• No results found

TAATUITGAVEN IN NEDERLAND IN DE I = = = JAREN ===== J. BOSCH,

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "TAATUITGAVEN IN NEDERLAND IN DE I = = = JAREN ===== J. BOSCH,"

Copied!
96
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

I iRISCH-CRITISCH OVERZICHT VAN DE

1 3 5 1 5

TAATUITGAVEN IN NEDERLAND IN DE

I = = = JAREN 1903-1928 = = = = =

DOOR

J. B O S C H ,

, GEREF. PRED. T E GRIJPSKERK (GR.)

DRUK - FIRMA JAN H A A N - GRONINGEN

(2)

OAoroc

O C O C A X

HeeiAec

T I N

T M E O Ü D T 1907

(3)

H I S T O R I S C H - C R I T I S C H O V E R Z I C H T VAN DE TRAKTAATUITGAVEN IN NEDERLAND IN DE JAREN 1903-1928

(4)
(5)

HISTORISCH-CRITISCH OVERZICHT VAN DE TRAKTAATUITGAVEN IN NEDERLAND IN DE

= = = = = JAREN 1903-1928 = = = = =

D O O R

J. B O S C H ,

GEREF. PRED. T E GRIJPSKERK (GR.)

DRUK • FIRMA JAN H A A N • GRONINGEN

(6)
(7)

I N L E I D I N G .

Door het Bestuur van het Gereformeerd Traktaat- genootschap „Filippus" werd tot mij de uitnoodiging gericht, te schrijven een historisch-critisch overzicht van de Traktaatuitgaven in Nederland, over de jaren 1903—1928. De bedoeling van dit overzicht zou dan zijn om te dienen als vervolg op het „Historisch-Critisch over- zicht van de Traktaatuitgaven in Nederland",*) dat in het jaar 1903, eveneens op verzoek van genoemd genoot- schap, bezorgd werd door Ds. C. Lindeboom, destijds predikant te Bolnes, thans te Amsterdam. Gelijk het laatstgenoemd geschrift verscheen bij gelegenheid van het 25-jarig bestaan van „Filippus", zou het overzicht, te geven van de periode 1903—1928, bij het halve eeuwfeest van „Filippus" moeten dienen, om na te gaan, welke trak- taatuitgaven in het tweede 25-tal jaren van haar bestaan het licht zagen, en wat alzoo ook door anderen is gedaan, die evenzoo den arbeid van traktaatverspreiding ter hand hebben genomen.

Intusschen zal dit vervolg op het vroeger verschenen overzicht eenigszins anders van opzet zijn dan zijn voor- ganger. Immers, het onderwerp dat aan Ds. Lindeboom toevertrouwd was, luidde in 't algemeen: „Historisch- Critisch overzicht van de Traktaatuitgaven in Nederland."

Daardoor kwam het dat door Ds. L. onderwerpen zijn behandeld die al dadelijk onder de oogen mochten gezien worden, z.a. de beteekenis van het woord: „traktaat" en de oorsprong der traktaatuitgaven; vandaar ook, dat het tijdperk, waarover het onderzoek liep, minder beperkt was, hoewel dit bepaald aanvangt met het jaar 1800. In onderscheiding daarvan wordt hier besproken de periode van de laatste 25 jaren.

') Verschenen bij P. Mobach, Breukelen.

(8)

Om deze reden kunnen wij voor de inleidende onder- werpen die den belangstellende op dit gebied van nut kunnen zijn, gevoegelijk verwijzen naar wat Ds. Linde- boom in zijn geschrift daarvan gezegd heeft. Ter oriëntee- ring moge het niet ondienstig zijn, met een enkel woord dit samen te vatten.

Aangaande de beteekenis van het woord: traktaat, merkt de schrijver in § 1 op, dat het ontleend is aan het Latijn, en eigenlijk beteekent: behandeling, bearbeiding, beoefening. Het woord wordt intusschen in onderscheiden zin gebruikt. Allereerst van een onderhandeling die voorafgaat aan het sluiten van een verdrag, bijv. tusschen twee staten. Daarna verstaat men er onder een verhan- deling, een geschrift. De derde beteekenis is de meest gebruikelijke. Schier algemeen wordt het woord gebezigd ter aanduiding van kleine godsdienstige geschriften, vliegende blaadjes van godsdienstigen inhoud.

Aangaande den oorsprong van de traktaatuitgaven merkt Ds. L. in zijn overzicht op, dat deze niet, zooals vaak gemeend wordt, bij het Methodisme gezocht moet worden, maar dat deze ligt op Saksischen grond, en samenvalt met den geboortedag van de Reformatie der 16e Eeuw. *) Het eerste van deze traktaten, dat gedrukt en verspreid werd, had tot inhoud de 95 stellingen, die Luther op 31 October 1517 aansloeg aan Wittenberg's slotkapel, en dat al spoedig bij duizenden gedrukt en verspreid werd. Het traktaat was een der machtigste wapenen, waarmede de Hervormers het Pausdom bestre- den. Intusschen is de eerste organisatie tot het drukken en verspreiden van traktaten volgens Ds. L. niet van Lutherschen, maar van Gereformeerden oorsprong. Dit wordt bewezen met de geschiedenis van de kleine ge-

') Sommigen willen, dat reeds Geert Groote (gest. 1384) van traktaten gebruik gemaakt heeft. 6.

(9)

meente te Meaux, die, uiteengedreven door het zwaard der vervolging, en voor een groot deel een veilige schuil- plaats vindende in Bazel, daar peinsde over wat gedaan kon worden, om het licht der waarheid in Frankrijk te doen schijnen. Het middel werd toen gevonden in kleine evangelische blaadjes, waarmede men Frankrijk wilde overstroomen, en hiertoe werd toen het eerste traktaat- genootschap opgericht. Na Bazel volgde Genève, waar spoedig na het optreden van Calvijn, op meer dan 30 drukkerijen, dag en nacht gewerkt werd, om Nieuwe Testamenten en traktaten *) te leveren.

Verder, over de geschiedenis van de traktaatbeweging handelende, onderscheidt Ds. L . drie perioden, In de eerste periode, in 1517 aangevangen, was Rome de vijand die met het traktaat werd bestreden. In de tweede periode was de vijand de versteende orthodoxie. Het derde bloei- tijdvak wordt gerekend aan te vangen kort na de Fran- sche Revolutie van 1789, en duurt heden nog voort. In deze periode is de vijand die bestreden wordt het onge- loof en de godsdienstloosheid. Met name wordt genoemd de naam van een begaafde, godzalige, Engelsche vrouw, die in de dagen der Fransche Revolutie, toen door pam- fletten en traktaten den volken de religie van het vrije denken gepredikt werd, in haar land den stroom van onchristelijke blaadjes keerde, door de uitgave van tien- duizenden van Christelijke blaadjes, hetgeen den stoot gaf tot de stichting van twee traktaatgenootschappen:

het Edinburgsche traktaatgenootschap, 17%, en kort daarop de Religious Tract Society, 10 Mei 1799, welk laatst genootschap weer geleid heeft tot oprichting van vele traktaatvereenigingen in heel de wereld.

Tot zoover de korte inhoud van de inleiding van het genoemde geschrift van Ds. L.

Slechts een enkele opmerking zij hierbij gemaakt, n.1.

') Hiervan waren vele van de hand van Calvijn.

(10)

dat de beteekenis van het woord traktaat na dien lang- zamerhand ruimer geworden is, vanwege het gebruik dat van deze lectuurverspreiding gemaakt werd. Zoo kwam onder de Stellingen van Ds. J . Mulder, die op het Congres voor Gereformeerde Evangelisatie, 1913, sprak over:

„Bijbel en traktaatverspreiding", voor, onder I: „Onder traktaat moet verstaan een populaire verhandeling over een geestelijk onderwerp, rakende zoowel de godsdien- stige als de sociale behoeften."

Ook in ons overzicht zal uitkomen dat deze ruimere omschrijving door de werkelijkheid gedekt wordt.

Bij het verschil nu, dat tusschen het vroeger overzichten het hier gebodene bestaat, is de groote overeenkomst dat ook wij hebben te geven een historisch-critisch overzicht.

Historisch-critisch. Wij hebben dus eerst op de geschie- denis van verschillende uitgaven, voor en na, te letten, maar daarbij deze ook aan critiek te onderwerpen. Uit den aard der zaak zal het historisch element geen groote plaats innemen, daar het tijdperk van 25 jaren in dit opzicht weinig perspectief biedt. Wat de critiek aangaat, hiertoe zal natuurlijk alle aanleiding zijn. E n dan hebben wij bij deze beoordeeling vast te stellen, uit welk oogpunt een en ander moet bezien worden, en welke maatstaf gesteld moet worden. *) Men kan bij de traktaten ver-

*) Welke de verschillende eischen zijn, die men aan het gods- dienstig traktaat gesteld heeft, zie men o.a. aan de „Galden regelen" die de „Religious Tract Society" bij haar oprichting vast- gelegd heeft in de Statuten. Aan deze regelen herinneren sterk de bepalingen, die door het Nederlandsch Godsdienstig Traktaat- genootschap opgesteld zijn. (Zie Lindeboom a.w. bl. 23, 24).

