• No results found

Ten slotte zij hier vermeld dat er ook een genre Christelijke traktaten bestaat, uitgegeven door op zich

zelf staande colporteurs. Zoo ontmoetten we in Augustus

1926 een „evangelist", die, naar zijn inlichtingen, oud-Gereformeerd was, behoorende, zooals hij zeide, tot „de kerk van Ds. Kersten". Deze man verspreidde voor eigen rekening en voordeel, blaadjes, „uit louter liefde voor de ellendige menschen", zooals er op gedrukt staat. Hij dient zich zelf aan met het woord: „In mij leeft de roep-stem „zaait aan alle wateren", afgezien welke religie de mensch is toegedaan, hulp bieden, waar zulks noodig is, tot opvoering van een hooger peil en punt van beschaving, troost bieden aan ellendigen, zooveel het God moge be-hagen ons daartoe in staat te stellen; men denke hier aan zoovelen welke als op den rand van den afgrond staan door gruwelijk drankmisbruik, welke wij in de kracht Gods trachten voor een gewissen ondergang te behoe-den "

Deze traktaatverspreiding, al moge ze te goeder trouw zijn, zal zeker niet de meeste vrucht afwerpen.

Immers het vertrouwen: in dergelijke persoonlijke trak-taatuitgave, die niet belangeloos geschiedt, wordt niet gevoed door het feit, dat er verscheidene van zulke ondernemingen suspect verklaard moeten worden. Som-mige werden ons als „oplichterszaakjes" genoemd.

In dit verband trok onze aandacht een artikeltje in de a.r. „Rotterdammer" van Maandag 29 Aug. 1927, waar een inzender de ontmoeting verhaalt met een colporteur

33

van een z.g. Vrije evangelische Stad en Landzending, x) aan het strand te Scheveningen, waarbij o.a. het volgend gesprek gewerd werd:

„Mijnheer", zoo begon een dezer ongewone strand-discoursen, „mag ik even uw aandacht hebben? — Neen, schrik maar niet, ik ben niet van de belasting "

„U ziet er toch wel uit als een deurwaarder, met uw leeren taschje vol papieren!"

„Zeker, maar dat is toch niet zoo; ik kom hier de menschen op het strand een betere boodschap brengen.

Ziet u dit blaadje maar eens in."

„O, evangelisatie! Juist! Van welke kerk gaat dit uit?

Dat wil ik wel weten, vóór u verder gaat."

„Van welke kerk? Dit gaat niet uit van een kerk, zooals u het bedoelt. Ja, eigenlijk toch wel van een kerk:

de groote, algemeene kerk, die gevormd wordt door alle kerken tezamen."

„Maar hier zit dan toch een organisatie achter? Welke personen zitten daarin? "

(Nadat de namen genoemd waren van de leiders):

„Spaar u dan maar verdere moeite, meneer, die namen ken ik veel te goed. U behoeft niet verder met mij te praten."

„Meneer, u bent een arme man, u bent nog heelemaal vleeschelijk."

') Toen dit geschrift gereed lag voor de drukkerij, lazen we in de „Rotterdammer" (van 28 Febr. '28) het verslag van een lezing, die de Heer G. van Boekei, Secretaris van den Armenraad te Arnhem, aldaar in Febr. '28 gehouden heeft over het onderwerp: „Stroop-' tochten van oplichters". Daarin signaleerde hij verschillende onder-nemingen, die louter op bedriegelijke wijze geldinzamelingen houden;

onder de lijst die hij gaf, komt ook voor de Stad en Land-Zending

!e Rotterdam, waarvan de leider-organisator was iemand, die mis-bruik maakte van sterken drank, en reeds wegens zedendelicten gevangenisstraf had ondergaan. Of deze „zending" idenüsch is met bovengenoemde is ons niet bekend, maar de vermelding blijft ter waarschuwing van kracht.

3

„Goed hoor, dan bent u zeker heelemaal geestelijk!"

