRUNN-fractie merken op dat in artikel 7 van onze Grondwet (Gw) de vrijheid van meningsuiting geregeld is. Door de Hoge Raad is bepaald dat het openbaar

56 Rapport Staatscommissie Grondwet 2010, p. 70-72.

57 Commissiedocument 825 van 2020, laatste definitieve versie.

58 Studentenparlement 2020/21, nr. 3, p. 11.

23

maken van gevoelens of gedachten de eigenlijke inhoud vormt van artikel 7 Gw.59 Met andere woorden, die openbaring vormt het grondrecht ‘vrijheid van meningsuiting’. Iets anders geldt voor het verspreiden van reeds geopenbaarde stukken. Dat ‘verspreidingsrecht’ vormt een (onmisbaar) connex recht en kan als zodanig aan andere regels onderworpen zijn dan het eigenlijke grondrecht zelf. Het derde lid van artikel 7 Gw ziet op “andere middelen” dan drukpers en radio- of televisie-uitzending, dus elektronische communicatievormen. Ook in dat lid is het verbod van voorafgaand verlof opgenomen. Weliswaar wordt dit vervolgd met

“behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet”, maar dit is slechts van toepassing op de fase ná openbaarmaking. Gelet op onze Grondwet is het dus niet toegestaan dat preventief wordt toegezien op de inhoud van openbaarmakingen. Kan de regering uitleggen hoe voorafgaand toezicht op de inhoud wordt voorkomen?

De regering heeft gekozen voor een wetsvoorstel dat een aantal reeds bestaande wettelijke regelingen aanvult, en niet voor een grondwetsherziening.60 De leden van de LIB-fractie vragen de regering nader toe te lichten waarom ze niet heeft gekozen voor een

grondwetsherziening. Dit wetsvoorstel ziet volgens deze leden immers op inperking van uitingsvrijheid, een van de kernwaarden van onze democratische rechtsstaat.

De leden van de MSV-fractie constateren dat de democratie momenteel onder druk staat door de verspreiding van desinformatie. Nepnieuws ondermijnt de mogelijkheden van de burger tot juiste wils- en meningsvorming en tot deelname aan het publieke debat. Om de democratische verkiezingen te beschermen tegen beïnvloeding door het grootkapitaal, dient de overheid actief op te treden en eerlijkheid en gelijkheid voor de burger te garanderen.

Dit fenomeen is nauw verbonden met de grondrechten van vrijheid van meningsuiting en privacy en enkele politieke grondrechten, zoals opgenomen in de Grondwet, het EVRM, het IVBPR, het EU Handvest en het UVRM. Uitoefening van het actieve kiesrecht brengt een positieve verplichting voor de overheid met zich mee. Artikel 4 Grondwet bepaalt dat burgers gelijkelijk het actief kiesrecht bezitten. Voorts bepaalt artikel 3 EP dat het recht op vrije verkiezingen de keuze van de burger in de wetgevende macht waarborgt. Dit, in samenhang met de artikelen 53 en 54 van de Grondwet, levert positieve verplichtingen op voor de overheid om de grondrechten te beschermen en om eerlijke verkiezingen te waarborgen. Het MSV meent dat een democratische en eerlijke samenleving en privacy hand in hand gaan.

Als democratische samenleving is het van belang politieke misleiding aan te pakken, echter moet dit niet onevenredig gebeuren waardoor de fundamentele aspecten in de samenleving, zoals eerlijkheid, gelijkheid, publiek- en open debat onevenredig, worden geschonden. De leden van de MSV-fractie zijn tegen de neoliberale opvatting die kapitaal de prominente factor maakt in de politiek en daardoor het publieke debat inricht. Deze leden zetten zich dan ook in om politieke misleiding aan te pakken zonder de vrijheid van de burgers onevenredig te schenden.

