• No results found

Verder zijn als speciale Christelijke traktaten ver- ver-schenen eenige met polemiseerende strekking

Onder deze rangschikken wij die, welke uitgaan van de vereeniging „Immanuel", die 31 October 1925 te Apeldoorn opgericht werd, welker doel niet is het evan-geliseeren in den gewonen zin van het woord, maar vooral het arbeiden onder kringen, waarin de Roomsche gods-dienst beleden wordt. Meer bepaald wordt dit aldus omschreven: „het doel der vereeniging is, het verbreiden van de zuivere beginselen van Gods Woord naar Calvi-nistische opvatting, onder dwalende Christenen, in de eerste plaats onder Roomsch-Katholieken." De traktaten van deze vereeniging zijn vooral van de hand van den Heer J. L. A. B. Duynstee, die vroeger tot de Roomsche kerk behoorde en daar kloosterbroeder was. Van zijn hand verscheen een tweetal, dat in Apeldoorn en in Brabant en Limburg verspreid werd.

De strekking leeren we al dadelijk kennen, als we lezen: „Vastendispensatiën". Het geeft eerst aan, de vastendispensatiën, die voor het aartsbisdom en alle andere bisdommen, en aan de geheele Roomsch-Katho-lieke kerkgemeenschap bekend zijn gemaakt. Nadat de

dagen genoemd zijn, die voor het vasten bestemd zijn, heet het: „Op al deze dagen zijn tot vasten verplicht, zij, welke tot de gemeenschap der kerk, der geloovigen van Christus' kerk, behooren. Zij moeten zich op die dagen weten te onthouden van alles wat aangaat wereldsgezind-heid, bijgeloof, danspartijen, herberg- of cafébezoek, en verder alles wat in strijd is met een echt Christelijke

75

levenswandel.'' En dan worden deze dagen vervolgens aan de critiek der Heilige Schrift onderworpen. De schrij-ver beroept zich op wat de apostel Paulus in Romeinen 3 : 19—28 zegt, van de rechtvaardigmaking door het ge-loof, „zonder de werken". Zij, die dus meenen, dat zij gerechtvaardigd zullen worden, of verdiensten zullen vergaderen bijv., door zich te onthouden van vleesch, enz., zijn dus, volgens den apostel, in dwaling.

Voorts beroept het traktaatje zich op wat de Roomsche kerk in haar Catechismus zelf zegt. De Nederlandsche Catechismus zegt het duidelijk in vraag 81 der 9e Les.

„Kon de mensch zich zelf niet verlossen?

Antw.: De mensch kon zich zelf niet verlossen; want God eischte voor de zonde een voldoening van oneindige waarde.

De Catechismus voegt er in den uitleg aan toe:

81: Geen schepsel kon aan God ten volle voldoening geven. Geen mensch, geen engel, geen enkel schepsel kan oneindige voldoening geven. Dat kan alleen een persoon die zelf oneindig volmaakt is. (Jezus Christus.)

De Nederlandsche Catechismus der R.-K. kerk zegt het dus duidelijk, dat geen mensch ten volle voldoening aan God kan geven voor zijne zonden. A l s Jezus het dus niet voor den mensch gedaan heeft, en Hij dus niet is een volkomen Zaligmaker, dan geeft de R.-K. Catechis-mus de treurige mededeeling, dat al haar geloovigen ver-loren zijn en blijven (ook niettegenstaande hun vasten ter zaligheid). Aangezien'allen nu weten, dat de Eeuwige Heerlijkheid te verkrijgen is, zoo moet dus in de leer der R.-K. kerk, alsmede in het door haar opgelegde vasten, noodig tot verkrijging der zaligheid, onwaarheid en leu-gen schuilen, van welke (de leuleu-gen nJ.) de duivel de vader is."