„Ja zeker, ben ik dat! U bent een goddeloos mensch (de spreker wordt rood van kwaadheid). Ik hoop dat we elkaar nog eens ontmoeten '

„Meneer, praat u nu liever niet verder tegen mij. Het laat me absoluut koud hoe u over mij denkt. Toe, neem uw papiertje alstublieft terug; ik wil het niet hebben."

„U noemt mij tenminste nog „mijnheer"; daar ben ik blij om. U bent heelemaal geen mijnheer. U bent een goddelooze man, u bent een onbeschofte kerel, u teekent u zelf dat u Gereformeerd bent, met uw vragen naar de kerk, u bent " e r volgden nog eenige liefelijke kwali-ficaties, die we ons niet meer herinneren."

Inderdaad bij dit verslag kan men niet bepaald zeggen dat er van zekere traktaatverspreiding een frissche geur uitgaat. Wij onderzoeken deze niet verder.

2. GEREFORMEERDE TRAKTATEN.

In de laatste 25 jaren is niet het minst van Gerefor-meerde zijde de traktaatverspreiding met kracht voort-gezet. Vooral het traktaatgenootschap „Filippus" heeft in dezen tijd weer vele traktaten het licht doen zien; de Zondagsschoolvereeniging „Jachin" gaf een en ander;

daarbij kwamen o.a. bekende uitgevers met nieuwe uit-gaven in dezen aan de markt.

A . Uit aanmerking van den ouderdom, dien wij eeren, wijden wij aan de Gereformeerde Zondagsschoolvereeni-ging „Jachin"%) hier eerst onze aandacht. Deze vereeni-ging is gesticht 14 Nov. 1871 en is dus 57 jaar oud. *)

M Het Bestuur van deze Vereeniging bestaat thans uit de HJL Prof. Dr. F. w*. Grosheide, 1ste voorz., Ds. J. N. Lindeboom, 2de voorz., A. Boot, 1ste secr., Ds. J. P. Tazelaar, 2de secr., P. Koster, penningmeester.

') Men vindt de historische bizonderheden aangaande de stichting in Ds. Lindeboom's overzicht

35

Gelijk tevoren heeft zij ook in de laatste kwarteeuw traktaten uitgegeven, maar op beperkter schaal dan vóór dien tijd. Want zagen in de laatste dertig jaren van de 19e Eeuw nog een honderdtal nos. het licht, in de periode daarna, tot heden, zijn maar enkele nos. verschenen. Dit vindt echter zijn reden daarin, dat Jachin het uitgeven van traktaten aan „Filippus" overlaat, maar doordat altijd nog Zondagsschoolvereenigingen aandringen op eenige uitgaven, zijn voor en na nog eenige nummers verschenen.1)

Gaan we deze na, dan zien we, dat in de jaren 1904—

1905, van de hand van den heer P. Koster, een zestal traktaten verschenen is, gedrukt op gekleurd papier.

Daarna, in 1908, weer een twaalftal, geschreven door Ds.

J. P. Tazelaar en den heer P. Koster. In 1926 schreef de heer A. Boot een reeks traktaten over de feestdagen.

Zooals uit den aard dezer uitgaven, als Zondagsschool -lectuur, dadelijk duidelijk is, zijn deze blaadjes voor de jeugd bestemd. Welnu, ze zijn er ook voor berekend.

Daargelaten dat het plaatje u soms in Engeland ver-plaatst, terwijl de schrijver u toch meeneemt naar Zuid-Holland, mag gezegd worden, dat de evangelieboodschap doorgaans op aantrekkelijke en boeiende wijze aan de kinderen gebracht wordt, en óver de kinderen heen, de ouders alzoo op bevattelijke wijze op den weg der zalig-heid worden gewezen.

Geheel anders van opzet dan de uitgaven van 1904—

1905, zijn die van 1926. Hier geen verhaal. De kennelijke bedoeling schijnt te zijn, niet altijd in de eerste plaats de kinderen, maar vooral de ouders te bereiken, al is het dat ook: „Kerstfeest" en „Rika" zich bepaald tot de jeugdigen richten. Dat hier op eenvoudige en degelijke wijze de beteekenis van het evangelie, bepaald van de

,) Bij Firma E . J . Bosch Jb.z. te Amsterdam.

heilsfeiten, duidelijk gemaakt wordt, mag een goede ge-dachte van Jachin genoemd worden. Immers hoe ont-breekt veelal in de kringen, waaruit de kinderen der Zondagsschool komen, de rechte kennis van de beteekenis van onze Christelijke feestdagen. En immers zal het evangelie alleen dan kunnen verstaan worden, als de groote heilsfeiten, als de geboorte, het sterven, de op-standing, de hemelvaart van Christus, de uitstorting van den Heiligen Geest, recht worden gekend. Het is goed dat dit doel in 't oog wordt gehouden, ook in de traktaat-uitgaven. Alleenlijk zij de opzet niet te gedrongen en de taal eenigszins meer illustreerend.

B. Wij komen thans tot het Gereformeerd Traktaat-genootschap „Filippus", dat opgericht is den 22 Mei 187£

(als rechtspersoon erkend 28 Jan. 1883, terwijl 18 Dec.

1901 de koninklijke goedkeuring op de wijziging der statuten verkregen werd). De geschiedenis van de oprich-ting van dit genootschap, terecht een dochter van.

„Jachin" genoemd,*) is reeds verhaald in het meerge-noemde overzicht van Ds. Lindeboom, en kan dus hier achterwege blijven.2)

Ook in haar tweede 25-tal jaren is de vereeniging ijverig voortgegaan met haar uitgaven. Gaan we deze na, dan bemerken we dat ze aan allerlei terreinen haar aan-dacht gewijd heeft, om daar het licht des evangelies te doen schijnen. Hoofdzaak is steeds, van uit de Gerefor-meerde leer en levensbeschouwing, evangeliseerend werk-zaam te zijn, niet om voor een bepaalde kerk

overtuigin-*) Jaarverslag 1909—'10, pag. 31, uitg. Mobach, 1911.

) Het tegenwoordig Bestuur bestaat uit de H.H. Prof. L. Linde-boom, Kampen, 1ste Voorzitter, J. ter Borg, Apeldoorn, Secr., Ds. J.

Mulder, Leeuwarden, Penningm., Ds. J. J. Berends, Veenendaal, A.

Boot, Groningen, Ds. J. Gispen, Groningen, Ds. H. W. Laman, Assen, Ds. W. H. Oosten, Scheveningen, Z.Ex. Minister H. v. d. Vegte; Dr.

H. Franssen, 2de Voorzitter, overleed Febr. 1928.

37

gen te winnen, maar om bekend te maken met Jezus en de zaligheid in Hem. En terwijl dit in het midden staat, wekken de traktaten op tot den strijd tegen de zonde, waarbij het niet bij algemeene woorden blijft, maar tegen bepaalde zonden gewaarschuwd wordt. Zij dringen aan op het zoeken van de dingen die boven zijn, zij wijzen op

<len ernst van leven en dood; zij verdedigen de waarheid der Heilige Schrift tegen dwaling; zij vallen het moder-nisme aan; zij bestrijden de Roomsche leer; zij weerleggen de stellingen van het socialisme; zij veroordeelen secta-risme, on- en bijgeloof. Zij wijzen op de teekenen der tijden en de wederkomst van- Christus; zij veroordeelen den materialistischen tijdgeest, de kermis en het alcoho-lisme, de bandeloosheid der jeugd, ja wat niet al. Zij geven iets voor de militairen, voor arbeiders, voor zaken-menschen, voor armen en rijken, voor gevangenissen en ziekenhuizen, voor kinderen, jongelingen en oude men-schen. Ook aan de kweeking van de liefde voor ons Vorstenhuis is gedacht.