Deze „Gulden Regelen" zijn de volgende :

„1. Traktaten moeten de zuivere waarheid bevatten, gelijk God die in de H. Schrift heeft nedergelegd, en de kerken der Refor- matie haar belijden;

2. Zij moeten duidelijk en helder van voorstelling zijn, opdat ook minder-ontwikkelden, die niet aan denkarbeid gewoon zijn, ze kunnen verstaan;

(11)

schillende dingen in 't oog vatten. Men kan vragen naar de wijze van uitgaaf, naar de taalkundige inkleeding of stijl, waarin zij opgesteld zijn, naar den geest die eruit spreekt, de levensbeschouwing die er in tot uiting komt, het doel dat beoogd wordt, de methode die tot bereiking van het gestelde doel gevolgd wordt, en zoo meer. Doch, al zal ons zeker een en ander betreffende den vorm be- lang mogen inboezemen, we zullen toch vooral hebben te bezien den geest, die er uit spreekt, en in verband daarmee het doel dat men benaderen wil en de wijze waarop dit doel nagestreefd wordt. En welke andere maatstaf, ter beoordeeling van dit een en ander, is er dan voor ons, die de Gereformeerde belijdenis zijn toegedaan, dan de Heilige Schrift en in overeenstemming daarmede 3. Elk traktaat, welk onderwerp er ook in behandeld wordt, moet den zondaar er aan herinneren, dat hij de verzoening van Jezus Christus en de wedergeboorte door den H. Geest, noodig heeft, om behouden te worden;

4. Traktaten moeten niet den bloei beoogen van de eene of andere kerkelijke gemeenschap, maar de komst van het Koninkrijk Gods en de zaligheid der zielen; vrij van alles wat aan sektengeest herinnert, hebben ze slechts die groote heilswaarheden te prediken, welke te allen tijde in Gods hand het middel geweest zijn, om zielen te ontdekken, te bekeeren, te heiligen en te troosten; die waarheden, die gekend moeten worden om Gode welbehagelijk te leven en te sterven."

Ook op het Gereformeerd Congres voor Evangelisatie 1913 te Amsterdam is dit punt aan de orde geweest.

Ds. Mulder in zijn bovengenoemde inleiding over Bijbel en Trak- taatverspreiding, verdedigde de stelling: „Men verspreide alleen traktaten die een Gereformeerden geest ademen, in frisschen trant en pakkenden vorm geschreven, zooveel mogelijk geïllustreerd, en rekene bij de keuze van het traktaat met den stand en de ontwik- keling van den persoon dien men bearbeiden wil."

Onder de toelichting van deze stelling lezen wij: (Handelingen Congres pag. 270) „Natuurlijk geen verhandelingen over Gerefor- meerde leerstukken, maar elk traktaat ademe een Gereformeerden geest. Alleen zóó kan het spreken van bekeering en heiligmaking, van de Schrift als Gods Woord en van het Verbond der genade.

Voorts zij uw traktaat aanschouwelijk en levendig in de voorstel- ling, natuurlijk geschreven, en vooral niet te lang:"

(12)

als tweede maatstaf de Belijdenisschriften onzer Gerefor- meerde Kerken? Daarom is ook voor dit onderzoek het- zelfde richtsnoer gebruikt als hetgeen in het overzicht van de vroegere uitgaven aldus omschreven is: „wij voor ons meenen aan de traktaat-literatuur geen mindere eisch te mogen stellen, dan dat zij een confessioneel karakter dragen Slechts die hebben onze algeheele sympathie, waarin wij hooren den vollen, vasten, rijken toon van de belijdenis der aloude Gereformeerde Kerken De leer der Heilige Schrift moet altijd uitgangspunt zijn. Die leer moet duidelijk worden voorgesteld in al den rijkdom, waarin het Gode behaagd heeft die te openbaren. De goddelijkheid en zuiverheid dier leer moet in 't licht worden gesteld tegenover alle valsche en menschelijke leeringen, die de menschen doen verzinken in verderf en ondergang...."

In diezelfde lijn bewegen ook wij ons. En zoo zullen we dan, oordeelende naar dezen maatstaf, van verschil- lende geschriften kennis nemen, ook dezulke, die de proef niet doorstaan kunnen, wanneer zij in de weegschaal der Gereformeerde belijdenis gewogen worden. Onze critiek zal echter niet zoover gaan dat alles, wat met de belij- denis onzer Gereformeerde vaderen niet geheel overeen- komt, door ons als waardeloos verworpen wordt. Wij willen gaarne erkennen, dat er onder deze lectuur nog veel zijn kan, dat zijn nut doen kan en door God gebruikt wordt om het hart te bereiken. Indien echter de groote tegenstelling van dood en leven, van zonde en genade, de algenoegzaamheid van Jezus Christus als Zaligmaker, niet duidelijk uitkomt en tegenover den dwaalweg der zonde, de weg des geloofs in Jezus Christus niet gewezen wordt, dan moet het traktaat verwerpelijk worden geacht.

Want met een oppervlakkig zedepreekje wordt geen ziel behouden van den dood. En met de terzijdestelling van de Heilige Schrift voor eigen gedachten verlossingsweg

(13)

11

en de ondermijning van het Woord Gods, gaat de zondaar juist verder den dwaalweg op, inplaats van het Vader- huis Weer te vinden.

Wanneer wij nu aan den door ons genoemden maatstaf de verschillende traktaten toetsen, die ook in de laatste 25 jaren in het licht zijn gekomen, zullen we een bonte schakeering opmerken. We zullen zelfs bevinden dat het traktaat niet uitsluitend tot een godsdienstig doel wordt gebruikt, maar dat allerlei richtingen, ter verspreiding van haar bizondere denkbeelden, in toenemende mate van het traktaat-geschrift gebruik maken.

Ter vergemakkelijking van het overzicht, willen we de lijn aangeven die wij wenschen te volgen. Onder I rang- schikken wij de traktaten, welke meer van godsdienstigen en evangeliseerenden inhoud zijn. Bizonder bespreken we hier eerst die, welke meer of minder positief-christelijk zijn; daarna, op eigen terrein komende, bezien wij die, welke confessioneel-Gereformeerd zijn; vervolgens gaan we na, die, welke in hoofdzaken afwijken van de Gerefor- meerde leer.

Onder II plaatsen wij de traktaten die, zonder dat het godsdienstige element gemist wordt, een meer speciaal karakter dragen en wel eerst, die het christelijk stempel vertoonen; ten tweede, die bepaald anti-christelijk zijn.

Wij bespreken alzoo:

Onder I (Godsdienstige Traktaten):

1. Christelijke traktaten;

2. Gereformeerde traktaten;

3. On-Gereformeerde traktaten.

Onder II (Speciale Traktaten):

1. Christelijke traktaten;

2. Anti-christelijke traktaten.

In een aanhangsel noemen wij eenige buitenlandsche genootschappen.

(14)

I; TRAKTATEN MET OVERWEGEND GODSDIENSTIGEN INHOUD.

i CHRISTELIJKE TRAKTATEN.

A . Bij de bespreking van de Christelijke traktaten moet allereerst de aandacht gevestigd worden op de uitgaven van het Nederlandsen Godsdienstig Traktaat- genootschap, dat hier te lande reeds arbeidt sinds het jaar 1820, toen het, in navolging van de Religious Tract Society te Londen, te Amsterdam opgericht werd. *) Het mag hier te lande ongetwijfeld het oudste genootschap genoemd worden onder de corporaties, die thans de trak- taatverspreiding behartigen.

Aangaande de historie van den arbeid van dit genoot- schap, gedurende de jaren 1903—'28, moet opgemerkt worden, dat in deze jaren langzamerhand een opleving geconstateerd mag worden, na een periode van dalende belangstelling. Gedurende den wereldoorlog heeft het genootschap groote activiteit ontwikkeld, door duizenden traktaten onder de soldaten aan de grenzen te doen uitdeelen. Toch stond het er in financieel opzicht met het genootschap niet best voor. Maar toen het zoover gekomen was, dat de Penningmeester moest meedeelen, dat, indien er geen verandering kwam, de bezittingen spoedig zouden ingeteerd zijn, is er een groote reorga- nisatie tot stand gebracht, waarbij het genootschap werd opgenomen in den „Centralen Bond voor Inwendige

*) Het 100-jarig bestaan van het genootschap is gevierd in het jaar 1927, dat is, niet in het eigenlijk jaar, waarin de 100ste geboorte- dag viel, maar bij het eeuwfeest van den Almanak, die sinds 1827 verschijnt.

Een kort overzicht van den arbeid van het genootschap sinds de stichting, werd gegeven in „de Standaard" van 8 Nov. 1927.

(15)

13

Zending en Christelijke Philantropische Inrichtingen", met dien verstande, dat het onder leiding van een nieuw Bestuur, uit het Bestuur van den Centralen Bond ge- kozen, als Commissie VI van dien Bond, een zelfstandige positie in het verband van dien Bond verkreeg.

