• No results found

Alsnu komen wij tot de Roomsche traktaten

In de laatste jaren is de zaak van de traktaatversprei-ding ook van de zijde der Roomsche kerk met kracht ter hand genomen. Den 29 April 1921 werd opgericht het Geert Groote Genootschap,*) hetwelk door Z.D.H. den aartsbisschop werd goedgekeurd en zich volgens art. 1 van de Statuten ten doel stelt „de Katholieke waarheid, op elk terrein, door allen te doen kennen en beminnen."

Tot de oprichting van de vereeniging hebben drie feiten bijdragen: 1. de drang naar kennis van de katholieke waarheid, die men bij niet-katholieken meende waar te nemen; 2. de drang naar meerdere beleving der katho-lieke waarheid in eigen kring; 3. het voorbeeld van de Engelsche „Catholic Truth Society",2) die vanaf 1884 millioenen geschriften verspreidde.

Er bestond reeds op Roomsch terrein een dergelijke arbeid, in hetgeen gedaan werd door de vereeniging

„Petrus Canisius", door pastoor Koopmans, en door de z.g. Tarcissus-blaadjes van kapelaan Nolet; maar thans werd de zaak op breede schaal uitgevoerd, en in plaats van den arbeid van de bestaande vereenigingen te bemoei-lijken, werd deze krachtig gesteund doordat hare uitgaven door het Geert Groote-Genootschap werden overgenomen en van uit het Centraal-Depót verspreid.8)

de gewone traktaatverspreiding doet denken, is, dat op de uitnoo-digingsbiljetten voor openbare lezingen, sinds 1922, ten getale van een kleine twee millioen verspreid, een verklaring en aankondiging van het „nabijzijnde Koninkrijk van onzen Heere Jezus Christus"

gegeven wordt.

J) Het Bestuur van het G. G. G. bestaat uit de H.H. Dr. Gerard Brom, Dr. J. van Ginneken, Prof. Groenen, Dr. van Koeverden en Dr. Alph Arriens. Geestelijk adviseur is Mgr. J. A. S. van Schaik.

') Stichter: James Britten.

') Zoo staan de volgende Vereenigingen in contact met het G.

G, G. en doen bij dit genootschap hare uitgaven verschijnen: de com-missie van uitgaven van de Apologet. Vereeniging Petrus Canisius;

de R.-K. Vredesbond; De commissie voor Israël, van Petrus Canisius;

55

Met welk een voortvarendheid dit genootschap zijn werk aangevat heeft, mag blijken uit het feit, in het jaar-verslag van 1926 vermeld, dat sinds de oprichting, dus in 5 jaren tijds, het G.G.G. heeft laten drukken een half millioen brochures en twee en een half millioen blaadjes, waarvan meer dan de helft verkocht is.

Wanneer wij nu den voorraad, door het genootschap uitgegeven, overzien, dan treft ons al dadelijk de rijke verscheidenheid van onderwerpen, die in de blaadjes be-handeld worden. Het is echter in de meeste gevallen niet bepaald te zeggen: dit is een blaadje dat bedoeld is voor eigen kerkmenschen, en dat is er een dat mikt op anders-denkenden. Men merkt dat in schier alle traktaten het apologetische karakter zeer sterk uitkomt. Zij ageeren zeer tegen de Protestanten, en zetten zich schrap voor de dogmata der kerk, z.a. het stedehouderschap van den paus, de onfeilbaarheid van het leergezag der kerk, de vereering van Maria, de wezensverandering in het Avond-maal, de biecht, het laatste oliesel, het vasten, de beelden-vereering, enz. Zij gaan in tegen allerlei redeneeringen die onder het volk gehoord worden, om hun bezwaar tegen de Roomsche kerk te uiten, en trachten op allerlei wijze aan te toonen dat de Roomsche kerk de eenig ware is. Maar dat niet alleen. Zij gaan in tegen het botte en het beredeneerde ongeloof, en voeren bewijzen aan voor het Godsbestaan. Zij voeren voorts den strijd tegen be-paalde volkszonden als Neo-malthusianisme en alcoholis-me; zij gaan de sociale kwestie niet voorbij en richten zich tot de arbeiders. Maar altijd weer staat de kerk in het centrum, en schoon men van kerkelijke vakvereeniging niet weten wil, staat toch steeds de kerk met haar advies gereed. De kerk, altijd de kerk. Zij wordt zelfs niet

ver-De Federatie van Liturgische Vereenigingen. Ook het Gebedenver-bcnd voor Israël, hoofdzetel: Eijsden (L.) gebruikt de G. G. G.

traktaten.

geten als een jongeling met een meisje verkeering heeft;

voor gemengde verkeeringen, n.1. als een van beide pro-testant is, heeft het Geert Groote Genootschap zijn blie-ven, geschikt om aan een vriend of vriendin te zenden, en af te manen van zulk een omgang.