Wanneer wij nu over den inhoud van de traktaten van

„Filippus" ons oordeel geven, dan mogen we al dadelijk onze waardeering uitspreken voor wat het genootschap voortgaat onder het volk te brengen. Naar ons inzien bewandelt het daarin den rechten weg, dat het geen bepaalde kerk op den voorgrond stelt, maar langs Schriftuurlijken weg zich bewegende, den van God afge-dwaalden mensch tracht te bereiken, om onder den zegen Gods zijn oogen te openen voor de waarheid van het evangelie van Christus. Zij blijft daarbij aan haar een-maal ingenomen standpunt getrouw, en het is reden van dankbaarheid, dat onze getrouwe God haar gangen bij den voortduur bevestigt in den eenmaal ingeslagen weg.

Er zijn immers zoo menigmaal vereenigingen en genoot-schappen geweest, die later merkbare afbuiging ver-toonden.

Ook wanneer wij de methode nagaan, waarnaar de ver-schillende traktaten opgesteld zijn, dan kunnen wij zeker opmerken dat er groote verscheidenheid is; de een schrijft aldus, en de ander alzoo; maar het mag gezegd worden, dat die methode gewoonlijk goed is. Zij houdt de vaste lijn van 's Heeren Woord en dringt, hoewel oog hebbende voor de practische aansluiting aan het leven, altijd aan op de groote hoofdzaak: „Gelooft in den Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden."

Intusschen is het ééne traktaat pakkender dan het andere. En zoo kunnen wij niet ontkennen, dat die trak-taten, welke meer psychologisch waren, ons het beste bevielen. Wij ontmoetten in de blaadjes zeer veel dege-lijks, zeer veel aanwijzing van: zóó is de weg, zóó moet het komen; daar en daarbij kunnen wij het vergelijken;

een treinontmoeting, een geschiedenis, een couranten-bericht wordt tot uitgangspunt genomen, om tot de groote hoofdzaak te komen; zelfs lazen wij een dogmatisch gestyleerd stuk, dat aan geijkte terminologie niets te wenschen overliet; we zien vraag op vraag: of de persoon, die 't traktaatje leest, aan 't besprokene kennis heeft en hem wordt voorgehouden dat 't verschrikkelijk zal zijn, als dat niet zoo is; alles Schriftuurlijk beredeneerd. En wij zullen niet zeggen dat dit alles niet als middel kan dienen tot toebrenging van een afgedwaalde. Maar wij achten toch de best geslaagde stukken die, waarin ge-tracht wordt het zieleleven van de menschen zooveel mogelijk te benaderen, waarin gepoogd wordt zielkundig in te leven in hun gedachtenkring. Dit ligt eigenlijk ook voor de hand. Want om voor andere overtuigingen bij iemand den weg te bereiden, is 't zoo goed dat we inko-men in de sfeer van zijn denken, dat we toonen hem te kennen, weten, wat hem aan zijn zienswijze doet hechten, maar dan ook dat we de zwakheid van zijn inzichten

39

kunnen aantoonen en geruststellingen en bezwaren kun-nen wegen.

Indien de traktaten meer op deze wijze trachtten psychologisch te werk te gaan, zouden ze er zeker bij winnen. Blaadjes als: „Die heerlijke hemel is van mij",

„Werp me niet weg", „Pessimisme", „Vijf minuten",

„Geen oogenblik tijd" zijn ongetwijfeld van een opzet die aanbeveling verdient. Het woord van Walter Scott bij zijn sterven: „geef mij het Boek", en het verhaal van den schilder, die den verloren zoon op doek wilde brengen, heeft nu voorloopig genoeg tot uitgangspunt gediend; een aanloop als van een jongeling op een Zondagavond, wien op een plaats van publieke vermakelijkheid een stuk papier in de hand wordt gedrukt, is wat methodistisch gekleurd; algemeenheden over vreugdevolle tijdingen, en het „beste en goedkoopste" van een bijbelcolporteur, ma-ken den inhoud er niet aantrekkelijker op; maar wel wordt het peil van de lectuur verhoogd, naarmate zij meer geeft de specialiseering van bepaalde levensomstandig-heden en de behoeften en nooden van het menschelijk hart.