Wat nu de uitgaven sinds 1903 aangaat, *) een groot gedeelte daarvan is geheel uitverkocht, maar den laatsten tijd wordt een „nieuwe reeks" uitgegeven, waaruit wij genoegzaam den geest en het streven van het genoot- schap kunnen leeren kennen. Onderscheidene traktaten dragen resp. tot titel: „De erfgenaam", „Een ongeluk in het hooggebergte", „Lezen, hoe? Wat?" „De kunst om lang te leven", „Watersnood en storm", „Volksfeesten", enz. Wij mogen zeggen dat deze traktaten *) over 't alge- meen goed geschreven zijn en een aangenamen indruk maken in hun verschijning. Om tot lezen uit te lokken, wordt meermalen een treffende geschiedenis, of een voor- val uit het leven, tot aanloop gebruikt. In dit opzicht mag

„Een ongeluk in het hooggebergte", waarin aan een ge- schiedenis van twee toeristen wordt verbonden de heen- wijzing naar den Heere Jezus, een voorbeeld van een spannend traktaat genoemd worden. Ook uit een oogpunt van taal zijn deze traktaten meermalen hoogstaand, uit- gaand boven vele andere met hun versleten uitdruk- kingen. Wat echter 't meeste zegt, zij dringen ernstig aan op bekeering des harten, zij wijzen op den ernst van het leven, waarbij o.a. beelden ontleend worden aan waters- nood, stormen, reddingsbooten, vuurtorens. Om af te manen van alle betrouwen op zich zelf, wordt bijv. als volgt geschreven in het blaadje „Watersnood en storm":

') Uitgever is sinds 1873 de N. V. D. B. Centen Uitgeversmaat- schappij, Amsterdam.

') Schrijvers zijn o.a.: Ds. G. D. Oskamp, Winterswijk, P. v. d.

Wenden te Lemmer, N. de Jong Jr., Schiedam, M . C. T. v. L., Bussum, P. J . Wierstra, N. Baas, Amsterdam.

(16)

„Op dijken en dammen van eigen gerechtigheid te vertrouwen en het zich laten paaien met de bedwelmende leugen, dat het nog wel beter af zal loopen dan men denkt, leidt tot een verschrikkelijke ontgoocheling. Onze zeeweringen zullen het begeven als de bruischende golven op ons afkomen en daarom, let op het geheschen storm- sein, niet om u bang te maken, maar om te waarschuwen.

Volkomen veiligheid is bij Hem, die door Jesaja genoemd wordt een verberging, een schuilplaats tegen den vloed.

Hij zegt nog tot de woedende elementen: zwijg, wees stilf en de wind zal gaan liggen — er zal groote stilte komen.

Hij kan verlossen uit den nood en ook bewaren in den nood en die bij Hem schuilt is veilig en geborgen. En al zouden dan alle dijken en dammen doorbreken en er een overstrooming zijn van leed en jammer,

Ruwe stormen mogen woeden, Alles om mij heen zij nacht, God, mijn God, zal mij behoeden,

God houdt voor mijn heil de wacht."

En hoe ernstig de noodiging tot het heil in Christus geschiedt, lezen we o.a. in „De erfgenaam":

„Wilt gij niet gelukkig zijn voor tijd en eeuwigheid?

Ik ben er zeker van, gij wilt dat. Welnu, gij kunt het ook worden, indien gij uw hart slechts geeft aan den Heiland, die ook door dit geschriftje tot u spreekt en u toeroept:

„Kom tot Mij, die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven!" Rust — ja, dat is het, wat gij noodig hebt;

heerlijke, blijvende, goddelijke rust. Jezus zegt ook tot u: „Die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen." Neen, gij behoeft er niets voor te doen, gij behoeft er geen verre reis voor te maken, het behoeft u geen geld te kosten.

Jezus heeft alles voor u gedaan. Gij moogt tot Hem gaan, zooals gij zijt — als een arm zondaar. „Jezus neemt de zondaars aan"."

Een voorbeeld van een frisch geschreven traktaat is

(17)

15

ongetwijfeld dat van N. Baas over „De kunst om lang te leven". Na de teekening van het ij dele van het leven wordt de dood in zijn onnatuur beschreven: „de dood is geen natuurproces, integendeel, hij is de grootste on- natuur die denkbaar is. A l wat in mij leeft, vloekt den dood. Met heel mijn hart haat ik hem. Ik ril en gril van den dood. De liefde die mij bindt aan mijn vrouw en mijn kinderen, aan mijn werk, aan deze heerlijke wereld, zij geven mij allen in, den dood te haten. De dood is geen natuurproces, wat dan wel? Hij is een vonnis, een ont- eerend vonnis, over ons geveld door den rechtvaardigen Rechter van Hemel en aarde. Konden wij de schuld, waarom wij gestraft zijn, betalen, de dood zou over ons geen macht hebben. Maar nu is Jezus gekomen en heeft Zich borg gesteld voor onze schuld. Hij heeft Zich vrij- willig overgegeven onder het vonnis des doods. Maar als Hij het van de bloedbedropen kruispaal uitroept: „het is volbracht", dan wil dat zeggen: „de dood is dood"....

Er kan dus ongetwijfeld veel goeds van deze traktaten gezegd worden, waar zij ernstig spreken, tegen volks- zonden waarschuwen, op bekeering aandringen en in wel- gekozen en goedverzorgde taal doorgaans spreken.

Toch kunnen we niet zeggen dat deze blaadjes van het Nederlandsch Godsdienstig Traktaatgenootschap in alles onze onverdeelde instemming hebben.

Men zou wat duidelijker van het verlossingswerk van Christus willen gesproken zien. Ja, hier en daar ontbreekt niet de geest van de algemeene verzoening. Of, wat dunkt u van uitspraken als deze: „Hij kent u allang". „Hij zoekt u allang". „Hij heeft u altijd liefgehad". Zoo spraken de Remonstranten in de 17e Eeuw ook. En, hoe ernstig en welgemeend het traktaat van de algemeene aanbieding des heils mag uitgaan, naar het woord van Jezus: „pre- dikt het evangelie aan alle creaturen", het mag toch niet persoonlijk verzekeren van wat tot het verborgene van

(18)

Gods raad behoort; het moet zich houden aan het geopen- baarde Woord en de belofte: „Wie in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven" (Joh. 3 :36).

Voorts meenen wij, dat de raad, die in een der blaadjes gegeven wordt ten opzichte van het bijbellezen: „men behoeft niet alle hoofdstukken te lezen", kwalijk ver- eenigbaar is met het geloof dat de Heilige Schrift is het onfeilbare Woord Gods. Als wij belijden dat de Heilige Geest het gansche Woord Gods ingegeven heeft, is zulk een raad niet op haar plaats. Zij houdt in dat men met een zekere critiek komen mag. Maar zou men, als in de landen der oudheid opgravingen worden gedaan, met de grootst mogelijke piëteit alle brokskens van de vondsten bij elkander leggen, en zich verheugen als men een stuk in zijn geheel samengevoegd heeft, en met de Schrift, die als één geheel van goddelijke heilsgedachten tot ons komt, juist het tegengestelde doen, en daaruit gedeelten willen uitnemen?

We herhalen echter dat er in de traktaten van het genootschap veel is dat onze instemming heeft. En indien hare uitgaven bij voortduur en bij toeneming een beslisten toon mogen doen hooren, zooals wij die beluisteren in onze Gereformeerde belijdenisschriften, dan zal er voor- zeker al meerdere zegen van uitgaan.

B. Wij komen thans tot de traktaten van den Uit- gever J. N. Voorhoeve te Den Haag, die in het begin van de hier besproken periode met zijn uitgaven in dezen een aanvang gemaakt heeft en sinds een menigte van deze geschriften het licht deed zien. Vele hiervan zijn later vervallen. Intusschen hebben wij een gansche verzame- ling onder de oogen gehad, zijnde alle exemplaren van de uitgaven, die sinds 1903 verschenen zijn. Van ieder traktaat kon ons, alzoo meldde ons de heer Voorhoeve, niet de auteur genoemd worden. Wel kan worden gezegd

(19)

17

dat mannen als wijlen Ds. J . v. d. Linden *) en de H.H.

J. N . Voorhoeve, J . Tiesema en N . Baas, vele van deze traktaten bewerkt hebben. In de serie 251—300 zijn ze bijna alle geschreven door den Duitschen generaal Von Viehbahn, voor eenige jaren ontslapen. Ook zijn er bij, die uit het Engelsch vertaald zijn, en die van Zweed- schen oorsprong zijn, voorts stukskens die vroeger in de

„Blijde Boodschap" gestaan hebben.