Verder wordt in het blaadje een beroep gedaan op 1 Tim. 4 : 1—5, terwijl het voortgaat:

„Daar het nu in strijd met Gods H. Woord is, om zich tot verkrijging der eeuwige heerlijkheid of het verzame-len van verdiensten, om daardoor vergeving der zonden te bekomen, zich te onthouden van spijze, die God schapen heeft tot nuttiging met dankzegging voor de ge-loovigen en die de waarheid hebben bekend, zoo kondigen wij alle R.-Katholieken aan, dat hun door het algenoeg-zame verlossingswerk van Jezus Christus dispensatie (d.i.

ontheffing) is verleend van alle schaduwachtige wetten, waaronder ook begrepen is het vasten en het zich ont-houden van spijze, en prediken wij hun door deze dat alléén het geloof in Jezus' H. Bloed, het geloof in Jezus, dat Hij is hun eenige Borg en Middelaar, zoo volkomen dat zij daarenboven niets behoeven, hen zal behouden tot en voor de eeuwige heerlijkheid. Dat buiten het geloof in Jezus, buiten Zijne verlossing, geen zaligheid mogelijk is; dat geen mensch (volgens de Nederlandsche Catechis-mus der R.-K.) aan God voldoening kan geven, waartoe noodig was een persoon van oneindige waarde, welke is Jezus Christus, en dat buiten Jezus geen zaligheid ver-kregen kan worden."

Men ziet dus, op welke scherpe manier de leeringen der Roomsche kerk aangevallen worden.

Op gelijke wijze geschiedt dit in het traktaat van den Heer Van Duynstee, over het Vagevuur.

Eerst wordt de zaak toegelicht: De R.-Kath. Catechis-mus spreekt in vraag 177 „Welke zielen gaan naar het vagevuur", waarop ten antwoord gegeven wordt: „Naar het vagevuur gaan de zielen van hen, die sterven in staat van genade, maar nog niet geheel voldaan hebben voor hun zonden", en in vraag 188 heet het: „Hoelang blijven de zielen in het vagevuur?", waarop gezegd wordt: „De zielen blijven in het vagevuur, totdat zij door haar lijden haar zondestraffen geheel hebben uitgeboet, of door de hulp van anderen verlost worden." Nu is het, alzoo

ver-77

-volgt het blaadje, vanaf 1842, onder de R.-Katholieken de gewoonte, om voor de zielerust der afgestorvenen mis-offers te doen opdragen, teneinde daardoor de pijnen en het lijden der afgestorvenen in het vagevuur te verzach-ten of te verkorverzach-ten. Daarop zegt de schrijver:

„Roomsch-Katholieken, bij het heil uwer zielen, geeft u toch eens wat meer moeite voor de zaak uwer eeuwige zaligheid. Gaat toch niet alles wat gij in uw kerk te hooren krijgt, zoo achteloos voorbij. Opent daarvoor eens meer uwe ooren en raftter en overweeg in het bijzonder datgene, hetwelk gij op Allerzielendag door uw geeste-lijkheid vanaf het altaar of preekgestöèlte hoort voor-lezen; n.m. het Evangelie van Johannes, alsmede het ge-deelte uit den brief van den Apostel Paulus aan de Thes-salonicenzen. Dan wordt u voorgelezen het volgende:

Epistel uit den brief van den Apostel Paulus aan de Thessalonicenzen, hoofdstuk 4, vers 13 en 14, aldus:

Vers 13: Doch, broeders, ik wil niet, dat gij onwetende zijt van degenen, die ontslapen zijn, opdat gij niet be-droefd zijt, gelijk als de anderen, die geene hoop hebben.

Vers 14: Want indien wij gelooven, dat JeZus gestor-ven is en verrezen, alzoo zal ook God degenen, die ont-slapen zijn, wederbrengen met Hem."

En op deze laatste uitspraak van Paulus ingaande, vervolgt dan de schrijver:

„Paulus spreekt hier toch niet over een vagevuur, waar-in de afgestorvenen zouden vertoeven. Paulus zegt enkel:

Indien zij ontslapen zijn in Jezus, d.i. in het geloof in Hem en in Hem alléén, Hem erkennende als éénigén Borg en éénigen Middelaar, zonder aanspraak te kunnen maken op eigen verdiensten of van welk ander schepsel ook, wetende dat zij in zichzelf geheel verwerpelijk zijn en alléén behouden worden door het zoenoffer van Jezus en door Zijne genade om niet worden gerechtvaardigd.

Als zij aldus in Jezus ontslapen zijn, ;dan zal God hén

wederbrengen met Hem. En indien zij niet aldus in Jezus ontslapen zijn, zoo zullen zij niet wedergebracht worden met Hem, ook al worden er nog zoovele zielemissen door R.-K. priesters voor hen opgedragen, - aangezien deze zielemissen berusten op uitvindingen en verzinselen van menschen. Indien dus uwe afgestorvenen ontslapen zijn in Christus, zoo behoeft gij voor hen niet te bidden en behoeven zij uwe hulp niet, want zij worden wederge-bracht met Christus. En indien zij niet in Jezus ontslapen zijn, zoo is al uwe moeite tevergeefs, want volgens Gods H. Woord zullen zij niet wedergebracht worden, ook niet door de misoffers, welke de R.-K. Kerk daartoe heeft ingesteld."

