• No results found

Onder de sectarische traktaten verstaan wij die, welke uitgaan van godsdienstige, onkerkelijke

gezind-heden, die op voorname punten de Gereformeerde belij-denis verloochenen en een eigendunkelijke opvatting van wat door Schrift en Kerk geleerd wordt, naar voren schuiven. Deze lectuur eischt wel onze aandacht. Wij leven in een tijd van sterke propaganda van verschillende sectarische stroomingen. Stad en dorp worden, soms van huis tot huis, bezocht en door aanbieding en verkoop van lectuur, tracht men zijn gevoelens aan den man te brengen, waarbij men niet schroomt de Gereformeerde belijdenis aan te vallen, en soms, met aan het onbetame-lijke grenzende vrijmoedigheid, door aanspraak te maken op maaltijd en nachtlogies, zich tracht in te dringen in de gezinnen. En zooals het optreden van deze menschen is, die zich „zendelingen" noemen, zoo is menigmaal ook de toon van de verspreide geschriften. Alzoo moet van-zelf wel dit genre in 't oog vallen.

En dan willen wij hier bepaald onze aandacht wijden aan de traktaatuitgave van de Mormonen.

In Nederland worden traktaten van deze secte uitge-geven door (bij) John P. Lillvwhite, te Rotterdam.l) De

„zendelingen", die in stad en dorp rondgaan, hebben, schoon hun godsdienst van verre komt, de tasch gevuld met geschriften in de taal des lands. En zoo komen zij ons prediken de leer die men in het verre Westen huldigt, met name in den staat Utah. Zoo komen ze ons bekend maken met de Mormoonsche veelwijverij, zoo komen ze ons onthullen de Mormoonsche tempelgeheimen... Maar

*) Crooswijksche Singel 16c.

49

neen, ze zeggen dat ze aan de dwalende Christenheid een goede boodschap hebben te brengen, terwijl ze de apostelen nadoen, die, naar het woord van Christus, in de wereld uitgingen zonder buidel en zonder male.

De traktaten inziende, die door deze secte verspreid worden, bemerken we al spoedig opschriften als: „ B e -proeft alle dingen, behoudt het goede" (1 Thessal. 5 : 21), waarin met een gretig gebruik van geschikt lijkende uit-spraken der Schrift, de Kerk en de christelijke godsdienst van velen aangevallen worden en waarmee het lokaas van de nieuwe leer wordt voorgehouden, opdat daarvoor de oude waarheid die men beleed, opgeruimd worde.

Het begint dan met af te geven op de heerschende toe-standen op godsdienstig en kerkelijk gebied, wat altijd een gemakkelijke aanloop is. Hoor de klacht: „Welk een verdeeldheid heerscht er toch op aarde, niet alleen op staatkundig, maar helaas ook op godsdienstig terrein. De godsdienst die het menschdom moet veredelen, verbroe-deren en tot eenheid brengen, de aarde met vrede en gerechtigheid vervullen en als 'tware de levenskracht van de menschen moet zijn, wordt helaas door velen vermeden als niet in staat zijnde om deze dingen in 't leven te roepen. Is dit niet een treurig feit? Gewis, maar nog treuriger is het, dat de godsdienst zelf door velen als oorzaak hiervan beschouwd wordt. Dit is echter zoo niet. Het is de mensch zelf, die door het niet nakomen of veranderen van Gods wetten deze verdeeldheid te voorschijn heeft geroepen. Moet dit zoo blijven? Neen.

Het woord des Heeren zegt ons duidelijk, dat er eenheid moet wezen, daar een koninkrijk, dat tegen zich zelf verdeeld is, niet kan bestaan." Alzoo het blaadje. Natuur-lijk, het zou heerlijk zijn als er in het godsdienstig en kerkelijk leven eenheid was. Het zou heerlijk zijn, als er geen tweedracht, geen secten en verdeeldheden waren.

Maar hoe wil men dit klaarspelen? Wie zal die

gewensch-te eenheid tot stand brengen? Hoor, hoe men de oplos-sing aan de hand doet. Drie dingen zijn noodig, zegt het traktaatje: Ten eerste de bekeering. Wat is eigenlijk bekeering? Dat is, zoo lezen wij daar: „een eenvoudig verlaten en niet doen van de zonden." Dat schijnt dus erg gemakkelijk in zijn werk te gaan. Dan moet er een tweede zaak gebeuren. Want, zoo staat er: „de geloovige, die zich bekeerd heeft, zal den zondelast van voorheen gevoelen en naar een middel van vergeving rondzien, want zonder die vergeving zal hij niet zalig kunnen worden." Wat is nu het middel tot vergeving der zonden?

Dat is de doop en wel de doop door onderdompeling! En, ten derde moet de geloovige de kracht ontvangen om voort te gaan op den weg des levens. Daartoe moet hij den Heiligen Geest ontvangen, en dien ontvangt hij: door

oplegging der handen!

Zietdaar de wederkeering tot het evangelie, die nood-zakelijk geacht wordt. Maar hoe kan men hier zien, dat men het christelijk leven in uitwendigheid en vormelijk-heid verstijven wil. Hier geen woord over het bloed van Christus, dat van alle zonden reinigt; geen woord over de gerechtigheid van Christus, door welke een zondaar gerechtvaardigd wordt, welke alleen de kracht van den Doop zijn.

Alle nadruk wordt gelegd op de teekenen, in plaats dat het werk Gods in Christus en door den Heiligen Geest in zijn heerlijkheid gezien wordt. En deze armzalige uitwendigheid wordt dan in de traktaten verkondigd als de herstelling van den afval!

Neen, voor de verbreiding van het zuivere evangelie der genade is niets te hopen van deze traktaatversprei-ding, waarbij trouwens, blijkens de verspreide lectuur, een Schriftbeschouwing gehuldigd wordt, die de erfzonde loochent, de verzoening door Christus algemeen stelt, de uitverkiezing ontkent, den kinderdoop bestrijdt. A l wat

51

door deze secte onder het volk gebracht wordt, ter pro-paganda van haar leer, is zoo algeheel met de meest kenmerkende Gereformeerde leerstukken in strijd, dat we onvoorwaardelijk deze lectuur moeten veroordeelen, temeer waar de vorm, waarin alles aan den man gebracht wordt, zoo Schriftuurlijk schijnt te zijn en de verzwijging van den naam der secte misleidend werken kan.

Onder deze sectarische traktaten kunnen ook gerang-schikt worden de blaadjes, uitgaande van zekere perso-nen, die blijkbaar een kring van evangelisatie vormen, staande buiten het kerkelijk leven, waarvan als het adres

(1926) vermeld werd: Herschelstraat 5, Den Haag. De lectuur, van dezen kring uitgaande, moge schijnbaar van

bijbelschen inhoud zijn, zij is evenwel verre van duidelijk in de aanwijzing van de rechte lijnen. Er wordt gesproken van Schepping en Val en daarna een overzicht gegeven van de heilsopenbaring, van de komst van Christus; maar

dat alles op een wijze, dat men meer vooropgezette mee-ningen en eenzijdige voorstellingen dan een uiteenzetting van den weg der zaligheid vindt. In ietwat zwevende woorden en uitdrukkingen wordt op de noodzakelijkheid der bekeering en op den weg der zaligheid gewezen. De woorden van den apostel: „Zoo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods" (Rom. 10:17}

worden alzoo in een traktaatje verklaard: „het geloof is dus niet uit God, maar door de prediking, uit het geloof:

hoor en lees." Omdat dus de prediking het middel is, waardoor God werkt, is het geloof niet uit God! Verder, wie de genoemde uitdrukking vatten kan, die vatte ze!

Het geloof is uit het geloof!

De geest van deze evangelisatie of propaganda is hier-uit genoegzaam duidelijk. En men meene niet dat, bij de overschatting van de prediking, ook maar eenige eere bewezen wordt aan de kerk en den dienst des Woords.