Deze traktaten, waarvan wij over 't algemeen kennis genomen hebben, richten zich tot levensmoede zielen, menschen die onder den druk van het leven gebogen gaan, maar ook tot voorspoedigen, zorgeloozen en men- schen in allerlei omstandigheden. Zij wijzen op de ver- dorvenheid van het menschelijk hart, de noodzakelijkheid van bekeering, door het geloof in Christus als den vol- komen Zaligmaker; op het toekomend oordeel, de ont- zaggelijkheid van de eeuwigheid, het vreeselijke van een sterven in de zonde, de bedriegelijkheid van wereld en zondedienst, de macht van den Vorst der Duisternis, de heerlijkheid van de liefde Gods in Christus. Vooral wordt bizondere nadruk gelegd op de liefde Gods en de vrucht des geloofs.

Van de inkleeding van de traktaten, de samenstelling, mag gezegd worden, dat zij doorgaans eenvoudig en begrijpelijk zijn. Allerlei voorvallen uit het leven, ge- schiedenissen, zijn aanleiding om den weg naar verstand en hart te vinden, door daaraan vast te knoopen de op- wekking om in den tijd der genade tot Jezus te vluchten.

Ook zijn vele ontleend aan zee en stormen, aan schip- breuk en behoud, aan aardbeving, brand, enz. Maar bij meerdere traktaten is het uitgangspunt ook genomen in

*) Ds. v. d. L. schreef: „De ouderwetsche godsdienst"; „Nieuwer- wetsch of Christendom"; „Wij weten" en „Het overwinnend geloof";

in den laatsten tijd zijn ze afzonderlijk nog door den uitgever herdrukt.

2

(20)

een der hoofdfeiten van de heilsopenbaring, zooals de geboorte, het sterven en de opstanding van Christus, en in andere Schriftgedeelten.

Ook over den inhoud van de traktaten mag ons oordeel over 't algemeen gunstig zijn. Zij zijn beslist zich aanslui- tende aan wat de Schrift leert van de verdorvenheid des menschen, de noodzakelijkheid van de wedergeboorte en het geloof, de algenoegzaamheid van Christus als Zalig- ' maker, de tegenstelling van dood en leven, de Majesteit Gods*) en de nietigheid en broosheid van het mensche- lijk leven. De meeste traktaten kunnen we dan ook, wat dit aangaat, gerustelijk voor onze rekening nemen.

Dit neemt niet weg, dat er wel een enkele opmerking te maken is. Bij al het goede dat wij van deze uitgaven kunnen zeggen, meenen wij, dat ook hier, gelijk bij die van het Ned. Godsd. Traktaatgenootschap, bij het spre- ken over de liefde Gods meermalen in eenzijdige richting gewezen wordt. Immers, wij lezen in sommige blaadjes:

„God heeft u lief" en nog eens: „God heeft u lief" en:

„als iemand verloren gaat, zal het niet zijn, omdat God hem niet liefgehad heeft, maar omdat hij de liefde van God heeft weerstaan". Dit is niet naar de leer van Gods Woord en de Belijdenis onzer vaderen, die ons zeggen dat alle menschen van nature aan het verderf onderwor- pen zijn, en onder den toorn Gods liggen, gelijk trouwens in meerdere traktaaktjes ook uitgesproken wordt. A l is het ook zeker, dat die toorn Gods opgeschort en getem- perd wordt door de lankmoedigheid en de gunst Gods, waardoor Hij nog veel goeds schenkt, den genadetijd verlengt, en Zijn roepstemmen doet hooren, toch is dit iets anders dan de liefde Gods, waarvan de apostel zegt:

„Wie zal ons scheiden van de liefde Gods?" (Rom. 8 :33).

*) Een mooi traktaat is o.a. 760 „In de woeste prairie".

(21)

19

Indien het waar is, dat God ons allen liefheeft, en wij Zijn liefde weerstaan kunnen, dan ligt het zwaartepunt in onze beslissing en in onze liefde. En dit is niet in over- eenstemming met het vrije welbehagen Gods, waaraan alle eere moet worden gebracht (Rom. 11 : 33—36).

Het is dan ook opmerkelijk hoe telkens wordt herhaald in de traktaten, dat, als de mensch maar wil, er redding is en behoud. „Als ge wilt val dan Christus te voet",

„Geloof in Hem, zoek uw geluk in Hem alleen".

Toch, niet alle traktaten ademen dezen geest. Wij lezen ook ergens (no. 2051) het volgende over de vrijheid van den wil des menschen:

„Ligt vrijheid dan op het gebied van den wil? Bij onzen wil kan immers geen mensch bij. Men kan onze handen boeien, onzen mond dichtproppen, ons lichaam kerkeren, maar niemand kan onzen wil buigen. Zoo ergens, dan moeten wij hier de vrijheid zoeken. Maar hééft de mensch een vrijen wil? Daar heeft men zich

stuk-over-gedacht. Het is een recht netelige kwestie. De Genestet rijmde er al over. ,,Als ik een vrijen wil had", zegt hij zoo ongeveer, „zou ik nooit meer over dat lastige probleem van den vrijen wil praten noch denken. Omdat ik geen vrijen wil heb, denk ik er mij suf over." Typisch geeft hij daarin weer, hoe wij in onszelf een innerlijk

conflict opmerken; hoe het daarbinnen tegen elkander hotst. Wij leven in tweestrijd. Als dat conflict niet wordt opgelost, die botsing door harmonie niet vervangen, de zelf kamp tot ziele vrede niet leidt, dan is alle hopen op 'vrijheid in de menschenwereld ijdel en hersenschimmig.

O, vrienden, als gij dat conflict voelt schrijnen en de tweestrijd u afmat, luister dan naar 't woord van Jezus:

„Als de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zult gij waarlijk

~vrij zijn."

Alléén als Hij de slavenketenen der zonde breekt, wordt gij waarlijk vrij.

(22)

Hij is de Groote Bevrijder. Hij wil ons met Zijn bloed loskoopen uit de dienstbaarheid der verderfenis.

Roep Hem dan aan!"

Men bemerkt, dit is een ander geluid. Alleen de Heilige Geest kan onzen wil buigen, en op dat werk van den Heiligen Geest moet altijd de nadruk worden gelegd.

Zeker, de zondaar gaat verloren om zijn onwil en zijn ongeloof, maar hij kan alleen behouden worden door de overbuiging van zijn wil door de genade des Heiligen Geestes.

Ook moet opgemerkt worden, dat de traktaten van Voorhoeve weinig, we zeggen niet: naar de kerk heen- dringen en op haar wijzen, maar de eer van de Kerk als stichting van Christus en Zijn Geest, hoog houden. Dit valt temeer op, waar de behandelde onderwerpen groot in aantal zijn. Ons dunkt, dit is een leemte in deze series traktaten.

De Kerk van Christus is in onze dagen bij velen in minachting, en velen keeren haar den rug toe; daarom mag, wie voor den naam van Jezus ijvert, ook wel denken aan de eere van Zijn Kerk in deze wereld. En er valt dan wel iets meer te zeggen op het bezwaar: „er zijn zooveel kerken en secten, en er is zooveel verdeeldheid onder de Christenen", dan het cliché „als ge voor Gods rechterstoel zult staan, zal u niet gevraagd worden bij welk kerkgenootschap ge zijt geweest, maar of ge Christus hebt aangenomen of verworpen" (no. 604).

Juist omdat er in de traktaten van Voorhoeve zooveel goeds te waardeeren valt, is het jammer dat deze op- merkingen gemaakt moeten worden.

C. Het Nederlandsen Luthersch Genootschap voor i n - en uitwendige Zending, dat in vroegere jaren in dezen meer uitgaven het licht deed zien, heeft in de laatste 25 jaren weinig of niets aan traktaatverspreiding gedaan.

(23)

Dit heeft hierin zijn reden dat, zooals de Voorzitter van het Genootschap *) ons schreef, in deze jaren meer perio- dieken verschenen zijn of meer ingeburgerd zijn. Vandaar dat de traktaatuitgave meer op den achtergrond geko- men is. Wel zijn in de latere jaren eenige kleinere boekjes verschenen, waarvan vermeld kunnen worden: „Wat is gelooven?" door P. Stegenga, en: „Is het redelijk in God te gelooven?" door denzelfden, doch traktaten in den eigenlijken zin van het woord, zijn niet uitgegeven.

D. Anders staat het met de Drukkerij van de Neer- bosch-Weesinrichting, die in deze laatste 25 jaren voort- gegaan is met haar arbeid, doch op zeer beperkte schaal.

De kleine collectie, die in dezen tijd van haar pers ge- komen is, bestaat o.a. uit een traktaat, uit het Duitsch vertaald en van een inleidend woord voorzien door T. M.

Looman, waaruit blijkt, (omdat Looman in 1900 gestor- ven is) dat dit een herdruk is van een vroegere uitgave;

voorts eenige oorspronkelijke traktaten en eenige kleinere boekjes.

Den inhoud nagaande, mogen wij zeggen, dat deze lectuur ernstig en beslist is in de aanwijzing van den weg der zaligheid. Zij volgt een andere methode dan de traktaten die wij boven besproken hebben, althans in de gewone blaadjes. Terwijl de bovengenoemde traktaten een aanloop nemen in de geschiedenis van den dag, of een gebeurtenis uit het dagelijksch leven, plaatsen de traktaten van Neerbosch zich midden in de werkelijkheid van het geestelijk leven. Bijv. het blaadje: „Plicht en bizondere genade" bespreekt de schijnbare tegenstrijdig- heid van de op eiken mensch rustende verplichting om zich te hekeeren en het evangelie te gelooven, met de bizondere genade; een tegenstrijdigheid, die meer schijn dan wezen genoemd wordt, waartoe dan een stuk van

) Ds. C. F. Westerman van Amsterdam.

(24)

een preek van een Engelschen predikant (Ds. Nettleton) over Jeremia 31 : 19, ten beste gegeven wordt. Ook een ander traktaat, getiteld „Wanhoop niet", is op den man af en met warmte geschreven. Wij mogen daarbij opmer- ken dat bij het geringe aantal uitgaven dat verscheen, aan verschillende personen en toestanden in het leven, gedacht is, We treffen immers o.a. aan: „Een woord aan de hoogere standen, door iemand die ertoe behoort", om tegen weelde te waarschuwen; een schrijven „voor huis- moeders" en een paar kleine boekjes voor zeelieden, waarin vele goede woorden en woorden van troost voor den levensweg worden meegegeven.

Ook hier is echter in de wijze van evangeliseer en iets, dat naar onze meening niet in overeenstemming is met de gedachte der Heilige Schrift.

Niet in alle lectuur. Daarom is er een merkbare tegen- stelling bijv. tusschen het blaadje: „Eerst zalig, dan heilig" en: „Wanhoop niet". In het laatste lezen wij:

„God maakt het goed met u. God wil niet dat gij verloren gaat. God heeft u lief. Die groote en heerlijke God, tegen Wien wij zoo zwaar en zoo langen tijd gezondigd hebben, Wiens Naam wij wellicht ontheiligd en gelasterd hebben, met Wien wij wellicht in onze dwaasheid en goddeloos- heid gespot hebben, die God heeft ons altoos door lief- gehad, en heeft u nog lief met de grootste en teederste liefde. Geloof in die liefde en zij zal u behouden." En dan volgt nog: „De Heere Jezus heeft u lief en wil u zalig maken. De Heere Jezus en de Vader zijn één. Hij heeft u lief met de allervurigste en innigste liefde. Hij weent over u, Hij verlangt naar u. Zijn teeder hart dorst naar u . . . . " Neen, dan is het onze overtuiging dat heel wat dichter bij de waarheid staat wat we lezen in: „Eerst zalig, dan heilig": „en maakt ons door Zijn Woord en wel door de prediking der wet en door Zijn Heiligen Geest opmerkzaam op onzen toestand en de gevolgen

(25)

daarvan. D a n eerst richten wij het oog op ons zeiven; en wanneer wij dat op de rechte wijze doen, erkennen wij dat wij zondaar zijn, vreezen wij voor G o d en voor de straf, waarmede de zondaars bedreigd w o r d e n . . . . "

Zou het inderdaad kunnen gezegd worden, dat wij

„voorwerpen van Gods innige liefde" zijn, zoolang wij natuurlijke menschen zijn? Is dit de leer van Jezus? van Paulus? Is dit i n overeenstemming met het: „Vervloekt is een iegelijk die niet blijft i n al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen"? Hoezeer daarom de ernstige toon en de beslistheid waardoor de traktaten van Neerbosch zich kenmerken, ons treft, wij moeten, helaas, verklaren dat i n sommige a l te weinig uitkomt de rechtvaardigheid Gods, waardoor al wie zalig wordt, allereerst verootmoedigd wordt. Zóó alleen komt G o d tot Zijn eer, als de mensch verheerlijkt het recht Gods, waar- aan i n den weg van het kruis van Christus voldaan wordt.

E . A l s een nieuwe vereeniging uit de laatste jaren, die zich ten doel stelt door traktaatverspreiding werk- zaam te zijn voor het K o n i n k r i j k Gods, dient zich aan de Vereeniging tot geestelijke ontwikkeling des volks, te Amsterdam *), opgericht September 1918. Zij heeft echter haar arbeid wijder uitgestrekt dan tot 1 eet uur- verspreiding. Zij houdt evangelische volkssamenkom- sten, debatavonden, jeugdsamenkomsten, openluchtpre- diking. 2) Zij doet huis- en ziekenbezoek. M a a r ook van de verspreiding van traktaten maakt zij werk. „ I n den eersten tijd", zoo berichtte ons de heer J . A . Smink,

„hebben wij veel „ K a n d e l a a r s " , traktaten van „Filippus", als ook van Voorhoeve, verspreid." Daarna gaf de vereeni- ging zelfstandig traktaten uit, benevens (1 M a a r t 1926)

J) Secretariaat Houtrijkstraat 90huis.

:) In het Westerpark, jaarlijks door 16000 menschen bezocht, en op de Prins Hendrik-kade bij den Zeedijk, door 5400.

(26)

een eigen orgaan: „De Straatprediker", waarvan de heer Smink, de leider der vereeniging, redacteur is. Vele trak- taten zijn er niet uitgegeven door de vereeniging. Toege- zonden werden ons o.a.: „Ben ik mijns broeders hoeder?"

en: „Opwerpingen tegen het Godsbestaan weerlegd; de klaarblijkelijkheid van Gods bestaan op bevattelijke wijze aangetoond"; „Ik ben het licht der wereld"; „De mensch, zijn strijd en overwinning"; „Bedenkt de dingen die boven zijn, niet die op aarde zijn."

Over 't algemeen zijn deze traktaten berekend voor dezulken, die, vreemd aan God en Zijn Woord, de Kerk Voorbijgaan, wankelende op hun levensweg, en vormen zij een kloek getuigenis tegen het ongeloof.

Hoe de toestand van den mensch naar de Heilige Schrift, blootgelegd wordt, en aan het recht Gods getoetst wordt, zie men in een stuk over Johannes 3 : 16, waarin wij o.a. lezen:

„Om te verstaan, wat hier wordt bedoeld, moet eerst worden gevraagd: „Waarin bestaat die liefde? Waarom is het liefde?" Zie, dan moet ik mijn lezer (es) wijzen op een ander feit, n.1. het feit der zonde, voor 'teerst in 't paradijs bedreven: Adam's val! Zie, de mensch is, van God af, den duivel toegevallen. Hij is uit het eeuwige in het tijdelijke vervallen en is vanwege de zonde de eeuwige verdoemenis deelachtig geworden; hij ligt krach- tens die zonde buiten alle gunste Gods. En in Adam het geheele menschelijk geslacht.

Nu zijn er die zeggen: „Moet ik, omdat Adam viel, eeuwig verloren gaan?"

Het antwoord kunt ge uzelf geven. Daar waar een kind komt tot verstand, zien we, dat ieder kind, elk mensch, kiest vóór het kwaad, vóór de zonde. Het bloed Adams is des menschen bloed en in dat bloed schuilen de driften en lage lusten: egoïsme, hoogmoed en het verdringen van God en van den naaste is ieder natuurlijk mensch eigen.

(27)

25

De mensch kent geen liefde, 't Is daarom een ijdel pogen, ook al rijzen de idealen. Hebt uwen naaste lief, gelijk uzelve.

Vrijheid, gelijkheid en broederschap!

't Is alles ijdel, zoolang de mensch niet wedergeboren is, — dus een natuurlijk schepsel blijft."

Intusschen zou men, wat den vorm aangaat, waarin de boodschap des Evangelies gebracht wordt, de taal meer- malen wat meer verzorgd wenschen. Dat ze overigens niet alle eenvoudig geschreven zijn, doch bijv. een traktaat als: „Opwerpingen tegen het Godsbestaan", tamelijk filosofisch van redeneertrant is, vindt zijn oorzaak daarin, dat ze veelal bestemd zijn voor arbeiders, die met wijs- geerige argumenten van de zijde des ongeloofs aange- vallen worden, om ze zoodoende te wapenen door 't ont- zenuwen van de redeneering van ongeloovige intellec- tueelen.

F. Nagenoeg in dezelfde richting als de arbeid van den heer Smink, hierboven besproken, beweegt zich de Haagsche Stadszending „Immanuel", goedgekeurd bij Kon. besluit van 31 Dec. 1919.*)

Wij maakten met een der heeren van deze Zending kennis, aan het strand te Scheveningen, in den zomer van 1927. Het was n.1. de heer M . M . Smeenk, die de strand- stoelen langs ging met aanbieding van het traktaatje: „Is er een God?" Hoewel echter ook aan badplaatsen ge- ëvangeliseerd werd, was de oorspronkelijke bedoeling waarmede de blaadjes waren opgesteld, om als tegengif te dienen voor mannen en vrouwen uit het volk, die door wijsgeerige redeneeringen van het ongeloof op weg waren gebracht om hun geloof in God vaarwel te zeggen. En wat overigens nagestreefd wordt door lezingen, met en zonder debat, door een vragen-bureau, waar vragen op

*) Secretariaat Wolmaransstraat 315.

(28)

theologisch-wijsgeerig gebied, geheel kosteloos behandeld worden, voorts door openluchtprediking des Zondags en des Woensdag en door andere samenkomsten1) is ook het doel van de blaadjes die worden verspreid, waarin o.a. populaire beschouwingen gegeven worden om de zekerheid van het Godsbestaan te bewijzen voor denken- de menschen; en dit alles ter wederlegging van de ongeloofstheoriën onzer dagen, en ter bevordering van de geestelijke ontwikkeling des volks. Het bezwaar bijv.

dat de atheïst gewoonlijk doet hooren: „Als God de oorzaak der wereld is, wie is dan weer de oorzaak van God?" wordt aldus beantwoord:

„Wie beseft niet dadelijk de dwaasheid van deze vraag? Doen we echter eens alsof het geen onzin is, en stellen we ons nu eens voor, dat ik dien atheïst precies zou kunnen vertellen wie God geschapen heeft; denkt ge, dat we dan klaar zouden zijn? Geen sprake van. Neen, dan zou de atheïst vragen: maar wie heeft den maker van God dan weer gemaakt? En zoo zouden we tot in het oneindige kunnen voortgaan. — Wat moet hier nu op geantwoord? Eenvoudig, dat God niet geschapen is;

dat God zonder oorzaak bestaat; dat Zijn bestaan zelfs nooit begonnen, maar dat Hij een onbegonnen, eeuwig Wezen is en daarom vóór alle begin en boven allen tijd staat. Kunnen we de redelijkheid daarvoor toonen?

Gewis. Ware God niet een eeuwig, onbegonnen Wezen, dan was Hij tijdelijk en had Hij een „begonnen" bestaan.

Maar dan had er ook nooit iets tot bestaan kunnen komen. Want al wat begint te bestaan, is er niet altijd geweest, was er niet vóór dat het begon te bestaan, is er dus denknoodzakelijk eenmaal niet geweest. Is dus de eerste oorzaak, in dit verband God, een begonnen oor- zaak, dan was Hij er niet voor Hij begon te bestaan, dus

') In het gebouw Hania, Regentesselaan 327.

(29)

27

zoude er eenmaal niets geweest zijn. Echter, uit niets, komt niets. Nul maal nul blijft altijd nul. Daarom is het redelijk te zeggen: alle dingen, die een „begonnen" be- staan hebben, moeten een oorzaak hebben, maar die Oorzaak zelve moet een eeuwige, een onbegonnen Oor- zaak zijn, anders ware er eenmaal niets geweest en hadde er dus nooit iets tot bestaan kunnen komen. Het is daarom redelijk God als den Groot en Schepper aller dingen ootmoedig te aanvaarden."

Met dergelijke redeneeringen onder het volk te arbei- den, en in te werken tegen den vergiftigenden invloed van het troostelooze, alle licht uitblusscbend ongeloof, mag zeer zeker uitnemend genoemd worden. Toch ge- looven wij, dat deze richting van werken meer blijvende vrucht zal hebben, als zij meer rechtstreeks tot uitgangs- punt heeft het eeuwig waarachtige Woord Gods, en het evangelie der zaligheid voor zondaren. De eenige vastig- heid toch tegenover de ontzettende macht des ongeloofs, is het geloof in Christus, die ons den Vader verklaard heeft.

G. Ofschoon geen eigenlijke traktaatverspreiding bedoelende, wordt toch ook door de Vereeniging voor Bijbelverspreiding*) een arbeid verricht, die nauw daar- aan verwant is. Niet alleen brengt zij bijbels, wand- teksten, afzonderlijke evangeliën, alsook boekjes voor evangelisatie geschikt, in omloop, maar zij geeft ook losse blaadjes, geïllustreerde bijbelbladen, uit. Deze zijn van de eigenlijke traktaten hierin onderscheiden, dat zij niets anders geven dan de letterlijke weergave van de Heilige Schrift. In den vorm van een miniatuurboekje, met een

*) Keizersgracht 328—330, Amsterdam. Het bestuur van deze .Vereeniging bestaat uit de H.H. Ds. S. G. de Graaf, Amsterdam,

Dr. J. H. F. Remme, vice-voorz., Mar. J. Heule, secr.-penn., Ds, A. M Berkhoff, Amsterdam, H. J. Heule, J. F. Stroom, H. M. Schaink.

(30)

bijbelsch tafereel in kleurendruk op den omslag, van binnen de Schriftgedeelten, waarbij de plaatjes behooren, beoogt deze uitgave eveneens de kennis van de Heilige Schrift en den. weg der zaligheid, te verbreiden. Ook ansichtkaarten met een plaatje aan de niet-adreszijde, voorzien van een psalm of gezang, worden tot dit doel gebruikt. Ontegenzeggelijk kan ook deze methode: alleen het Woord Gods op zulk een blaadje, en dan gemakkelijk te begrijpen, korte, geschiedenissen, van groot nut zijn.

Intusschen heeft de Vereeniging tot Bijbelverspreiding zich niet tot doel gesteld zelf den Evangelisatiearbeid ter hand te nemen, maar de taak der Kerk, aan welke men dien arbeid overlaat, te vergemakkelijken, door haar aan lectuur te helpen, hetzij gratis, hetzij tegen lagen prijs.

Hoe de Vereeniging daarin werkzaam is, mag blijken uit het feit, dat bijv. het jaar 1 Sept. 1926—31 Aug. 1927 o.a.

geheel gratis verspreid werden 144,000 kalenders, 400,000 ex. van de „Huisvriend", 45,000 geïllustreerde evangeliën benevens 131,495 geïllustreerde bijbelbladen.

H. Naast de bijbelbladen van bovengenoemde Ver- eeniging willen we nog stellen de Maranatha boodschap- pen van Joh. de Heer, daar deze ook geen eigenlijke traktaten genoemd kunnen worden, maar toch ten doel hadden in den vorm van een klein geschrift, naar aan- leiding van de tijdsomstandigheden, het evangelie en de ernstige roepstemmen Gods, aan het geslacht onzer dagen over te brengen. Deze boodschappen zijn oorspronkelijk korte lezingen, over de wederkomst des Heeren. Zij behandelen de volgende onderwerpen: 1. Zal de Heere Jezus persoonlijk wederkomen, hoedanig en wanneer? 2.

De toekomst van den Zoon des menschen, als de dagen van Noach. 3, 4. De vijf wijze en vijf dwaze maagden.

5. De gedaante dezer wereld gaat voorbij. 6. Heeft de jeugd belang bij de komst van Christus? 7. Het volk

(31)

Israël, de wijzerplaat van de wereldklok. 8. Babyion en het nieuwe Jeruzalem. Deze korte geschriften,1) uit den aard der zaak van eenigszins grooter omvang dan de gewone traktaten, zijn verschenen in den eersten tijd van de 25-jarige periode die ons bezig houdt.

Kennis nemende van een en ander, worden we zeker van stonde aan ingenomen door den ernst, waarmede de schrijver wijst op de wederkomst van Christus en de teekenen der tijden. Elk die den naam van Jezus lief- heeft, zal getroffen worden door den liefdevollen en aangrijpenden toon, die uit deze traktaten spreekt, om de menschen van dezen tijd te vermanen toch te vluchten van den toekomenden toorn en Jezus als Zaligmaker te voet te vallen. In zooverre deze geschriften met allen ernst wijzen op den Zaligmaker van zondaren, die ook is de Rechter, die oordeelen zal de levenden en de dooden, gaan we met den inhoud van harte mee.

Maar met alles wat deze lectuur biedt, instemmen, kunnen we niet. Allereerst komt er sterk in naar voren, de z.g. leer van het Duizendjarig rijk. Het is merkwaar- dig, hoe de schrijver, tot in allerlei bizonderheden toe, zeggen kan, hoe dit rijk er uit zien zal (boodschap 6).

Ook houdt hij letterlijk vast aan de afmetingen, die in het boek der Openbaringen gegeven worden van het Nieuwe Jeruzalem, en komt hij bij zijn berekening tot een inhoudsmaat van 8 milliard kubieke kilometer (bood- schap 8). Of voorts de exegese van aangehaalde Schrift- gedeelten altijd juist is, valt wel te betwijfelen. Ten op- zichte van Genesis 6 : 1—7 huldigt de schrijver de opvat- ting dat bij de zonen Gods, die de dochteren der men- schen aanzagen dat zij schoon waren, niet gedacht moet worden aan het geslacht van Seth, dat zich met de na- komelingen van Kaïn vermengde, maar dat hier genoemd

*) Waarvan de laatste partij in boekvorm is uitgegeven.

(32)

worden: gevallen engelen, zoodat hier sprake is van een tegennatuurlijke verbinding van demonen en menschen;

de demonen worden dan nader aangeduid met den naam:

engelen die hun „beginsel van geslachtloosheid" niet be- waard en zich met een ander soort wezens — men- schen — vermengd hebben; waardoor dan het mensche- lijk geslacht verdorven is geworden. Wij kunnen in deze opvattingen niets anders zien dan verwringing van wat de Schrift zegt over de natuur der engelen als geestelijke wezens, en voorts van het begrip „beginsel" in Judas : 6.