Ziehier eenige voorbeelden van de wijze, waarop de gewezen kloosterling, de Heer Duynstee, in de traktaten de Roomsche kerk aanvalt.

En wanneer wij nu ons oordeel moeten uitspreken over deze lectuur, dan kunnen we al dadelijk niet anders zeg-gen, dan dat ze over 't algemeen zakelijk gesteld is. Bij lectuur van dien aard is dit een eerste vereischte. Geluk-kig dat de toon dan ook anders is, dan, zooals die ge-vonden wordt in het voorwoord van een der brochures van de vereeniging, waarin de schrijver zich ten doel stelt: „te waarschuwen en voor te lichten, die in goed vertrouwen en blindelings de leidslieden der kerk volgen, welke laatste, tegen beter weten in, misbruik weten te maken van de goedgeloovigheid hunner volgelingen en dezen door listigheid en bedrog verstrikken in een warnet van leerstukken, welke hun grondslag vinden in het fan-tastisch brein van hen, die er op uit zijn, de schare te misleiden." Want het moge verklaarbaar zijn, dat iemand, na van nabij het leven en werken gadegeslagen te hebben van een kerk, die hij al meer leert veroordeelen, tot een felle aanklacht komt, temeer als hij getuigt twintig jaar lang rondgedoold te hebben in een doolhof van

mensche-79

lijke vindselen en verdichtselen; en zelfs het eenvoudig glas water niet te hebben durven drinken, zonder toe-stemming van den kloosteroverste — het gaat toch te ver, als men dan generaliseert, en van de leidslieden der kerk spreekt als menschen, die tegen beter weten in, misbruik weten te maken van de goedgeloovigheid hunner volge-lingen, en dezen door listigheid en bedrog verstrikken in een warnet van leerstukken, enz. A l veroordeelen wij immers nog zoo de leer van een bepaalde kerk, al keeren we ons zelfs met verontwaardiging van hare zienswijzen af, dit neemt toch niet weg, dat er onder de leidslieden genoeg mannen zijn, die te goeder trouw en eerlijk over-tuigd zijn, dat zij de waarheid aan hunne zijde hebben.

Daarom moet het zakelijke en niet het persoonlijke den doorslag geven. En in de traktaten komt dit wel tot zijn recht. Ze zijn met kennis van zaken geschreven, boven-dien met de warmte der overtuiging, zoodat zij niet zullen nalaten, indruk te maken bij wie ze aandachtig leest.

Trouwens, hoe de invloed van dergelijke traktaten niet onderschat wordt, blijkt wel uit den tegenweer, die aan het traktaat „Allerzielen", October 1925, te Apeldoorn van de zijde der Roomsche geestelijkheid geboden werd, door een schrijven van pater Van Rhijn. Wie onder de R.-Katholieken evangeliseeren wil, doet goed, ook van deze traktaten van „Immanuel" kennis te nemen. Ze kunnen uitnemend dienst doen om de Roomsche dwalin-gen te bestrijden, die velen een verhindering zijn op den weg der zaligheid.

C. Van speciaal karakter, vanwege het bizonder doel, zijn ook de traktaten, nu en dan uitgegeven, vanwege de vereeniging „Het evangelie in Spanje", geschreven door Don Manuel Carrasco, in leven predikant bij de Spaansch Hervormde gemeente van Malaga (Spanje). Zij hebben tot doel op te wekken om den evangelisatiearbeid in

Spanje te steunen. Voorts de traktaten, die door „Elim"

te Rotterdam, onder de doortrekkende Joden uit Rus-land, Polen, enz., verspreid worden (welke betrokken worden van de London Tract Society, in zoover zij gesteld zijn in het Hebreeuwsch, Russisch, Poolsch, enz.) Einde-lijk de traktaten van het Gebedenverbond voor Israël, Eysden (L.), uitgave van het Geert Groote-Genootschap, met name gericht op de bekeering van Israël.

Verder vallen hieronder kleine geschriften als: „Wen-ken voor jonge bekeerlingen", zoo nu en dan uitgegeven door het Leger des Heils, hier te lande.

