• No results found

het verdwijnen van de comités

H5 Crisis in het FMLN en de El Salvador-comités

5.4 het verdwijnen van de comités

Niet alleen de crisis tussen de Nederlandse solidariteitscomités en de afname van de belangstelling van het FMLN hadden gezorgd voor het teruglopen van het aantal acties en van leden van de comités. Volgens Marja Kusters, lid van het El Salvador Komittee Utrecht, was ook het verloop van de oorlog een reden dat veel leden afhaakten. De verwachte snelle overwinning was uitgebleven en de bloederige oorlog duurde voort. De interesse van het 166 IISG, Archief YT, Inv. Nr. 231, inlichtingenbrief FMLN aan ESKN, 31 januari 1984.

167 IISG, Archief YT, Inv. Nr. 231, Ingezonden brief Pieter van Veenen aan ESKN, 21 februari 1984. 168 IISG, Archief YT, Inv. Nr. 238, interview met Leo Maduro van het ESKN in: weekblad BLUF, 6 juni 1985.

Nederlandse publiek was verplaatst en de acties van de comités leken weinig invloed te hebben op de verkorting van het conflict en de overwinning van het FMLN. In Utrecht gold ook dat de leden van het comité, bijna allemaal studenten, in een nieuwe levensfase terechtkwamen en minder tijd hadden om zich in te zetten voor de comités. Nieuwe aanwas was moeilijk te vinden aangezien de ‘schwung’ uit de beweging was.169

Veel kleine comités werden opgeheven, de grotere comités overleefden doordat ze zich aanpasten aan de tijd. De nadruk werd gelegd op het inzamelen van geld voor kleinschalige projecten in El Salvador en medische steun. Toch was er ook voor deze projecten niet meer zoveel aandacht. Dit was voor het El Salvador-comité Den Haag in 1988 ook de reden om zichzelf op te heffen. De laatste actie ‘Steun volkskliniekjes in El Salvador’ had ondanks de grote voorbereiding en publiciteit nauwelijks geld opgebracht.170

De afname van de populariteit van het FMLN en de solidariteitscomités begon met de plannen om een vreedzame oplossing voor het conflict te vinden. De crisis die dit veroorzaakte binnen het FMLN tastte het beeld van het FMLN als sterke eenheid aan. Bij de solidariteitscomités leidde de breuk met een deel van de FPL ook tot een scheuring in de nationale structuur. Dit had zijn weerslag op de effectiviteit van de comités en de grootte van de solidariteitsbasis waar de comités op konden rekenen. Tot slot was voor de leden van de comités de uitzichtloosheid van de situatie in El Salvador en het uitblijven van het resultaat van de acties ook een reden om met het werk te stoppen. Helaas leidden de plannen van het FMLN tot het vormen van een brede overgangsregering niet tot vrede. Dit zou nog tot 16 januari 1992 duren. Dit was voor de voorzitster van het GESK reden om op te stappen en zo verdwenen ook de laatste grote comités. Het El Salvador-comité Rotterdam vormt hierop een uitzondering, zij zetten zich nog steeds in voor de bevolking in El Salvador.171

Conclusie

169 Interview Marja Kusters, 29 mei 2015.

170 IISG, Archief YT, Inv. Nr. 1, brief aan leden en achterban ESKR, 17 november 1988. 171 IISG, Inv. Nr. BRO 1841/5, tijdschrift: El Salvador vergeten?Nee!.

Binnen de Nederlandse solidariteitsbeweging met El Salvador waren op het hoogtepunt in 1982 veertig El Salvadorcomités actief. Deze hoge mate van betrokkenheid bij de strijd van een guerrillabeweging in El Salvador is bijzonder te noemen. Het doel van dit onderzoek was het verklaren van de solidariteit met het FMLN en het in kaart brengen van de El Salvador- comités in Nederland. Hierbij besteedde ik ook aandacht aan de relatie tussen het FMLN en de El Salvadorcomités om te onderzoeken hoeverre de relatie tussen het FMLN en de comités gelijkwaardig was.

