• No results found

6. Verklaring van de aard van de voorbereidingen

6.5 Centrum voor werk en inkomen & Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

6.5.3 Vergelijking theorie en praktijk voor CWI en UWV

In de paragrafen 6.5.1 en 6.5.2 werd geconstateerd dat het CWI en het UWV met de invoering van de Wet Inburgering er onzekerheid bestaat over de consequenties van de hulpbronnen van beide organisaties. Daarom kan vooralsnog het beste uitgegaan worden van een onveranderde situatie wat betreft hulpbronnen. En dat het CWI en het UWV, afgezien van de mate waarin het nationale inburgeringsbeleid hun eigen organisatiedoelen ondersteunt, onverschillig zijn wat betreft de inhoud van de Wet Inburgering. Als deze twee waarden worden ingevuld in het onderzoeksmodel, kan worden afgelezen dat volgens de voorspelling van dit model, het CWI en UWV in cel 5, Neutraal gedrag ten aanzien van het beleid, uitkomen wat gedragsintentie betreft.

In het vorige hoofdstuk bleek ook dat de CWI’s en UWV’s een vrij passieve houding aannemen wat betreft hun voorbereidingen om te komen tot een samenwerking met gemeenten ten behoeve van gecombineerde inburgering- en reïntegratietrajecten. Uit de verzamelde gegevens bleek dat er binnen de onderzochte gemeenten nog nauwelijks stappen zijn ondernomen op dat vlak. De oorzaak hiervan is echter niet zozeer onwil vanuit het CWI en UWV, maar een gebrek aan initiatief vanuit de gemeente. Dit in combinatie met het neutrale gedrag ten aanzien van het beleid van het CWI en het UWV, heeft ertoe geleid dat de werkelijke voorbereidingen zijn achter gebleven bij de beoogde voorbereidingen.

6.6 Conclusie

In dit hoofdstuk werd gekeken of het onderzoeksmodel in figuur 3.2 een verklaring kan bieden voor de constateringen die gedaan werden met betrekking tot de mate van consistentie van voorbereidingen op de Wet Inburgering in hoofdstuk 5. Daartoe werden de mate van divergentie in beleidsvisie met die van de nationale overheid en de consequenties voor de hulpbronnen van de actor beschreven in dit hoofdstuk. Vervolgens werd door het combineren van de variabelen ‘hulpbronnen’ en ‘beleidsvisie’ de gedragsintentie van een lokale actor ten aanzien van de invoering van de Wet Inburgering bepaald. Zie hiervoor figuur 6.1.

Figuur 6.1: ‘Gedragsintentie van lokale bij inburgering betrokken actoren ten aanzien van de Wet

Inburgering als resultante van consequenties voor hulpbronnen en mate van congruentie in beleidsvisie’ Beleidsvisie

Hulpbronnen Congruerend Onverschillig Divergerend

Toename 1. Sterk

beleidsondersteunend gedrag

2. Beleidsondersteunend gedrag uit opportunisme

3. Onstabiel gedrag ten aanzien van het beleid door intern conflict

- Cursusaanbieders

Onveranderd 4. Zwak

beleidsondersteunend gedrag

5. Neutraal gedrag ten aanzien van het beleid

- CWI en UWV

6. Zwak

niet-beleidsondersteunend gedrag

Afname 7. Onstabiel gedrag ten aanzien van het beleid door intern conflict

8.

Niet-beleidsondersteunend gedrag uit aversie

9. Sterk niet-beleidsondersteunend gedrag - Gemeente - BI en MB - ROC

Vervolgens werd bekeken in hoeverre de gedragsintentie van een lokale actor ten aanzien van de invoering van de Wet Inburgering de mate van discrepantie tussen de door de wetgever beoogde en de feitelijke voorbereidingen op de invoering van de wet kan verklaren. Daartoe werd het feitelijke voorbereidingsgedrag van lokale bij inburgering betrokken actoren in kaart gebracht. De uitkomsten hiervan staan per actor aangegeven in tabel 6.2.

Het CWI en het UWV staan niet ingetekend in figuur 6.2, aangezien er slechts sprake is van gedragsintentie en nog niet van feitelijk voorbereidingsgedrag. Pas wanneer een gemeente het initiatief neemt tot samenwerking zal er sprake zijn van een daadwerkelijke beslissing vanuit het lokale CWI en UWV in welke mate zij daaraan gehoor willen geven. Tot die tijd is er zoals gezegd nog geen sprake van feitelijk voorbereidingsgedrag, maar slechts van gedragsintentie en kan niet beoordeeld worden in hoeverre zij zich in lijn met wat de wetgever verwacht voorbereiden. Het zal in de toekomst moeten blijken welke positie deze organisaties daadwerkelijk zullen innemen.

Figuur 6.2: ‘Feitelijk voorbereidingsgedrag van lokale bij inburgering betrokken actoren’

1. Sterk beleidsondersteunend gedrag

- Gemeente - BI en MB - ROC

2. Beleidsondersteunend gedrag uit opportunisme

- Cursusaanbieders

3. Onstabiel gedrag ten aanzien van het beleid door intern conflict

4. Zwak beleidsondersteunend gedrag

5. Neutraal gedrag ten aanzien van het beleid

6. Zwak niet-beleidsondersteunend gedrag

7. Onstabiel gedrag ten aanzien van het beleid

door intern conflict

8. Niet-beleidsondersteunend gedrag uit aversie

9. Sterk niet-beleidsondersteunend gedrag

Ten slotte werd het feitelijke voorbereidingsgedrag van een actor vergeleken met de gedragsintentie van die actor. Uit deze vergelijking kan worden opgemaakt dat de uitkomsten van gedragsintentie en feitelijk voorbereidingsgedrag niet samenvallen. De onafhankelijke variabelen blijken dus geen eenduidige verklaring te kunnen bieden voor de onderzochte afhankelijke variabele. Oftewel, de mate van discrepantie tussen de door de wetgever beoogde en de feitelijke voorbereidingen kan niet verklaard worden door de gedragsintentie van een actor alleen, die op zijn beurt weer wordt bepaald door de consequenties voor hulpbronnen en discrepanties in beleidsvisie.

7. Conclusie

In dit slothoofdstuk volgt een terugblik op de belangrijkste resultaten van het onderzoek, en wordt gekeken wat deze resultaten zeggen over het onderzochte probleem dat de aanleiding vormde voor het onderzoek. De probleemstelling die in dit onderzoek centraal stond is: ‘In hoeverre bereiden lokale bij inburgeringsbeleid betrokken actoren zich voor op de invoering van de Wet Inburgering in de door de wetgever beoogde richting en hoe is de aard van deze voorbereidingen te verklaren?’ Na het formuleren van de eigenlijke conclusie over de te beantwoorden probleemstelling, zullen vervolgens verdergaande conclusies worden getrokken, en zal een toekomstperspectief worden gegeven met betrekking tot het in dit onderzoek onderzochte probleem.