En zoo zijn er meerdere dingen die er blijk van geven dat de schrijver soms meer zijn persoonlijk gevoelen met de Schrift tracht te dekken, dan voor alles de Schrift laat spreken. Zooals wij echter boven zeiden, is in deze ge- schriften zeer veel goeds, omdat de ernstige roepstem tot bekeering hier tot het geslacht onzer dagen uitgaat.

I. Onder de Christelijke traktaten mogen wij ook rekenen de Evangelisatiebladen, waarmede door enkele vereenigingen gearbeid wordt. Zoo kent men de „Strijd- kreet" van het Leger des Heils.1) Voorts heeft de Stads- Evangelisatie „Jeruel" te Rotterdam *) naast de trakta- ten van Voorhoeve, waarvan ze gebruik maakt, een eigen evangelisatieblad, dat zooveel mogelijk gratis uitgereikt wordt. Vooral wordt bier onze aandacht getrokken door:

het evangelisatieblad, waarmede gearbeid wordt door de

„gemeente des Heeren", waarvan zich 16 personen met geest, ziel en lichaam gewijd hebben aan den Heere, om met een evangelisatieschip ons Nederland door te trekken en het heerlijk evangelie te verkondigen, met behulp van een bijbelwagen, tot steun van onzen arbeid."

Omstreeks Hemelvaartsdag van 1927 kwam de bijbel-

*) Hoofdkwartier Prins Hendrikkade 49—51, Amsterdam.

') Secretariaat Boezemstraat 29.

(33)

31

(vagen, in bovengenoemde omschrijving vermeld, vlak voor onze deur te staan. Nadat — we moeten zeggen, op zeer stichtelijke wijze — een reeks verzen uit den 25sten Psalm door eenige mannen en vrouwen gezongen waren, werd de buurt „bewerkt" en zoodoende maakten we kennis met het genoemde evangelisatieblad, dat aan de deuren werd aangeboden. Op onze vraag, waarvan deze arbeid uitging, ontvingen we tot bescheid dat deze onder- nomen werd door „de gemeente des Heeren", waartoe ook Gereformeerden behoorden, en die van harte de Be- lijdenisschriften der aloude Gereformeerde kerk was toegedaan! Dat scheen heel geruststellend. Waar het adres van de vereeniging of „gemeente" was? Omdat men steeds op verschillende plaatsen zich bevond, had men het adres bij het Hoofdbureau van politie in Amsterdam.

Namen werden ons overigens niet genoemd, doch in het blaadje zelf komen voor de namen: J. Orsel en Mej. R.

Reinders. De bedoeling van dit blaadje nu, dat als trak- taatje aangeboden (verkocht) wordt, moge op zich zelf prijzenswaardig zijn, daar het evangeliseeren wil, toch kunnen wij de wijze waarop men hier het evangelie ver- breiden wil, niet in alles loven. Allereerst is de pretentie, waarmede men zich aandient, alsof men zich bij uitstek de gemeente des Heeren zou kunnen noemen, niet be- paald getuigend van veel vertrouwen in de bestaande kerken. Dat het niet alleen de naam is, die daartoe vrees wekt, kan men zien uit het geschrift zelf, dat, met aan- haling van Jacobus 5 : 14, 15 (dat vermaant de ouder- lingen tot zich te roepen, in krankheid), vraagt: waar zijn de ouderlingen? en dan zegt: u kunt ze vinden in boven- genoemde gemeente. En het getuigt bepaald van een veroordeelende gezindheid, als men, doelende op zoovelen die ter kerk gaan, de opmerking bij de hand heeft: „Niets waard, de duivelen gelooven ook, en zij sidderen!" De stukken zelf, hoe ze óók opwekken tot verootmoediging

(34)

en bekeering, wat altijd instemming vinden moet, zijn echter een tamelijk verwarde aaneenrijging en door heen- haspeling van Schriftuurplaatsen, waarin taal én stijl niet evenredig zijn aan de heerlijke boodschap die men brengen wil.

K. Ten slotte zij hier vermeld dat er ook een genre Christelijke traktaten bestaat, uitgegeven door op zich zelf staande colporteurs. Zoo ontmoetten we in Augustus

1926 een „evangelist", die, naar zijn inlichtingen, oud- Gereformeerd was, behoorende, zooals hij zeide, tot „de kerk van Ds. Kersten". Deze man verspreidde voor eigen rekening en voordeel, blaadjes, „uit louter liefde voor de ellendige menschen", zooals er op gedrukt staat. Hij dient zich zelf aan met het woord: „In mij leeft de roep- stem „zaait aan alle wateren", afgezien welke religie de mensch is toegedaan, hulp bieden, waar zulks noodig is, tot opvoering van een hooger peil en punt van beschaving, troost bieden aan ellendigen, zooveel het God moge be- hagen ons daartoe in staat te stellen; men denke hier aan zoovelen welke als op den rand van den afgrond staan door gruwelijk drankmisbruik, welke wij in de kracht Gods trachten voor een gewissen ondergang te behoe- den "

Deze traktaatverspreiding, al moge ze te goeder trouw zijn, zal zeker niet de meeste vrucht afwerpen.

Immers het vertrouwen: in dergelijke persoonlijke trak- taatuitgave, die niet belangeloos geschiedt, wordt niet gevoed door het feit, dat er verscheidene van zulke ondernemingen suspect verklaard moeten worden. Som- mige werden ons als „oplichterszaakjes" genoemd.

In dit verband trok onze aandacht een artikeltje in de a.r. „Rotterdammer" van Maandag 29 Aug. 1927, waar een inzender de ontmoeting verhaalt met een colporteur

(35)

33

van een z.g. Vrije evangelische Stad en Landzending, x) aan het strand te Scheveningen, waarbij o.a. het volgend gesprek gewerd werd:

„Mijnheer", zoo begon een dezer ongewone strand- discoursen, „mag ik even uw aandacht hebben? — Neen, schrik maar niet, ik ben niet van de belasting "

„U ziet er toch wel uit als een deurwaarder, met uw leeren taschje vol papieren!"

„Zeker, maar dat is toch niet zoo; ik kom hier de menschen op het strand een betere boodschap brengen.

Ziet u dit blaadje maar eens in."

„O, evangelisatie! Juist! Van welke kerk gaat dit uit?

Dat wil ik wel weten, vóór u verder gaat."

„Van welke kerk? Dit gaat niet uit van een kerk, zooals u het bedoelt. Ja, eigenlijk toch wel van een kerk:

de groote, algemeene kerk, die gevormd wordt door alle kerken tezamen."

„Maar hier zit dan toch een organisatie achter? Welke personen zitten daarin? "

(Nadat de namen genoemd waren van de leiders):

„Spaar u dan maar verdere moeite, meneer, die namen ken ik veel te goed. U behoeft niet verder met mij te praten."

„Meneer, u bent een arme man, u bent nog heelemaal vleeschelijk."

') Toen dit geschrift gereed lag voor de drukkerij, lazen we in de „Rotterdammer" (van 28 Febr. '28) het verslag van een lezing, die de Heer G. van Boekei, Secretaris van den Armenraad te Arnhem, aldaar in Febr. '28 gehouden heeft over het onderwerp: „Stroop-' tochten van oplichters". Daarin signaleerde hij verschillende onder- nemingen, die louter op bedriegelijke wijze geldinzamelingen houden;

onder de lijst die hij gaf, komt ook voor de Stad en Land-Zending

!e Rotterdam, waarvan de leider-organisator was iemand, die mis- bruik maakte van sterken drank, en reeds wegens zedendelicten gevangenisstraf had ondergaan. Of deze „zending" idenüsch is met bovengenoemde is ons niet bekend, maar de vermelding blijft ter waarschuwing van kracht.

3

(36)

„Goed hoor, dan bent u zeker heelemaal geestelijk!"

„Ja zeker, ben ik dat! U bent een goddeloos mensch (de spreker wordt rood van kwaadheid). Ik hoop dat we elkaar nog eens ontmoeten '

„Meneer, praat u nu liever niet verder tegen mij. Het laat me absoluut koud hoe u over mij denkt. Toe, neem uw papiertje alstublieft terug; ik wil het niet hebben."

„U noemt mij tenminste nog „mijnheer"; daar ben ik blij om. U bent heelemaal geen mijnheer. U bent een goddelooze man, u bent een onbeschofte kerel, u teekent u zelf dat u Gereformeerd bent, met uw vragen naar de kerk, u bent " e r volgden nog eenige liefelijke kwali- ficaties, die we ons niet meer herinneren."

Inderdaad bij dit verslag kan men niet bepaald zeggen dat er van zekere traktaatverspreiding een frissche geur uitgaat. Wij onderzoeken deze niet verder.