Het zou ons te ver voeren, indien wij ook de andere lectuur van „Filippus" bespraken. Immers wordt het doel van den arbeid van het genootschap: „vervaardiging en verspreiding van Gereformeerde lectuur," volgens art. 2 der Statuten, nagestreefd door het uitgeven en versprei-den, niet alleen van traktaten, maar ook van geschriften van grooteren omvang, herdrukken en vertalingen van geschriften uit vroegeren en lateren tijd, liederen, tekst-kaarten, scheurkalenders, enz.

Zoo vinden wij in de kleinere geschriften, die in de laatste 25 jaren verschenen zijn, verschillende belangrijke onderwerpen behandeld, belangende den arbeid van

„Filippus", z.a.: „Wat kunnen onze kinderen, jongelingen en jongedochters doen voor de traktaatverspreiding?";

„De arbeid onder dwalenden en onwetenden", „De roe-ping der Christenen tegenover leger en vloot", „Strand-zending", enz. Voorts zien wij belangrijke onderwerpen behandeld als: „Huiselijke opvoeding", „Evangelisatie en uitverkiezing", „Voortwoekerend kwaad", „Theosofie en Christelijke religie", terwijl in 1913 een geschriftje over het herstel van Neerlands onafhankelijkheid in 1813-1814, verscheen. En terwijl al deze lectuur bewijst hoe

„Filippus" den blik gevestigd houdt op velerlei terrein en zoo breed mogelijk den arbeid opvatten wil, toont het referaat in 1926 op de vergadering te Groningen, gehou-den door Ds. J . Gispen, over „Filippus" en de Olympische Spelen", hoe reeds geruimen tijd van tevoren het genoot-schap voorbereidingen trof om bij gelegenheid van de Olympische Spelen, die in 1928 gehouden worden, geen lijdelijk toeschouwer te zijn, maar alsdan krachtig de verspreiding van traktaten ter hand te nemen.

En zoo is dan 50 jaar lang het zaad gestrooid. In dien tijd (sinds 22 Mei 1878) heeft F. uitgegeven 823,706 boekjes van meer dan 8 bladz., 953,200 kleine geschrif-ten van 8 pag., 9 millioen 48 duizend 960 traktageschrif-ten van 4 bladz. en 6 millioen 646 duizend 800 traktaten van 2 pagina's; totaal 17 millioen 472 duizend 666 (17,472,666) geschriften. Voorts gaf ze 1 millioen 154 duizend 579

(1,154,579) kalenders met 157,000 premies uit.

Hoeveel van dat gezaaide zaad is opgegaan, zal de eeuwigheid openbaren, doch wij weten dat Gods Woord niet ledig wederkeeren zal. En aan ons is de taak voort te gaan in 's Heeren kracht en te zaaien aan alle wateren.

Aan het Genootschap worde door 's Heeren genade ge-gund, nog lange tijden in dezen arbeid bezig te zijn, wetende dat deze niet ijdel is in den Heere.

C. In de latere jaren zijn er naast den arbeid van het Traktaatgenootschap „Filippus" van Gereformeerde zijde

41

nog uitgaven van traktaten ondernemen die hier ook onze aandacht vragen.

De bekende uitgever J. H. Kok, te Kampen, heeft om-streeks 1920 op sterken aandrang van enkele predikan-ten, die veel voor evangelisatie gevoelden, een aanvang gemaakt met de uitgave van traktaten en kleine geschrif-ten met evangeliseerende strekking. De heer Kok schreef ons dat deze uitgave niet is geworden, wat hij daarvan gedacht had, dat het kón worden. Zijn ervaring was niet moedgevend, en daarom deed hij er niet veel meer aan.

