• No results found

975 Vergelijkende analyse van de maatregelen |

5 Vergelijkende analyse van de

975 Vergelijkende analyse van de maatregelen |

effectief naar 2030. Dit komt doordat het autopark autonoom schoner wordt. Op de korte termijn valt met deze maatregel duidelijk meer winst te boeken dan op de lange termijn. Het effect van de snelheidsmaatregel 100 km per uur neemt af van 27 ng/m3 in 2020 naar

20 ng/m3 in 2025 en 12 ng/m3 in 2030.

Het valt op dat de verhoging van de motorrijtuigenbelasting voor pre-RDE-dieselperso- nenauto’s in 2020 effectiever is dan de verhoging voor dieselauto’s zonder roetfilter. De motorrijtuigenbelastingmaatregel voor pre-RDE-auto’s grijpt in 2020 namelijk aan op vrijwel het hele dieselpark. Tot 2020 mogen er pre-RDE-diesels worden verkocht en in 2020 voldoet het grootste deel van het dieselautopark nog niet aan de RDE-norm. De motorrijtuigenbelastingmaatregel voor diesels zonder roetfilter grijpt aan op een veel kleiner deel van het park, namelijk alleen op auto’s van bouwjaar 2008/2009 en ouder (CE Delft 2019).

Kijken we naar de technische reductiepotentiëlen voor verkeer op de korte termijn (2020) dan is er een groot maximaal fijnstofreductiepotentieel berekend voor de volledige uitfasering van alle dieselpersonenauto’s en -bestelauto’s zonder roetfilter (figuur 5.1b). Dit technische potentieel voor dieselpersonenauto’s zonder filter bedraagt circa 32 ng/m3 in 2020. Ook

hier geldt dat het reductiepotentieel snel afneemt met de jaren. In 2025 en 2030 is dit potentieel respectievelijk 11 ng/m3 en 7 ng/m3. Het technisch potentieel bij volledige

uitfasering van dieselbestelauto’s zonder filter is groter dan bij personenauto’s, en bedraagt 52 ng/m3 in 2020, 18 ng/m3 in 2025 en 7 ng/m3 in 2030. Opgeteld gaat het voor alle diesels

zonder filter om een technisch reductiepotentieel van 84 ng/m3 in 2020, 29 ng/m3 in 2025

en 14 ng/m3 in 2030.

Figuur 5.1 laat zien dat met de aangenomen verhoging van de motorrijtuigenbelasting voor dieselvoertuigen zonder roetfilter (met 800 euro voor personenauto’s) maar een klein deel van het maximale reductiepotentieel in 2020 wordt ontsloten. Dit wordt verklaard doordat dat het hier gaat om een belastingmaatregel waarbij naar verwachting slechts een klein deel van de dieselrijders zonder filter reageert op de doorgerekende prijsprikkel. Met ander beleid, zoals een ver doorgevoerd lokaal milieuzoneringsbeleid of nog hogere prijsprikkels, is mogelijk een groter deel van het reductiepotentieel te realiseren. Het voorliggende PBL-onderzoek is bij aanvang afgebakend tot mogelijke nationale maatregelen. Er is geen onderzoek gedaan naar de effectiviteit van lokale milieuzoneringsmaatregelen.

Vergelijking fijnstofblootstellingswinst per uitgefaseerde oude kachel of dieselauto zonder filter

De gepresenteerde cijfers voor vervuilende kachels en dieselpersonenauto’s en -bestel - auto’s zonder filter maken het mogelijk om kentallen te berekenen voor de verwachte blootstellingswinst (gerekend over een heel jaar) per gesaneerde gemiddelde kachel of dieselauto. Deze kentallen laten in een oogopslag zien hoe effectief het is om een vervuilende kachel dan wel een vervuilende diesel zonder filter te verwijderen uit het park. Het berekend reductiepotentieel (84 ng/m3) voor uitfasering van 520.000 dieselpersonen-

potentieel (160 ng/m3) voor de volledige uitfasering van 175.000 verouderde houtkachels

in 2030. Kentallen zijn te berekenen door de gegeven blootstellingswinst te delen door het aantal gesaneerde auto’s/kachels. De resultaten laten zien dat het fijnstofblootstel- lingseffect voor de Nederlandse bevolking per gesaneerde houtkachel (gemiddeld bij uitfasering van CR en VR) een factor 6 groter is dan het fijnstofeffect van een vervroegde uitfasering van een diesel zonder roetfilter. Dit verschil wordt voor een belangrijk deel verklaard doordat houtkachels veel condenseer baar fijnstof uitstoten (zie hoofdstuk 2). Deze verschil in effectiviteit per gesaneerde kachel of dieselauto is relevant om mee te wegen bij de vormgeving van het toekomstige nationale en lokale luchtbeleid zoals dat ontwikkeld wordt in het Schone Luchtakkoord. Het is aan te bevelen om naast de aandacht die uitgaat naar de verschoning van het wagenpark door het weren van vervuilende diesels zonder roetfilter ook te kijken welke mogelijkheden er zijn om het bestaande kachelpark versneld te verschonen.

5.1.4

Kosteneffectiviteit maatregelen fijnstofblootstelling

Figuur 5.4 laat de kosteneffectiviteit van de beschouwde maatregelen in 2030 zien uitgedrukt als jaarlijkse kosten (miljoen euro) per eenheid fijnstofblootstellings vermindering (ng/m3)

(zie de bijlage voor de tabelresultaten).

Kijken we eerst naar de beleidsmaatregelen, dan zijn de geïdentificeerde beleidsmaatregelen voor particuliere houtstook niet alleen effectief maar ook kosteneffectief. De kosteneffec- tiviteit bedraagt 0,1 tot 0,2 miljoen euro per ng/m3 fijnstof. Het gaat om:

• de versnelde uitfasering van bestaande vervuilende CR- en VR-houtkachels (0,1 miljoen euro per ng/m3);

• een beperking van de gebruiksduur van open haarden (0,2 miljoen euro per ng/m3).

Bij de kosteninschattingen is rekening gehouden met de kosten die kachelbezitters moeten maken omdat ze eerder dan gepland een vervangingsinvestering moeten doen in een nieuwe kachel. Dit maakt dat een investering naar voren gehaald moet worden in de tijd. Daarnaast is in de kostenberekening rekening gehouden met de kosten die het Duitse systeem van reguliere tweejaarlijkse inspectie door erkende schoorsteenvegers met zich brengt. De volgende drie beleidsmaatregelen voor de landbouw zijn onder voorwaardenuitvoer- baar met geen of zeer beperkte meerkosten. Het gaat om:

• het toepassen van mestinjectie bij grasland op zand (aanpassing van de regeling voor het gebruik van meststoffen);

• een aangescherpte ammoniakemissie-eis voor nieuwe melkveestallen; • een aangescherpte ammoniakemissie-eis voor legkippen in volièrehuisvesting. Voor de maatregel gericht op het toepassen van mestinjectie geldt dat de kosten van deze nieuwe bemestingstechniek grofweg vergelijkbaar zijn met die van de oude. Mits de overgang van de oude naar de nieuwe techniek geleidelijk vorm krijgt, kan deze maatregel zonder substantiële meerkosten worden geïmplementeerd. Ook voor nieuwe melkvee stallen en legkippenstallen geldt dat schonere stallen niet duurder zijn dan de huidige typen.

99