Men ziet uit alles, dat de Roomsche traktaatversprei-ding niet op het oog heeft de eene hoofdzaak, om de kennis van het Evangelie van Jezus Christus te versprei-den, zij ontdoet zich niet van haar pretentie, dat de Room-sche kerk de zaligmakende is, zij tracht daartoe anders-denkenden gunstiger over haar te doen denken, verdedigt zich, en valt aan. Ook ontziet ze zich zelf niet. Want in haar ijver om de kerk in haar allesbeheerschenden invloed te sterken, schroomt zij niet, om misstanden, in haar eigen midden, tegen te gaan. Zoo wordt in het traktaat: „Kin-dersterfte", gewezen op het treurig feit, dat in Roomsche streken in ons land de kindersterfte buiten verhouding hoog is, en wordt o.a. gezegd: „Weg met de donkere vlek"; „indien wij onze moeders terug brengen tot het juiste inzicht, en dus tot de vervulling van haar moeder-plicht, dan zal de donkere vlek, die op de katholieke streken rust door de kindersterfte, spoedig verdwenen sijn." In dit traktaat komt wel zeer duidelijk uit, dat men niet vreest misstanden in eigen boezem onder de oogen te zien. Maar, als men tot geloofsgenooten zich richt, heeft men daarbij toch óók meerdere bevestiging van kerkelijke organisatie op 'toog. Dit is bijv. te zien aan de kleine blaadjes, die bestemd zijn voor de kinderen en voor de grooten, met het doel, hen te laten meearbei-den in het werk der Missie. Tot in het minutieuse toe, wordt hun aandeel, dat zij hebben kunnen in de Heiden-zending en de JodenHeiden-zending, aangewezen. Waarom men aardig moet zijn voor Joodsche kinderen. Zeven redenen.

Wat voor de Heidenkinderen, die overal, en ook nog in ons land zijn, gedaan kan worden. En hoe de grooten de Missies helpen kunnen, kan men lezen in het volgende:

57

„Hoe de Mistte* helpen?

Door lidmaatschap van de Voortplanting des Geloofs.

Door te zorgen dat de kleinen lid zijn van de H. Kindsheid.

Doör lidmaatschap van St. Petrus' Liefdewerk.

Door de gebeden van deze genootschappen trouw en aandachtig te verrichten en de volle contributie af te dragen.

Door te bidden voor het welslagen van het Missiewerk.

Door te bidden om Priesters, Broeders en Zusters voor de Missies.

Door het bijwonen van de H. Mis.

Door het ontvangen van de H. Communie.

Door ons rozenhoedje voor de Missies te bidden.

Door ons werk voor de Missies aan God op te dragen.

Door ons nu en dan een offertje of 'n kleine versterving op t?

leggen.

Door postzegels zilverpapier, capsules, lood en ander metaal, sigarenringen en kistjes, oud papier, munten en medailles te ver-zamelen.

Door geldelijk de Missies te steunen, daarvoor te sparen, ons iets te ontzeggen."

Na dit overzicht in te gaan op den inhoud van de trak-taten in verband met de Roomsche leerstellingen, vait buiten het bestek van dit overzicht.

Dit neemt echter niet weg, dat een nadere kennis-neming van opzet, methode en uitgangspunt van deze Schrifturen, wel tot een enkele opmerking dringt.

En dan moet al dadelijk gezegd worden, dat de pole-miek, die in deze blaadjes gevoerd wordt, meermalen be-paald oppervlakkig is. Wil men eenmaal de traktaten gebruiken, om daarin eigen standpunt te verdedigen en dat van anderen te bestrijden, het zij zoo, maar men ga daarbij dan iets serieuzer te werk. Het is toch al te naief, te meenen, dat men het bewijs geleverd heeft, voor het opperherderschap van den paus van Rome, als men in de Statenvertaling opgezocht heeft Mattheus 16 : 18, 19, en dien tekst den volke voorhoudt; of, als men voor de leer der transsubstantiatie, beslag legt op Johannes 6 : 51.