2. ANTI-CHRISTELIJKE SPECIALE TRAKTATEN.

Een andere groep van speciale traktaten, die in de laatste jaren het licht zagen, wordt voornamelijk gevormd door geschriften, die beoogen bepaalde onchristelijke theoriën onder het volk te verspreiden.

A . Vooral noemen we hier de blaadjes, die verspreid worden door de theosofische Vereeniging: Het Karma en Reïncarnatie-legioen.*)

Deze vereeniging begon haar arbeid in 1910, onder lei-ding van Dr. Weller van Hook. Haar streven is „de kennis van Karma en Reïncarnatie" te verspreiden. Zij tracht dit doel te bereiken door kleine vlugschriften en blaadjes, die versierd zijn met het opschrift:

Karma- «n Reïncarnatie

Legioen

') Gevestigd Valkenboschlaan 183, Den Haag.

81

Inzage van deze blaadjes overtuigt al dadelijk van haar anti-christelijk karakter. Van den weg der verlos-sing, in Christus geopenbaard, wordt bier de stelligste loochening openbaar, en op den weg van zelfverlossing, laat deze beweging de modernen nog achter zich, daar zij zelfs een persoonlijk God geheel uitschakelt. Alles is afhankelijk van een wet, die in het leven werkt. Die wet noemt men Karma. Hoe er een wet zijn kan, zonder wetgever, dit probleem wordt niet opgelost. Men stelt het zich echter zoo voor: „Karma is de wet van oorzaak en gevolg in de lagere geestelijke werelden, waarin de nog onvolmaakte menschen leven en wedergeboren moe-ten worden. Vandaar dat, zooals de mensch zaait, hij ook zal maaien. Alle handelingen, alle gevoelens, alle gedach-ten, alle motieven brengen hun overeenkomstig recht-matig gevolg mede, óf in het levenstijdperk, waarin zij voorvallen, óf in een volgend levenstijdperk." „Weder-geboorte of reïncarnatie is de terugkomst van den mensch in dat stadium van zijn rondgang door het leven, waarin hij een stoffelijk lichaam moet dragen. Zoo gaat ieder mensch door vele aardlevens. De menschen houden nim-mer op te leven, zij veranderen slechts hun wijze van leven. Dit terugkeeren tot het leven „op aarde" moet ieder mensch doorloopen, totdat hij de kennis en de kracht verworven heeft, om het leven in de hoogere gees-teswerelden zich eigen te maken."

Hier is dus een levensbeschouwing aan het woord, die lijnrecht ingaat tegen de waarheid der Heilige Schrift.

Want, al kan er niet genoeg de nadruk op gelegd worden, dat ieder mensch eens rekenschap zal afleggen van alles wat hij gedaan, gesproken en gedacht heeft, en de ver-gelding niet uitblijven zal, het is niet anders dan pan-theïsme, zoo men aan een wet van rechtvaardigheid de geschiedenis van een menschenleven vasthaken wil. En het is dan ook volkomen met het Christelijk geloof

onbe-6

staanbaar; want hoe men ook blijft aanhalen de woorden der Schrift, als: „Wat de mensch zaait, dat zal hij maaien", en: „Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien", en „God is liefde", en hoe men blijft spreken van den hemel, van God en Christus, men heeft zijn eigen verlossingsweg en cijfert geheel de openbaring van Gods barmhartigheid en rechtvaardigheid in Christus weg; men heeft geen oog voor uitspraken der Schrift, als:

„Mij komt de wrake toe, Ik zal het vergelden, zegt de Heere" (Rom. 12 :19, vg. Hebr. 10 :30), en: „Wij allen moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, enz." (2 Cor. 5 : 10). Daarom, hoewel het in zekeren zin waar is, wat de theosofische vereeniging bo-vengenoemd in haar traktaten beweert, „dat er nergens eenige onrechtvaardigheid in het heelal is, en dat ieder voorval in het leven, wanneer wij dat in zijn geheel kunnen zien, i n werkelijkheid een deel is van het werk van een volmaakte wet van oorzaak en gevolg, die smette-loos is in haar rechtvaardigheid", toch is haar leer als zoodanig onwaar, omdat zij de regeering en vergelding van een persoonlijk God loochent, en buiten den weg des geloof s in Christus om, den mensch de schepper doet zijn van zijn eigen toekomstig levenslot.