Van de traktaten van Kok kan echter veel goeds gezegd worden. Ze bewegen zich uit den aard der zaak, omdat de uitgave nog jong is, niet op zooveel terreinen als bijv.

„Filippus". Toch is er nog al verscheidenheid; ze leggen den nadruk op den weg der zaligheid in Christus, dringen aan op zelfverloochening en verzaking van de wereld, wijzen op den eenigen troost voor lijdenden en bedroef-den, sporen aan tot levensernst, waarschuwen voor de macht der zonde, voor het ontzaggelijke van den dood, voor het ongeloof. Ook zijn ze actueel in het wijzen op de uitwassen van onzen tijd, de moderne sport, de jacht naar geld en genot, de haast van ons' geslacht, de levens-moeheid, de onbeslistheid, de twijfelzucht, de tuchteloos-heid. Zij voeren het pleit voor de onfeilbaarheid van Gods Woord, voor het heerlijke van den dienst des Heeren, voor het wonder in de Heilige Schrift, enz.

Hoewel wij niet achterwege kunnen houden de op-merking, dat de beeldspraak, die ongetwijfeld eenvoudig mag zijn, maar niet banaal, hier en daar wat minder fijn is, ik denk aan de „grieven in 't zuur", (no. 21), aan het

„kapitalisme" van het volk Gods (no. 16), de „premie"

voor het eeuwige leven (no. 15), toch moet ons oordeel over deze traktaten zeer gunstig zijn. Over 't algemeen zijn ze degelijk van inhoud, en sluiten zich aan aan de nooden van den tijd. Dit mag eveneens gezegd worden

van de kleine brochures, die bij den heer Kok verschenen zijn voor den arbeid der evangelisatie. Wij noemen bijv.:

„Familieleed"; „De grootste dwaas"; „Het blonde beest";

„Multatuli's gebed van den onwetende"; „Dat God be-staat"; „Oude gewoonten", enz., waarvan o.a. de schrij-vers zijn: Ds. Knap, Dr. Wielenga, Ds. Laman. A l deze evangelisatieuitgaven mogen met vertrouwen door ons Christenvolk gebruikt worden in den arbeid voor het Koninkrijk Gods.

D. Laten we thans onze aandacht wijden aan de traktaten, waaraan bizonder de naam verbonden is van Ds. J. A. Tazelaar, te Rotterdam, en die uitgegeven wor-den door Zomer & Keuning te Wageningen. Deze uitgave is eveneens omstreeks het jaar 1920 begonnen. Vooral na de opwekking tot den evangelisatiearbeid, die van de Synode der Gereformeerde Kerken van 1923 uitging, heeft de genoemde firma krachtig reclame voor haar trak-taten gemaakt. En hoeveel aftrek zij vonden, mag blijken uit het feit, dat in drie en een half jaar tijds twee millioen 827 duizend 950 (2,827,950) exemplaren van haar trak-taten de wereld zijn ingegaan. *)

Het valt al dadelijk op, dat deze traktaten anders van opzet zijn, dan zooals wij die gewoonlijk aantreffen. Ze vergen niet veel geduld, niet veel nieuwsgierigheid, omdat ze spoedig uitgelezen zijn. Een sprekend opschrift, eenige krachtige zinnen en het pittig traktaatje is gelezen. Zie-hier een staal:

*) De traktaatverspreiding van het evangelisatie-comité Gidion der Gereformeerde Kerk van Rotterdam, gaf in de laatste jaren onder leiding van Ds. J. A. Tazelaar, 80 nummers uit, die in Rot-terdam in 3JS millioen exempl. verspreid werden. Door overdruk werden deze traktaten ook landelijk verspreid als uitgave van Zomer en Keuning te Wageningen. Ook werden deze in 't Hongaarsch vertaald en in Hongarije verspreid.

43

„Rijd maar door het onveilig signaal!

Gij kent wel op onze spoorwegen en bij onze stations de

Gij kent wel op onze spoorwegen en bij onze stations de