2. GEREFORMEERDE TRAKTATEN.

In de laatste 25 jaren is niet het minst van Gerefor- meerde zijde de traktaatverspreiding met kracht voort- gezet. Vooral het traktaatgenootschap „Filippus" heeft in dezen tijd weer vele traktaten het licht doen zien; de Zondagsschoolvereeniging „Jachin" gaf een en ander;

daarbij kwamen o.a. bekende uitgevers met nieuwe uit- gaven in dezen aan de markt.

A . Uit aanmerking van den ouderdom, dien wij eeren, wijden wij aan de Gereformeerde Zondagsschoolvereeni- ging „Jachin"%) hier eerst onze aandacht. Deze vereeni- ging is gesticht 14 Nov. 1871 en is dus 57 jaar oud. *)

M Het Bestuur van deze Vereeniging bestaat thans uit de HJL Prof. Dr. F. w*. Grosheide, 1ste voorz., Ds. J. N. Lindeboom, 2de voorz., A. Boot, 1ste secr., Ds. J. P. Tazelaar, 2de secr., P. Koster, penningmeester.

') Men vindt de historische bizonderheden aangaande de stichting in Ds. Lindeboom's overzicht

(37)

35

Gelijk tevoren heeft zij ook in de laatste kwarteeuw traktaten uitgegeven, maar op beperkter schaal dan vóór dien tijd. Want zagen in de laatste dertig jaren van de 19e Eeuw nog een honderdtal nos. het licht, in de periode daarna, tot heden, zijn maar enkele nos. verschenen. Dit vindt echter zijn reden daarin, dat Jachin het uitgeven van traktaten aan „Filippus" overlaat, maar doordat altijd nog Zondagsschoolvereenigingen aandringen op eenige uitgaven, zijn voor en na nog eenige nummers verschenen.1)

Gaan we deze na, dan zien we, dat in de jaren 1904—

1905, van de hand van den heer P. Koster, een zestal traktaten verschenen is, gedrukt op gekleurd papier.

Daarna, in 1908, weer een twaalftal, geschreven door Ds.

J. P. Tazelaar en den heer P. Koster. In 1926 schreef de heer A. Boot een reeks traktaten over de feestdagen.

Zooals uit den aard dezer uitgaven, als Zondagsschool - lectuur, dadelijk duidelijk is, zijn deze blaadjes voor de jeugd bestemd. Welnu, ze zijn er ook voor berekend.

Daargelaten dat het plaatje u soms in Engeland ver- plaatst, terwijl de schrijver u toch meeneemt naar Zuid- Holland, mag gezegd worden, dat de evangelieboodschap doorgaans op aantrekkelijke en boeiende wijze aan de kinderen gebracht wordt, en óver de kinderen heen, de ouders alzoo op bevattelijke wijze op den weg der zalig- heid worden gewezen.

Geheel anders van opzet dan de uitgaven van 1904—

1905, zijn die van 1926. Hier geen verhaal. De kennelijke bedoeling schijnt te zijn, niet altijd in de eerste plaats de kinderen, maar vooral de ouders te bereiken, al is het dat ook: „Kerstfeest" en „Rika" zich bepaald tot de jeugdigen richten. Dat hier op eenvoudige en degelijke wijze de beteekenis van het evangelie, bepaald van de

,) Bij Firma E . J . Bosch Jb.z. te Amsterdam.

(38)

heilsfeiten, duidelijk gemaakt wordt, mag een goede ge- dachte van Jachin genoemd worden. Immers hoe ont- breekt veelal in de kringen, waaruit de kinderen der Zondagsschool komen, de rechte kennis van de beteekenis van onze Christelijke feestdagen. En immers zal het evangelie alleen dan kunnen verstaan worden, als de groote heilsfeiten, als de geboorte, het sterven, de op- standing, de hemelvaart van Christus, de uitstorting van den Heiligen Geest, recht worden gekend. Het is goed dat dit doel in 't oog wordt gehouden, ook in de traktaat- uitgaven. Alleenlijk zij de opzet niet te gedrongen en de taal eenigszins meer illustreerend.

B. Wij komen thans tot het Gereformeerd Traktaat- genootschap „Filippus", dat opgericht is den 22 Mei 187£

(als rechtspersoon erkend 28 Jan. 1883, terwijl 18 Dec.

1901 de koninklijke goedkeuring op de wijziging der statuten verkregen werd). De geschiedenis van de oprich- ting van dit genootschap, terecht een dochter van.

„Jachin" genoemd,*) is reeds verhaald in het meerge- noemde overzicht van Ds. Lindeboom, en kan dus hier achterwege blijven.2)

Ook in haar tweede 25-tal jaren is de vereeniging ijverig voortgegaan met haar uitgaven. Gaan we deze na, dan bemerken we dat ze aan allerlei terreinen haar aan- dacht gewijd heeft, om daar het licht des evangelies te doen schijnen. Hoofdzaak is steeds, van uit de Gerefor- meerde leer en levensbeschouwing, evangeliseerend werk- zaam te zijn, niet om voor een bepaalde kerk overtuigin-

*) Jaarverslag 1909—'10, pag. 31, uitg. Mobach, 1911.

) Het tegenwoordig Bestuur bestaat uit de H.H. Prof. L. Linde- boom, Kampen, 1ste Voorzitter, J. ter Borg, Apeldoorn, Secr., Ds. J.

Mulder, Leeuwarden, Penningm., Ds. J. J. Berends, Veenendaal, A.

Boot, Groningen, Ds. J. Gispen, Groningen, Ds. H. W. Laman, Assen, Ds. W. H. Oosten, Scheveningen, Z.Ex. Minister H. v. d. Vegte; Dr.

H. Franssen, 2de Voorzitter, overleed Febr. 1928.

(39)

37

gen te winnen, maar om bekend te maken met Jezus en de zaligheid in Hem. En terwijl dit in het midden staat, wekken de traktaten op tot den strijd tegen de zonde, waarbij het niet bij algemeene woorden blijft, maar tegen bepaalde zonden gewaarschuwd wordt. Zij dringen aan op het zoeken van de dingen die boven zijn, zij wijzen op

<len ernst van leven en dood; zij verdedigen de waarheid der Heilige Schrift tegen dwaling; zij vallen het moder- nisme aan; zij bestrijden de Roomsche leer; zij weerleggen de stellingen van het socialisme; zij veroordeelen secta- risme, on- en bijgeloof. Zij wijzen op de teekenen der tijden en de wederkomst van- Christus; zij veroordeelen den materialistischen tijdgeest, de kermis en het alcoho- lisme, de bandeloosheid der jeugd, ja wat niet al. Zij geven iets voor de militairen, voor arbeiders, voor zaken- menschen, voor armen en rijken, voor gevangenissen en ziekenhuizen, voor kinderen, jongelingen en oude men- schen. Ook aan de kweeking van de liefde voor ons Vorstenhuis is gedacht.

Wanneer wij nu over den inhoud van de traktaten van

„Filippus" ons oordeel geven, dan mogen we al dadelijk onze waardeering uitspreken voor wat het genootschap voortgaat onder het volk te brengen. Naar ons inzien bewandelt het daarin den rechten weg, dat het geen bepaalde kerk op den voorgrond stelt, maar langs Schriftuurlijken weg zich bewegende, den van God afge- dwaalden mensch tracht te bereiken, om onder den zegen Gods zijn oogen te openen voor de waarheid van het evangelie van Christus. Zij blijft daarbij aan haar een- maal ingenomen standpunt getrouw, en het is reden van dankbaarheid, dat onze getrouwe God haar gangen bij den voortduur bevestigt in den eenmaal ingeslagen weg.

Er zijn immers zoo menigmaal vereenigingen en genoot- schappen geweest, die later merkbare afbuiging ver- toonden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De toenemende betrokkenheid van steeds meer partijen – niet alleen overheden maar ook bewoners, boeren, industrie, recreanten, weg- gebruikers en natuurbeschermers – maakt

Cijfers staan altijd netjes midden in het rekenhokje: ze raken de randen van het hokje niet.. Zo komen ze niet met elkaar

Zoals Christus zei tot Zijn discipelen (Johannes 15): als u van de wereld zou zijn, zou de we- reld het hare liefhebben; maar omdat u niet van de wereld bent, maar Ik u uit de

met het werk Gods in strijd, want God gaat met den mensch, dien Hij schiep naar Zijn beeld, niet om, alsof deze een machine ware, èn het is ook in tegen spraak met de Schrift

De eeuwige duur van de straf der hel wordt niet alleen in de Schrift duidelijk geleerd, even duidelijk bijvoorbeeld als het eeuwig bestaan van God en meer dingen, die op Hem

Paulus leerde: “Daarom, zoals door één mens de zonde in de wereld is gekomen, en door de zonde de dood, en zo de dood over alle mensen is gekomen, in wie allen gezondigd

Start links boven Schuin door het midden Stop rechts onder.

Omdat het niet genoeg is, deze genade uitwendig te tonen, moet ze niet alleen in onze uitwendige mens zijn, maar als wij Hem willen volgen, moet ze wonen in ons hart, want Hij