B. Onder de speciale traktaten van anti-christelijke zijde, kunnen wij eindelijk ook rangschikken de blaadjes, die op verschillende tijden door de Sociaal-Democrati-sche Arbeiderspartij worden verspreid, en veelal onder den naam manifest onder het volk worden gebracht. Her-haalde pogingen, tot verkrijging en inzage van de ver-schenen nummers, hadden slechts pover resultaat. Toch waren er eenige binnen ons bereik. Uit onze eigen

pape-rassen liggen, uit het begin van de laatste 25 jaren, vóér ons: „Wie Hegt?", „Aan het Nederlandsche volk" en

„Het eerst noodige", geschreven in de periode, volgend

83

op de staking van 1903, inhoudende allerlei eischen aan de Regeering, op dreigenden toon voorgelegd (o.a. van algemeen kiesrecht), en met ophitsing van het volk, om, zoo noodig, van zijn macht gebruik te maken, waarin we hooren naklinken het woord van 1903: „heel het rader-werk staat stil, als uw machtige arm het wil".

Verder kwamen ons onder de aandacht eenige vlug-schriften van politieken aard, die er als traktaten uit-zien, en er op berekend zijn, op de volksovertuigingen in te werken. Schoon al deze kleine geschriftjes, die in menigte verspreid worden, een politiek doel beoogen, toch is het merkwaardig, dat men niet ophoudt, bij alle gelegenheid het Christelijk geloof te ondermijnen en de Christelijke levensbeschouwing te bestrijden. Verwijt op verwijt aan het adres van den Christelijken godsdienst en de Christenen. Men „doet" zelf niet aan het geloof, maar legt den last op andere schouders. De godsdienst had het moeten doen, had moeten zorgen, dat er geen scheeve toestanden, geen ellende in de wereld was en geen haat. „De godsdienst, die toch als een der eerste dingen leert, den medemensen als een broeder te be-schouwen", heeft zijn doel gemist, na al die eeuwen van kerkgang en godsdienstonderwijs. Zoo wordt het schul-denregister opgemaakt. En zoo ziet men het vliegend blaadje, ook in dienst der politiek, zijdelings gebruikt, om aan de Christelijke levensovertuiging afbreuk te doen.

En niet zonder vrucht, want ongetwijfeld is de vooruit-gang van de Sociaal-Democratie, in de laatste 30, 40 jaar, ook een gevolg van haar rustelooze propaganda. Een spoorslag voor allen evangelisatiearbeid, om nimmer in ijver te vertragen.

A A N H A N G S E L .

Hoewel wij tot taak hadden, rond te blikken op eigen, erve, willen wij tenslotte eenige genootschappen noemen van over de grenzen. Meer dan een enkele greep kunnen We, als van zelf, ons hierbij niet veroorloven, en verder dan de opgave der verschillende corporaties kunnen wij niet gaan. Alleen van het Engelsche genootschap: Religi-ous Trad Society, in het begin van dit geschriftje ver-meld, zij hier bizonderlijk melding gemaakt. In 1799 op-gericht, gaat het tot den huidigen dag met zijn arbeid voort, met een ijver, die aan alle hare zustervereenigingen tot voorbeeld gesteld mag worden. Het heeft zijn depóts over heel de wereld. Ook meenen wij te mogen zeggen, dat het tot heden toe, trouw gebleven is aan den eisch, die het voor de uit te geven traktaten, reeds in de statuten, vastgelegd had.

Om den verbazenden omvang van de traktaten, die ook.

in de laatste 25 jaren verschenen zijn, te overzien, moeten, wij in het oog houden de verschillende series. De vereeni-ging geeft bijv. uit: Schriftverklaringen. Een woord, dat de hoofdgedachte van den tekst behelst, wordt dan met vette letter boven het blaadje gedrukt, en verder een korte, evangelische verklaring gegeven. Dan zijn er volksvragen, die o.a. behandelen verschillende geschil-punten met Rome, het ontstaan van den bijbel, het plaats-vervangend verlossingswerk van Christus. Voorts ge-schiedkundige series (bijv. Johannes Husz, Latimer, Tyn-dale, Wicliff), Zendingsseries, Wonderlijke levenswoor-den, Woorden van welkom, Traktaten in briefvorm, een.

serie voor vrouwen, een voor jongens, enz. enz. De mooiste serie is wel The new large type serie. We gelooven wel, te

mogen zeggen, dat aan deze, wat uitvoering aangaat, de

mogen zeggen, dat aan deze, wat uitvoering aangaat, de