Want de opstellers van deze lectuur dienen zich zelf aan als uitdeelers der zuivere waarheid. Immers heet het in hun schrifturen: „Wij wenschen u dan opmerkzaam te maken om te onderzoeken of gij uw leiders, bestaande uit menschen van studie alleen, of leering zonder leven, volgt. In dat geval wordt ge zeker verleid." Hier kunt ge dus zwart op wit lezen, dat de leiders, dat zijn natuurlijk de predikanten, verleiders zijn. De echte herders zijn dan de voorgangers van een of andere onkerkelijke groep, die immers alléén branden voor 'theil der zielen. Men zou anders wenschen dat de lieden, die hier spreken, een weinig meer Schriftkennis mochten toonen, nog gezwe-gen van de studie; immers, moet men een traktaat ge-looven, dan beteekent Israël: God met ons; en dan is het telkens de eenling geweest „waar God de Heer zich aan bleef openbaren"! In denzelfden stijl gaat het zoo voort, om tot het sectarisch gezelschap te trekken en van de kerk afkeerig te maken. En als men dan ten slotte goed laat voelen dat men anti-militairistisch is, dan weten de zielen meteen, hoe vreedzaam de bedoeling is van het onschuldig traktaat.

Voorts worde hier vermeld de traktaatlectuur, waar-mede door het z.g. „Kruisleger" wordt gearbeid. Men verwarre dit Kruisleger niet met het Leger des Heils. De veld-secretaris van het Leger des Heils schreef ons, dat allerlei groepen als: „het Nationale Reddingsleger", „het Nederlandsche Leger des Heils", de „Reddingsbrigade",

„het Kruisleger" altemaal namaak-Legertjes zijn, die maar al te vaak onder valsche vlag varen.*)

') In de lezing, door den Heer G. van Roekei te Arnhem, aldaar Febr. '28 gehouden (zie boven pag. 33) werd ook het Kruisleger in minder gunstigen zin besproken. Het werd gerangschikt onder de zaakjes die onder voorgeven van bepaalde goede doeleinden, ten eigen bate geld inzamelen. We hebben er in onze bespreking dus blijkbaar teveel eer aan bewezen.

53

Wanneer we ons bepalen tot de lectuur van dit Kruis-leger, dan vinden we hier niet gepredikt den vollen raad Gods, geopenbaard in Christus, tot betooning van Zijn rechtvaardigheid en barmhartigheid beide. Daarbij is de slordige vorm, waarin de noodiging tot de men-schen uitgaat, er niet op berekend om een taalkundig lezer aangenaam aan te doen. Een blaadje dat voor ons ligt, onderteekend door den „commandant", is zoo slecht van taal, dat men onwillekeurig vraagt: zijn er dan bij het „Kruisleger" geen mannen, die de Hollandsche taal dermate machtig zijn, dat een stuk, dat de wereld ingaat en harten veroveren moet, althans zonder veel fouten is? Ik lees in een blaadje de uitdruk-kingen: „het bloed reinigd", „van den wonderen die Jezus deed", „Christus die ons allen noodigd", „gij die naar de gerechtigheid verlangen", voorts staat er wel

„ffemelsche", maar als er sprake is van God zelf: „ik".

Deze blaadjes dienen zich aan als een krantje, dat om de drie maanden verschijnt als evangeliebode, maar gelet op den inhoud en de verspreiding, kan men het met traktaten op één lijn stellen. *)

*) Dit is minder het geval met de lectuur van het Wachttoren

Bijbel- en Traktaatgenootschap, die bestaat uit een geregeld uitge-geven tijdschrift en kleinere boekjes en ten doel heeft „de menschen te helpen het goddelijk plan te begrijpen" en daartoe zorgt „voor systematische Bijbelstudie". De Vereeniging die deze uitgaven ver-zorgt heet „de Internationale Vereeniging van Bijbelonderzoekers", of „Vereeniging van ernstige Bijbelonderzoekers". Zij noemt zich naar Prof. Rusell te Allengzeny in Amerika, die een groot boek schreef over wat de Schrift naar zijn inzien over de toekomst van Christus leerde. Deze Rusellianen, een tak van de .Adventisten", zeggen o.a. „dat de wereld geëindigd is, dat de Heere Jezus terug-gekeerd en nu tegenwoordig is; dat Jehova Christus nu op Zijn troon gezet heeft en thans alle natiën en volkeren gebiedt Hem te h co ren en te gehoorzamen"; voorts: „dat de regeering van Christus rlle menschen een eerlijke gelegenheid om het leven te verkrijgen zal verschaffen, en degenen die gehoorzamen, eeuwig op aarde zul-len blijven leven in een toestand van geluk." Het eenige dat aan