De vrijheid van meningsuiting, en in het bijzonder de functie daarvan in het publieke debat, zijn fundamenteel in een democratische en eerlijke samenleving. Artikel 3 EP, het recht op vrije verkiezingen, en artikel 10 EVRM, de vrijheid van meningsuiting, drukken dit in samenhang tevens uit. Naast de vrijheid om zich te uiten, omvat de vrijheid van

meningsuiting tevens het recht van de burger om behoorlijk te worden geïnformeerd. In het

59 HR 28 november 1950, ECLI:NL:HR:1950:1 (APV Tilburg).

60 Tijdelijke wet bescherming integriteit van verkiezingen, nr. 3 (MvT), p. 4.

24

verlengde daarvan omvat dit tevens het recht op bescherming tegen nepnieuws en de bescherming van de integriteit van verkiezingen door te voorkomen dat grote bedrijven invloed inkopen. De Staat heeft voorafgaand en gedurende verkiezingen een margin of appreciation om te beoordelen of een beperking op de vrijheid van meningsuiting

noodzakelijk is. Momenteel worden vrije verkiezingen bedreigd door de verspreiding van nepnieuws, hetgeen niet bijdraagt aan het publieke debat en derhalve geen bescherming onder de vrijheid van meningsuiting geniet. De leden van de MSV-fractie stellen dat het aanpakken van desinformatie in het kader van de verkiezingen gerechtvaardigd is, en dat de overheid zich dient in te spannen om het gewenste resultaat, te weten waarborging van het

democratische proces, te verwezenlijken. Alleen dan zijn burgers in verkiezingstijden daadwerkelijk vrij om te handelen, te denken en om een eigen mening te vormen. Het beschermen van het grondrecht om deel te nemen aan het actief kiesrecht draagt bij aan een gelijke en eerlijke democratische samenleving.

Het recht op privacy wordt door het EVRM en de Grondwet onderworpen aan eenzelfde beperkingssystematiek. De leden van de MSV-fractie zien derhalve geen reden om hier op afwijkende wijze te redeneren. Exploitanten worden middels artikel 3 van het wetsvoorstel verplicht om verzamelde gegevens van natuurlijke- en/of rechtspersonen te verstrekken aan de Kiesraad of een andere toezichthouder. Weliswaar gaat het hier om een beperking van het recht op privacy, maar hier tegenover staan andere zwaarwegende belangen. Als samenleving moeten we aandacht besteden aan eerlijkheid, gelijkheid, menselijke waardigheid, solidariteit en het feit dat verkiezingen fundamenteel zijn voor de samenleving. De beperking is bij wet voorzien en dient ter bescherming van de rechten van anderen. Verspreiding van nepnieuws draagt niet bij aan het publieke debat, een term die ruim geïnterpreteerd dient te worden. Uit socialistisch oogpunt is overheidsingrijpen hier dan ook gerechtvaardigd. Het wetsvoorstel voorziet dat de politieke gegevens van gebruikers op sociale media platformen worden opgeslagen met het oog op het algemene belang. De overheid dient middelen te verschaffen waarmee de burger in staat is om valsheid van waarheid te onderscheiden. Door actief ingrijpen wordt de burger beschermd en diens vrije meningsvorming gewaarborgd, hetgeen bijdraagt aan de gelijkheid van burgers.

De leden van de MSV-fractie menen dat wij als samenleving te rade moeten gaan op wie wij doelen wanneer wij stellen dat de privacy van ‘de burger’ dient te worden beschermd. Wie zijn de burgers? Zijn de grondrechten in het leven geroepen om individuen met enorme vermogens verkiezingen te laten beïnvloeden, en de keuze voor een volgende regering weg te nemen uit de handen van hardwerkende burgers? De leden van de MSV-fractie pleiten voor de bescherming van het democratische proces in brede zin, waar de privacy van de gewone burger wordt beschermd, maar invloed op het publieke debat niet te koop is. De heersende mentaliteit van kapitaal moet in de samenleving worden doorbroken, zodat de inrichting van de samenleving niet meer wordt bepaald door het kapitaal. Dit vereist dat niet slechts de grote, invloedrijke exploitanten met minstens een half miljoen gebruikers worden ingezet om

desinformatie omtrent de verkiezingen te reguleren. De leden van de MSV-fractie streven naar een eerlijke en gelijke samenleving waarin eenieder een stem heeft, en waarin tegenwicht wordt geboden aan het economisch grootkapitaal. Het publieke belang van eerlijke

verkiezingen kan slechts worden verwezenlijkt door actief overheidsoptreden.

De keuze voor een tijdelijke wet heeft een aantal vragen opgeroepen bij de leden van de NUVU-fractie. Deze vragen zullen gesteld worden bij artikel 8 van het artikelsgewijze deel.

25