De ‘culturele revolutie’ in de jaren zestig wordt door onder andere James Kennedy en R. Inglehart gezien als het moment dat een betrokken samenleving ontstond. Het cultureel- maatschappelijke en later ook politieke gedachtegoed zorgde ervoor dat misstanden in de derde wereld actieve solidariteit opwekten. Zo ontstonden ontwikkelingsorganisaties en landencomités. Niek Pas laat echter in zijn studie zien dat al in de jaren vijftig sprake was van transnationale solidariteit met de Algerijnen, geïnitieerd door progressieve journalisten en de solidariteitscomités met de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd. De historicus Giuliano Garavini voegt hier nog aan toe dat ‘de ontdekking van de derde wereld’ niet een eenzijdig Westers proces was. Vanaf de jaren vijftig heeft de derde wereld haar stem laten horen tijdens de Bandung conferentie, tijdens vergaderingen van de VN en door middel van het actief zoeken naar transnationale solidariteit.

Het Franse tiers-mondisme en de onafhankelijkheidsoorlog met Algerije wekten de interesse van de progressieve pers en intellectuelen in Nederland. De eerste solidariteitscomités werden in de jaren vijftig opgericht en ook vanuit kerkelijke hoek groeide de interesse voor ontwikkelingshulp. In de jaren zestig groeide de interesse voor de derde wereld als gevolg van de gestegen welvaart, de introductie van de televisie en de ontzuiling. Internationale thema’s kwamen meer op de voorgrond en de derde wereld werd door de televisie zichtbaar. De Derde Wereldbeweging richtte zich eerst nog vooral op het bestrijden van armoede. Later onder invloed van een nieuwe kritische generatie kwam er steeds meer aandacht voor het hervormen van de economische wereldorde en het verkleinen van sociale ongelijkheid.

In de jaren zeventig groeide de Derde Wereldbeweging en vooral het aantal landencomités aanzienlijk. Dit kwam onder andere doordat veel standpunten van de Derde wereldbeweging overgenomen werden door maatschappelijke organisaties zoals de Evert Vermeer Stichting en de NOVIB. Hierdoor werd het lidmaatschap van een solidariteitscomité niet langer als radicaal maar juist als een daad van rechtvaardigheid gezien. Ook de kritische

houding van linkse politici in het geval van Chili en Vietnam had bijgedragen aan het publieke debat over solidariteit met de derde wereld. Bovendien was het politieke klimaat gunstig met het oud-Chilicomité lid Jan Pronk als minister van ontwikkelingssamenwerking. Via de NCO vloeide veel subsidie naar de solidariteitscomités.

Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig heerste in linkse en progressieve kringen een afkeer van het oude koude- oorlogsdenken en het imperialisme van de Verenigde Staten. De overwinning van de socialistische regering in Nicaragua stemde links-progressief Nederland optimistisch over een socialistisch alternatief voor derde wereldlanden. De solidariteit met de Sandinisten was groot, mede dankzij de actieve rol die de Sandinisten speelden bij het zoeken en coördineren van deze steun en solidariteit in West-Europa. Leden van de landencomités leerden welke strategieën het best werkten om onderdrukte groepen te steunen, bedrijven te boycotten en invloed uit te oefenen op de regering. De verkregen kennis en opgebouwde solidariteitsnetwerken werden meegenomen naar een volgend landencomité. Zo waren de omstandigheden voor het ontstaan van een breed gedragen solidariteitsnetwerk voor El Salvador begin jaren tachtig gunstig.

Het ESKN werd in 1979 opgericht nadat de groep benaderd was door afgezanten van het FMLN die op zoek waren naar solidariteit in West-Europa. De dood van aartsbisschop Romero in 1980 gaf de strijd van de El Salvadoranen internationale bekendheid en dit zorgde voor het ontstaan van veel plaatselijke comités. De formatie van het FMLN en het begin van de burgeroorlog in 1981 leidde tot een omslag in de focus van de comités. De hulp was niet langer alleen humanitair maar steeds vaker ook politiek en economisch van aard ter ondersteuning van het FMLN. Er werden veel demonstraties, manifestaties en inzamelingsacties gehouden door de comités. Bij de demonstraties waren ook politieke partijen betrokken waaronder de PvdA, D’66, PSP, PPR en de CPN. Toch waren de comités en de burgeroorlog tot 1982 redelijk onbekend bij het grote publiek.