Het klinkt zoo triomfantelijk: we zullen de Protestant-sche vertaling van den bijbel gebruiken; maar het ware beter zoo men blijk gaf de argumenten van de

Protestan-ten meester te zijn. Misschien dat hier de aanwijzing in ligt, dat het vluchtige traktaat niet het uitgezochte middel voor polemiek genoemd kan worden.

Voorts is de inhoud van het traktaat niet altijd vrij te pleiten van schromelijke onvolledigheid. Waarom beroept men zich voor de leer van het laatste oliesel op Jacobus 5 : 14, 15, en gaat niet in op het verschil, dat Jacobus spreekt van de zalving en het gebed tot herstel van den kranke, terwijl de Roomsche kerk de zalving toedient bij stervenden. Waarom wordt in een traktaatje geschreven:

„Maar in de zestiende eeuw kwam de hervorming, en nieuwe leerstellingen werden verkondigd. De Katholieke kerk werd vervolgd. Boete, gevangenisstraf, verbanning en dood, waren de middelen, waarmede het geloof onzer vaderen bijna uit ons vaderland verdreven werd", en waarom wordt gezwegen van al het bloed en de tranen, waarin men de Hervorming heeft willen versmoren?

Waarom wordt in verschillende blaadjes de indruk gevestigd, dat men buigt voor het gezag van den bijbet en, nu ja, ook de overlevering erkent, terwijl toch in waar-heid de Roomsche kerk leert, dat de Heilige Schrift door de traditie aangevuld wordt, dat wij deze laatste evenals de Heilige Schrift, als het zuivere en onvervalschte Woord van God geloovig aannemen en vereeren moeten, ja, ster-ker, „dat wij alleen door de Katholieke kerk onfeilbaar weten, wat God geopenbaard heeft." 1)

Ook moet wel zeer in 't oog vallen de overmoed en de driestheid, waarmede deze blaadjes de eere opeischen voor de kerk van Rome, als de eenig ware kerk. Zelfs onderscheidt men tusschen het lichaam en de ziel der kerk. Want, zoo lezen wij: „een andersdenkende, die in het geloof en de genade van Christus leeft, behoort wel niet tot het lichaam, maar tot de ziel der kerk, en sterft

') Zie Des Harbes Kath. Geloofsleer I.

hij, dan komt hij in den hemel. E n een katholiek, die in zware zonde leeft, behoort wel tot het lichaam der kerk, maar niet tot de ziel der kerk, en sterft hij, dan gaat hij verloren!" Maar hetzij tot haar lichaam of ziel, men moet bij de Roomsche kerk behoord hebben, zal men zalig worden, en hierin schuilt de droeve waan, dat men zich vereenzelvigt met de onzichtbare kerk die Christus ver-gadert uit alle volken. Men ziet dus uit de traktaten, dat, hoe tegemoettredend de Roomsche kerk in de laatste jaren ook moge zijn, en hoe zachtmoedig in de weer-legging van de bezwaren tegen haar ingebracht, zij noch-tans haar standpunt tegenover andere kerken nooit herziet, maar in deze niet anders dan sectarische vereeni-gingen blijft zien, zoodat zij in haar blaadjes, die beoogen sympathie te wekken voor haar beschouwingen, onver-vaard laat drukken: „als ge dus behoort tot een secte, die beweert Hervormd te zijn, houd op er lid van te zijn.

Gods ééne ware kerk kan nooit Heirorming in de leer noodig hebben, omdat Christus en de Heilige Geest haar altijd bijblijven." Dit ijveren nu voor eigen kerk moge voortvloeien uit de Roomsche levensbeschouwing, wij voor ons blijven meenen, dat vóór alles beoogd moet worden zielen voor Jezus te winnen»

Met dit al hebben wij groot respect voor den arbeid van het Geert Groote-Genootschap, als organisatie, die geheel de traktaatverspreiding van de Roomsche kerk, in ons land, in handen heeft en leidt, en daarom ook groote kracht ontwikkelen kan. Misschien dat in de toekomst

dit voorbeeld van onze zijde navolging vindt, hetgeen ongetwijfeld ook aan de kracht en invloed van de Gere-formeerde actie in dezen ten goede zal komen.

