• No results found

4.1 Attitudes tegenover meertaligheid

4.2.3 Verbieden van andere talen op school

Een aantal leerkrachten van de Sint-Maartenschool zijn ervan overtuigd dat leerlingen op school uitsluitend Nederlands zouden moeten spreken en hun thuistaal achterwege moeten laten (citaat 50, 51 en 52). Een stelling die echter niet wordt ondersteund door

wetenschappelijk onderzoek is de volgende: “het spreken van de thuistaal verhindert het aanleren van het Nederlands”. Het tegenovergestelde is zelfs waar. Volgens onderzoek heeft een goede beheersing van de moedertaal namelijk een positief effect op het aanleren van een tweede taal (Agirdag & Hermans, 2010) en gaat het benutten van andere talen niet ten koste van de dominante taal (Ramaut et al., 2013).

50. Audrey (28, leerkracht geschiedenis en Engels): “ik vind dat ergens, begrijp ik de leerlingen wel da ze graag in het Frans praten, zeker tegen elkaar, das hun jongerentaal eigenlijk, ma ja t blijft natuurlijk onze taak om hen te wijzen op het belang van het oefenen van het Nederlands” 51. Emily (± 35, leerkracht Nederlands): “tis beter, ‘k heb hen da zelf ook al

gezegd, da ze eigenlijk op school heel de tijd Nederlands praten om het Nederlands te oefenen”

52. Celine (± 40, directrice): “dan durf ik soms ook wel eens de link maken met, euhm, tis belangrijk voor jou om echt veel Nederlands te gebruiken en te spreken en en te denken en stop nu eens met al da vertalen int Frans da helpt u Nederlands echt ni vooruit”

Verschillende geïnterviewde leerkrachten maken bovendien impliciet een onderscheid tussen Franstaligen en anderstaligen, waarbij ze een negatievere houding aannemen ten opzichte van die eerste groep. Tijdens alle interviews was het opmerkelijk dat de leerkrachten vooral “Frans” verstonden onder “andere taal”. Eén leerkracht verwijst naar het feit dat Franstalige leerlingen maar naar het Franstalige college moeten gaan, als ze Frans willen spreken op school (citaat 53). Twee andere leerkrachten voelen zelf aan dat de school een negatievere houding aanneemt ten opzichte van het Frans (citaat 54 en 55). De tolerantere houding die leerkrachten aannemen ten opzichte van anderstaligen die niet Franstalig zijn, kan worden verklaard door het feit dat de bedreiging die uitgaat van die groep kleiner is dan van de “oudsher dominante Franstalige cultuur” (De Schutter, 2001, p. 394).

53. Interviewer: “stel nu, je loopt op de speelplaats en je hoort ze Frans spreken, zeg je daar dan iets op?”

“Nederlands is een mooie taal op een Nederlandstalig college, hiernaast is het Franstalig college” (…) Als ge constant Frans spreekt, alé gaat dan hiernaast”

54. Audrey (28, leerkracht geschiedenis en Engels): “nu is da zo gefixeerd op da Frans (…) Ma ik vind da ni, das een beetje, (zoekt woorden) ja, ni racistisch, ma das zo discriminerend naar het Frans”

55. Christine (± 50, leerkracht Frans): “Sommige leerkrachten zijn wel een beetje anti-Frans eh, ja, dat denk ik wel, ja”

Enkele leerkrachten staan kritisch tegenover het toelaten van thuistalen omdat ze bang zijn dat er ongewenste verschillen zouden ontstaan door de vorming van kliekjes op basis van taal (Lochtman, 2018; Van den Branden & Verhelst, 2008). Uit onderzoek blijkt echter dat, wanneer thuistalen op school worden toegelaten, meertalige leerlingen zich net meer gaan mengen met leerlingen die een andere taal dan zijzelf spreken (Van Der Wildt, Van Avermaet, & Van Houtte, 2017).

56. Veerle (± 45, verantwoordelijke taalbeleid): “dan wordt er een

onderscheid gemaakt tussen grote taalgroepen en kleine taalgroepen” 57. Christine (± 50, leerkracht Frans): “dat is ’t gevaar, als ge zegt doe maar,

dan denk ik da ge nog meer groepjes gaat hebben, en den ene zich sterker voelen dan den anderen”

Het verbieden van andere talen wordt vaak gedaan uit oprechte bezorgdheid over de leerlingen en hun leerkansen, en om hen allemaal gelijke kansen te bieden (Sierens & Van Avermaet, 2014). De school wil dat anderstalige leerlingen zo ver mogelijk raken in het Vlaamse onderwijssysteem (Delrue & Ramaut, 1998). Leerkrachten zijn er vaak van

overtuigd dat (Nederlandse) eentaligheid goed is voor de schoolloopbaan van de leerlingen, en voor hun latere carrière (Agirdag, 2010). Maar goede bedoelingen zorgen niet altijd voor goede resultaten. Het verbieden en bestraffen van de moedertaal op school kan het

welbevinden van leerlingen namelijk negatief beïnvloeden en kan ervoor zorgen dat leerlingen zich minder thuis en minder veilig voelen op school (citaat 58) (Agirdag, 2014; Agirdag, 2017; Agirdag, Jordens, & Van Houtte, 2014). Die negatieve beïnvloeding van onder andere het welbevinden kan op zijn beurt een negatief effect uitoefenen op de schoolprestaties van leerlingen (Agirdag, Jordens, & Van Houtte, 2014).

58. Interviewer: “zou je die taalbonnen afschaffen?”

Celine (± 40, directrice): “in een ideale wereld wel ja, absoluut, omdat die die wellevend, of alé, euh, het zich goed voelen euhm wel aantast”

Cummins (2001, p. 19) stelde dat “to reject a child's language in the school is to reject the child”. Leerlingen die hun moedertaal moeten ‘achterlaten’ aan de schoolpoort, laten daar dus in feite ook een stukje van hun identiteit achter, waardoor ze een minder sterke emotionele connectie hebben met de school en waardoor de kloof tussen de thuis- en schoolcultuur wordt vergroot (Agirdag & Hermans, 2010; Agirdag, Jordens, & Van Houtte, 2014; Van Gorp & Verheyden, 2006). Wanneer leerlingen zich afgewezen en niet geapprecieerd voelen, zullen ze bovendien minder gemotiveerd zijn om te leren en minder actief deelnemen aan het

klasgebeuren (Cummins, 2001; Van Avermaet, Slembrouck, & Simon-Vandenbergen, 2015). Beleidsmakers en scholen zouden het opleggen van Nederlandse eentaligheid aan

(anderstalige) leerlingen dus moeten vermijden, want “[j]e kunt de samenleving […] niet buiten de school houden, omdat de samenleving hoe dan ook al in de school is” (Van Avermaet & Sierens, 2010). Ze zouden zelfs moeten overwegen om minderheidstalen te integreren in het schoolse curriculum en in het schoolse repertoire, onder andere als opstap om het aanleren van het Nederlands te vergemakkelijken (Agirdag, 2010). Het toelaten van thuistalen van leerlingen kan namelijk enkele voordelen hebben. Ten eerste is de thuistaal een stukje van de identiteit van de leerlingen die een rol speelt in hun welbevinden en hun

motivatie, zoals hierboven ook al werd aangehaald (Rosiers, 2016; Van Avermaet,

Slembrouck, & Simon-Vandenbergen, 2015). Ten tweede kan het gebruik van de thuistaal een positieve invloed hebben op de tweede taal, die ook de instructietaal is, in het kader van de interdependentiehypothese van Cummins (Rosiers, 2016) (zie sectie 2.1.1.2).