• No results found

Beschouwde opties kunnen een significante bijdrage leveren aan een verdere verlaging van de blootstelling

aan fijnstof, stikstofdioxide en roet

Om een beeld te geven van de ordegrootte van de haalbare blootstellingseffecten met nationaal beleid zijn er indicatieve beleidsmaatregelpakketten samengesteld voor particuliere houtstook, wegverkeer, scheepvaart en landbouw. Deze pakketten geven een beeld van wat er haalbaar is in 2030 en 2020 met de in deze studie geïdentificeerde beleidsmaatregelen (zie tabel 1 en 2). In de pakketten voor 2030 is ook rekening gehouden met de kabinetsambitie voor de verkoop van nulemissieauto’s. De lage effectschatting voor dit streefbeeld is ook meegenomen in het pakket met nationale beleidsmaatregelen, omdat in het ontwerp-Klimaatakkoord een concreet maatregelpakket is uitgewerkt dat is gericht op de realisatie van deze ambitie. Op grond van de doorrekening van dit maatre- gelpakket uit het ontwerp-Klimaatakkoord lijkt de trage ingroeivariant het meest waarschijnlijk scenario. Dit scenario voor ingroei van nulemissiepersonenauto’s is

33 Kosten en effecten van opties voor nationaal luchtbeleid |

daarom meegenomen in het gegeven pakket. Ook de effecten van nationale motorrij- tuigenbelastingmaatregelen voor het onaantrekkelijk maken van vervuilende dieselauto’s zijn meegenomen in het pakket. Effecten van lokale maatregelen, zoals milieuzonerings- beleid, daarentegen zijn niet onderzocht in deze studie en maken dus ook geen deel uit van het gegeven beleidspakket. Er is gecorrigeerd voor overlap tussen maatregelen. Met het samengestelde pakket aan beleidsmaatregelen kan in 2030 een extra blootstel- lingseffect worden gerealiseerd van circa 340 nanogram fijnstof, 457 nanogram stikstofdi- oxide en 41 nanogram roet per kubieke meter (tabel 1). Afgezet tegen de totale geraamde blootstelling in 2030 door bronnen op Nederlands grondgebied (inclusief zeescheepvaart op het Nederlands Continentaal Plat) is dit een reductie met respectievelijk 10, 5 en 21 procent. De haalbare procentuele daling in roetblootstelling is in 2030 daarmee tweemaal zo groot als die voor fijnstof. Voor fijnstof en roet valt bij houtstook in kachels en open haarden de grootste potentiële winst te behalen. Voor stikstofdioxide valt vooral winst te behalen met maatregelen bij het wegverkeer, in het bijzonder beleid gericht op het bevorderen van de nieuwverkoop van nulemissieauto’s.

Het pakket voor houtstook in woningen domineert het resultaat voor fijnstof met een daling van 252 nanogram per kubieke meter. De effecten van de beleidspakketten voor verkeer en landbouw zijn veel kleiner, respectievelijk 63 en 25 nanogram per kubieke meter. Het gegeven beleidspakket voor verkeer gaat daarbij uit van het nationaal beprijzen van vervuilende dieselauto’s door middel van een forse verhoging van de motorrijtuigen- belasting. Het effect van dit prijsbeleid is echter klein, waardoor dit beleidspakket slechts een beperkt effect heeft op de uitfasering van vervuilende dieselauto’s. Met ander beleid, zoals een uitgebreid milieuzoneringsbeleid gericht op de uitfasering van vervuilende diesels, kan mogelijk een groter effect worden bereikt. Hoewel lokale luchtmaatregelen in deze studie niet zijn onderzocht, geeft de analyse van technische potentiëlen wel inzicht in effecten die bereikt kunnen worden met een ver doorgevoerd milieuzoneringsbeleid. De analyse van technische potentiëlen laat zien dat uitgaande van een volledige

uitfasering van alle dieselpersonenauto’s en -bestelauto’s zonder roetfilter in Nederland in 2030 een maximaal effect te behalen is van 13 nanogram per kubieke meter (zie tabel 1). Dit effect is klein, afgezet tegen het effect van een volledige uitfasering van vervuilende kachels. De bevindingen voor fijnstof (zie tabel 1) veranderen hierdoor dus niet wezenlijk: veruit de grootste bloostellingswinst is te behalen met een strenger beleid voor houtstook in woningen.

Op de korte termijn (2020, komende jaren) zijn alleen verkeersmaatregelen doorgerekend. Met het samengestelde pakket aan beleidsmaatregelen voor verkeer kan in 2030 een extra blootstellingsvermindering worden gerealiseerd van circa 65 nanogram fijnstof,

454 nanogram stikstofdioxide en 11 nanogram roet per kubieke meter (tabel 2).

Het theoretisch maximaal haalbare reductiepotentieel van het volledig weren van alle nog actieve dieselauto’s zonder roetfilter (circa 500.000) is op de korte termijn veel groter dan op de lange termijn. In 2020 gaat het om circa 240.000 nog actieve personenauto’s zonder filter en circa 290.000 bestelauto’s. Het maximaal haalbare fijnstofeffect bij volledige

uitfasering van deze auto’s is in 2020 84 nanogram voor fijnstof, 372 nanogram voor stikstofdioxide en 37 nanogram voor roet. Dit zijn grote effecten, in het bijzonder voor roet en stikstofdioxide (tabel 2). Het gaat hier om een tijdelijk effect, omdat het autopark door verjonging ook autonoom schoner wordt. In 2030 zijn deze maximaal haalbare effecten gedaald met 80 tot 85 procent (tabel 1).

Geconcludeerd kan worden dat er meerdere nationale opties beschikbaar zijn die met geen of beperkte meerkosten kunnen zorgen voor een significante vermindering in de blootstelling aan fijnstof, roet en stikstofdioxide. Voor een verdere verlaging van de fijnstofblootstelling op de lange termijn (2030) ligt het voor de hand nadruk te leggen op maatregelen bij houtkachels en open haarden. Deze maatregelen voor houtstook zijn veruit het meest effectief. De ambitie van het kabinet voor de verkoop van nulemissie- auto’s voor 2030 is een effectieve optie bij verkeer, maar met een aanzienlijk kleiner effect. Voor een verdere verlaging van de fijnstofblootstelling op de korte termijn (2020,

komende jaren) kan de uitfasering van vervuilende diesels zonder roetfilter (auto’s tot en met Euro4) effectief zijn, naast maatregelen bij binnenvaart en zeescheepvaart en een verregaande snelheidsverlaging op snelwegen naar 100 kilometer per uur. Voor een verdere reductie van stikstofdioxide in 2030 komen verkeersmaatregelen in beeld, in het bijzonder het bevorderen van de nieuwverkoop van nulemissieauto’s. Als het om de roetblootstelling gaat dan is de ordening van onderzochte beleidsmaatregelen naar effectiviteit op hoofdlijnen niet wezenlijk anders dan voor fijnstof. Voor zowel stikstof- dioxide en roet geldt dat er, net als voor fijnstof, op korte termijn een groot reductiepoten- tieel is berekend voor de volledige uitfasering van dieselpersonenauto’s en -bestelauto’s zonder filter. Bij geen van de indicatoren voor luchtkwaliteit ligt een nadruk op landbouw- maatregelen voor de hand – met als kanttekening dat we kijken naar de gemiddelde effecten in Nederland. Wel zijn de drie geanalyseerde beleidsmaatregelen in de landbouw uitvoerbaar met geen of beperkte nettomeerkosten. Voor deze maatregelen geldt dat de kosten van de nieuwe schonere techniek niet opvallend hoger liggen dan voor de oude techniek. Ook is een aantal innovatieve landbouwmaatregelen mogelijk tegen beperkte kosten zoals verhoging van de efficiency van de voerbenutting bij melkvee en meer beweiding van melkkoeien. Voor deze maatregelen geldt dat er investeringen moeten worden gepleegd (in technieken en/of kennis) waarvan wordt verwacht dat deze zich later terugverdienen.

Effect- en kostenschattingen zijn omgeven met een