C. Wij komen nu tot de Moderne traktaten, die af-komstig zijn van de Vereeniging tot verspreiding van stichtelijke blaadjes, die vanaf hare oprichting, 8 April

1869, ook in de jaren 1903 tot heden, ijverig voortgegaan is met haar arbeid. Bij de uitgevers Van Holkema en Warendorf, te Amsterdam, zagen van jaar tot jaar nieuwe uitgaven het licht, ongeveer 10 a 12 nummers per jaar, zoodat het aantal verschenen nummers thans reeds tegen de elf honderd loopt. Helaas, dat niet gezegd kan worden, dat deze lectuur beoogt de verspreiding van de waarheid van Gods Woord. Juist het tegendeel is het ge-val. Hoe men ook keer op keer leest van Christelijke gods-dienst, en den naam Jezus, en van den bijbel gesproken wordt, worden in traktaat op traktaat de grondslagen van den Christelijken godsdienst ondermijnd, en het ge-loof der Vaderen bestreden. Alles onder voorgeven dat men den godsdienst kent, die als de eenig ware, boven alles wat zich als zoodanig aandient, moet verkoren worden. Zeker, we vinden in deze blaadjes ook wel een en ander, waar we het mee eens kunnen zijn; als ze bijv.

wijzen op ongewenschte toestanden in het maatschappe-lijk leven. Maar overigens zien we eer een doorloopende bestrijding van wat de rechtzinnigen van den Bijbel en de kerk gelooven, dan dat ze eenige vastigheid geven voor leven en dood. De bijbel wordt wel het mooiste van alle boeken genoemd, omdat er evenveel wijsheid als vroom-heid in neergelegd is, en omdat er in beschreven wordt

„de geestelijke ontwikkelingsgang van de menschheid, de geschiedenis van den mensch Adam tot den Mensch Jezus", maar als men vraagt: gelooft men den Bijbel als Gods Woord? dan moet het antwoord zijn: neen. De inhoud der Schrift wordt niet geloofd; de woorden van Jezus worden niet geloofd.

In een traktaatje: „Er staat geschreven", lezen wij het volgende: „Niet waar", dat is: niet werkelijk gebeurd, is de verschijning der engelen bij Jezus' geboorte, maar

„waar", voor altijd waar, is het engelenlied, gezongen door eens menschen ziel, uiting van aanbidding, enz. Niet

61

waar, d.i. niet werkelijk gebeurd, is de nederdaling van God onder vuur en rook op den Sinai , maar „waar"

is, dat de zedelijke geboden uit de Wet niets van hun bindende kracht hebben verloren." En zoo wordt een-voudig geloochend, wat de Heilige Schrift ons leert van de wonderen van Jezus als Zoon van God (deze wordt een „fijn-gevoelend mensch" genoemd), van des men-schen natuurlijke verdorvenheid, van de eeuwige ramp-zaligheid en de rechtvaardigheid Gods. En inplaats van den weg der zaligheid, ontsloten door Gods genade in Christus, stelt men de zaligheid door eigen werk. Letter-lijk lezen wij in het blaadje: „Onze verlosser en zijn werk": „Dit is zeker: de bevrijding gaat nooit buiten onze krachtsinspanning om. Het oude leerstuk, sprekend van verlossing buiten ons eigen werk om, is ook daarin onjuist.

Al schijnt vaak onze grootste inspanning vruchteloos, al zou het er treurig met ons uitzien, indien wij het alleen daarmee moesten doen, in geen geval is uitkomst voor ons mogelijk, zonder onze eigen ernstige strijd. Tot inzicht van zonde kunnen wij komen grootendeels door invloed van buiten af; maar óók tot opstaan uit de zonde?"