Dit veranderde toen op 17 maart 1982 vier IKON-journalisten werden vermoord. De publieke verontwaardiging was groot evenals het aantal demonstranten dat deelnam aan de demonstraties tegen de regering Duarte en de Amerikaanse inmenging in het conflict. Het FMLN hoopte dat de Nederlandse regering serieuze stappen tegen de regering Duarte zou ondernemen en stuurde een hoge delegatie van het FMLN om dit te bewerkstelligen. Het onderzoek naar de moord kon echter geen uitsluitsel geven over de daders en dus werden er geen politieke stappen ondernomen. Ondertussen verstevigde het FMLN haar grip op de

solidariteitscomités. Er werd een Europees platform opgericht om de acties van de verschillende comités beter aan te sturen en te coördineren.

De verstevigde grip van het FMLN zou de effectiviteit van de solidariteitscomités moeten vergroten. Crisis binnen het FMLN zorgde echter voor het omgekeerde effect. In 1983 splitste een van de vijf guerrillabewegingen zich af van het FMLN. Dit was de beweging die in West-Europa in 1979 actief was geweest bij het opzetten van solidariteitscomités. Dit leidde tot problemen voor het ESKN dat vasthield aan de contacten met de afgesplitste beweging. De crisis binnen het FMLN en tussen de Nederlandse solidariteitscomités deed af aan de aantrekkingskracht van de comités. Ook de goede relaties tussen de Nederlandse regering en de regering Duarte leidden tot pessimisme over het nut van de comités. Uiteindelijk verschoof zelfs de aandacht van het FMLN naar het politieke middenveld. De comités hadden weinig tot geen politieke invloed kunnen uitoefenen en waren vooral geschikt om geld in te zamelen. De verminderde publieke aandacht, de beperkte politieke mogelijkheden en de desinteresse van het FMLN leidden uiteindelijk tot het verdwijnen van veel van de comités.

Dat op het hoogtepunt van de solidariteit met El Salvador maar liefst veertig plaatselijke comités actief waren had dus te maken met de moord op de vier IKON- journalisten, maar dit verklaarde niet alles. Vóór de moord op de journalisten was al een breed netwerk aan solidariteitscomités ontstaan en hadden al veel acties plaatsgevonden. De Derde Wereldbeweging was in de jaren vijftig, zestig en zeventig flink gegroeid en de maatschappelijke en politieke betrokkenheid bij onrecht in de derde wereld was bij een deel van de bevolking groot. Bovendien was het FMLN succesvol geweest in het mede oprichten van de comités. De relatie tussen het FMLN en de comités was vruchtbaar en gebaseerd op wederzijds vertrouwen en respect. Zo kan met recht gesteld worden dat Christiaens’ uitspraak: ‘For one thing, whereas it is commonplace to say that Western progressives discovered the Third World, this article argued that the reverse was also true, and that the latter often preceded the former’172 ook geldt voor het FMLN. Hiermee is mijn onderzoeksvraag

beantwoord.

In mijn onderzoek heb ik de solidariteitscomités in Nederland en de betrekkingen met het FMLN vanuit Nederlands perspectief in kaart gebracht. In hoofdstuk twee heb ik de oorzaken van de burgeroorlog in El Salvador alsmede het verloop van het conflict uiteen gezet. Dit heb ik vanuit het perspectief van El Salvador gedaan. Hector Pérla belichtte in zijn 172 Christiaens, ‘Between diplomacy and solidarity’, 628.

onderzoek naar de verbindingen tussen het FMLN en solidariteitscomités in de Verenigde Staten beide perspectieven en concludeerde dat er op gelijke voet werd samengewerkt. Het werk dat de Amerikaanse comités verrichten beïnvloedde de publieke opinie waardoor de Amerikaanse regering in 1981 niet in staat was openlijk geld en wapens te leveren aan El Salvador. Dit was precies het doel van het FMLN. Hoe het FMLN aankeek tegen de solidariteitscomités in West-Europa is niet met zekerheid te zeggen. Onderzoek naar het buitenlandbeleid van het FMLN ten aanzien van West-Europese solidariteitscomités zal een welkome aanvulling geven op mijn onderzoek.