Dit niet gelooven in Gods Woord, z.a. het tot ons komt, brengt dan mee, dat men inplaats van uit Gods beloften, kranken en bedroefden troost laat putten, bijv. uit het ruischen van de dennen, ja zelfs een oud vrouwtje door een houtduif laat toekirren: „God heeft u lief", „God helpt u!" En intusschen wordt de Heilige Schrift eigen-machtig uitgelegd. Zoo wordt in het blaadje: „Onsterfe-lijkheidsgeloof " (850) de tekst uit 1 Johannes 3:2 alzoo weergegeven: „Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods, en het is ons nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen"; om daarmee te bewijzen onze onkunde ten op-zichte van het eeuwige leven. Maar zoo wordt er iets ingevoegd en iets weggelaten. Ingevoegd wordt het

woordje ons, wat tegen den zin van den tekst strijdt, omdat Johannes wil zeggen: het is nog niet aan het volle licht getreden, het is nog niet in volle heerlijkheid zicht-baar, wat wij zijn zullen. En dan volgt: „Maar wij weten, enz.", waarmee de apostel juist wijst op wat, niettegen-staande het nog niet geopenbaard zijn van ons leven, tot onze kennis behoort. In een ander blaadje (1048) wordt het woord van Jezus, dat Hij niet gekomen is „om de Wet of de Profeten te ontbinden, maar te vervullen", uitge-legd, als zou dit vervullen willen zeggen: verdiepen, ver-geestelijken, wat toch eenvoudig neerkomt op een uithol-len van de kern van het woord, waarin Jezus teekent Zijn verhouding tot het Oude Testament. Zoo hebben de schrijvers dezer blaadjes hun eigen opvatting van het:

„daar staat geschreven." Zij buigen zich niet voor het Woord Gods, in de Schrift geopenbaard, maar volgen hun eigen subjectieve gevoelens. En zij, die de Schrift aannemen als Gods Woord, de orthodoxen, worden streng en hard genoemd; en zij kennen de liefde niet. Zij, de modernen, hebben het geloof dat alleen een liefde-leven wekt. Maar dat genade, louter genade, tot liefde dringt, wordt niet verstaan. Daarom gaan al deze traktaten om buiten het geloof in Christus als Zaligmaker, den eenigen weg des behouds, en den waarachtigen troost in leven en in sterven.

II. SPECIALE T R A K T A T E N .

1. V A N CHRISTELIJKE ZIJDE.

Wij komen nu tot de traktaten, die een meer bizonder doel beoogen. Hier merken we allereerst op die, welke een Christelijk stempel vertoonen.

A . Nader onderscheiden we hier al dadelijk die van socialen inhoud zijn, die tot bedoeling hebben, in het gemeenschapsleven zekere beginselen al meer ingang te doen vinden.

Het is ongetwijfeld waar, dat onder de uitgaven van de verschillende genootschappen, eenige nummers op de bestrijding van volkszonden en verbetering van maat-schappelijke toestanden gericht zijn, maar ook de vereeni-gingen, die meer bizonder op het sociale leven inwerken willen, maken daartoe van het traktaat gebruik, terwijl zij mede tot aansluiting aan hun kring trachten te bewe-gen. Terwijl dus hier de bedoeling niet is, in engeren zin te evangeliseeren, streeft men er naar, om door dit middel het Christelijk gemeenschapsleven te verheffen, of het te leiden naar wat geacht wordt de betere weg te zijn.

Daarom kunnen wij deze noemen Christelijk-socza/e trak-taten, wat natuurlijk iets anders is dan sociaal — dat in verbinding met democratisch ten onzent zich aandient.

Wij mogen tot deze traktaten rekenen die, welke in de laatste jaren verschenen zijn, als uitgaven van het Nederlandsen Werkliedenverbond Patrimonium. Het ver-bond geeft zelf aan de uitgaven niet den naam traktaten, maar den naam van vliegende blaadjes, die meer bekend-heid willen verspreiden aangaande grondslag en doel van het verbond, bezwaren, die er bestaan, willen wegnemen,

en het bestaansrecht van Patrimonium verdedigen. Deze vliegende blaadjes verschijnen sinds 1923, en wel van de hand van de H.H. W. J . Bossenbroek, van Amsterdam, en T. v. d. Kooy, van VI aar dingen. Zij worden door de afdeelingen tegen den kostenden prijs van het Centraal Bureau betrokken, en door haar bij duizenden verspreid, ten einde alzoo de propaganda te bevorderen.*)

In no. 1 van de vliegende blaadjes vinden wij aange-wezen den gevaarlijken tijd, waarin de arbeiders van onze dagen leven, als volgt:

In no. 1 van de vliegende blaadjes vinden wij aange-wezen den gevaarlijken tijd, waarin de arbeiders van onze dagen leven, als volgt: