• No results found

4.1 Attitudes tegenover meertaligheid

4.2.5 Akkoord of niet akkoord? En is ‘akkoord’ wel echt ‘akkoord’?

Wanneer aan de geïnterviewde leerkrachten wordt gevraagd of ze het eens zijn met het schooltaalbeleid, antwoorden de meesten van hen affirmatief. Maar zoals ook uit een onderzoek van Jaspers (2015) bleek, gaan de leerkrachten die voorstander zijn van het taalbeleid vaak losser met het beleid om in de praktijk en laten ze meer ruimte voor

uitzonderingen dan hun originele standpunt doet vermoeden. De directrice geeft zelfs aan dat er verschillende leerkrachten zijn die strenge regels willen, terwijl ze daar in de praktijk soepeler mee omgaan (citaat 69).

65. Janne (± 35, leerkracht wiskunde): “‘k ga daar akkoord mee” Janne (± 35, leerkracht wiskunde): “ik ben iemand die: liever op een bepaalde manier dingen overbrengt en zegt van kijk zo of zo, dan gewoon, tjak gij hebt een taalbon want gij hebt Frans gesproken en ik straf u daarvoor”

66. Audrey (28, leerkracht geschiedenis en Engels): “‘k sta derachter, en ’t idee is allemaal heel goed, ma, om het in de praktijk, nee ni altijd” 67. Fabian (44, leerkracht techniek): “Goh, ik ga eigenlijk me al die, me alle

aspecten akkoord, ma ik pas het toe op mijn manier”

68. Els (± 50, leerkracht Nederlands): “‘k vind da goed, er wordt op gehamerd dat er Nederlands gesproken wordt”

Interviewer: “ben jij soms toleranter dan wat er in ’t reglement staat?” Els (± 50, leerkracht Nederlands: “Waarschijnlijk wel”

69. Celine (± 40, directrice): “der is hier wel een grote groep leerkrachten, euhm, die, der vanuit gaan dat de regels streng moeten zijn omdat alles anders uit de hand gaat lopen, terwijl ze ook wel weten, in de praktijk, de meeste daar soepeler mee omgaan”

In datzelfde onderzoek van Jaspers (2015, p. 351) gaven leerkrachten aan dat een strikt taalbeleid een negatieve invloed kan hebben op een positief klasklimaat en een goede leeromgeving, en dat ze hun “taalideologische overtuigingen” soms opzij moeten zetten om interactief te werk te kunnen gaan. De directrice haalt die negatieve effecten van een strikt taalbeleid ook aan in haar interview:

70. Celine (± 40, directrice): “een leerkracht is altijd bezorgd om de goeie sfeer in zijn klas, dus, ’t kan zijn da die da ni wilt verstoren, euh, een leerkracht is altijd bezorgd om de voortgang van zijn les, eh, op t eind van de les moet je daar zitten, en als je een opmerking moet maken als je in een klas zit met allemaal leerlingen die constant Frans spreken, als je elke keer een opmerking moet maken kun je denken van (…) dan, is de

spanningsboog van mijn les weg en de vooruitgang van mijn les, helemaal weg”

Verschillende geïnterviewde leerkrachten geven van zichzelf aan dat ze eerder tolerant zijn, wat betreft het opleggen van het schooltaalbeleid. Ondanks het feit dat de meesten aangeven dat ze akkoord gaan met het taalbeleid, implementeren ze het in de praktijk dus op

verschillende manieren: afhankelijk van de leerlingen, afhankelijk van de omstandigheden, en afhankelijk van leerkracht tot leerkracht.

71. Janne (± 35, leerkracht wiskunde): “t hangt ook wel af van klas tot klas, k heb zo is een klas g’had, wat da ge daar ook mee dee, die spraken gewoon Frans, ja dan zatekik inderdaad op den tram of de metro als we weggingen en ik zat daar me mijnen boek, ‘k heb u gehoord, ok een streepje, ‘k heb u gehoord, ok een streepje omdak het gewoon kotsbeu was om altijd te moeten zeggen tis hier Nederlands (…) Maja lijk nu zijn we ook

weggeweest de vrijdag op sportdag en dan ja dan hoorde nekeer ene en dan zegde seg ge weet toch alé we zijn met t school weg, dus, dan was dadin orde, en dan spraken die effectief heel den tijd Nederlands, dus ale” 72. Veerle (± 45, verantwoordelijke taalbeleid): “hangt af van welke

omstandigheid, als we in een debat zitten, dan ga ik dat debat daar ni voor stilleggen dan ga ik da gewoon laten passeren, als ze mij een antwoord geven op een vraag ergens, euhm van een oefening, dan ga ik vragen “ken je daar ook een Nederlands woord voor””

73. Audrey (28, leerkracht geschiedenis en Engels): “Ik ben eerder tolerant denk ik (…) sommige collega’s overreageren, dus je bent een groepswerk aan ’t doen of een quiz en der roept een leerling uit, ja, emotie, purée, ja die krijgt van sommige leerkrachten een taalbon, terwijl da een uiting is van zijn of haar emotie op da moment, dan vin k da ni nodig”

74. Mark (± 35, leerkracht natuurwetenschappen): “het berispen van, het het Frans spreken, da doe ni iedereen (…) Da stoort mij, omdat ik zoiets heb van, ja oftewel trekte allemaal aan ’t zelfde zeel, oftewel ni, eh”

Bovendien zitten niet alle leerkrachten op dezelfde golflengte, en wordt het beleid niet gedragen door het volledige schoolteam. Van de Craen en D’hondt (1998) vermelden het belang van eensgezindheid over het beleid bij alle leden van de school. Ook volgens Van den Branden en Van Avermaet (2001, p. 399) is het belangrijk dat alle leerkrachten consequent handelen: “het bevorderen van de taalvaardigheid van taalzwakke leerlingen mag geen taak zijn voor de witte, bevlogen raven onder de leerkrachten of voor de NT2-specialisten of taakleerkrachten. Het is een ‘taak voor iedereen’, voor het hele team.”. Dat laatste vindt ook de directrice van de Sint-Maartenschool (citaat 79).

75. Fabian (44, leerkracht techniek): “Ma ik denk ook doordat de directie der ni honderd procent achter sta, alé, ge ga ni iets, als directie gade geen sanctie gaan geven als ge der ni honderd procent achter sta”

76. Interviewer: “passen alle collega’s het reglement op dezelfde manier toe?”

Audrey (28, leerkracht geschiedenis en Engels): “Nee da denk ik ni” 77. Interviewer: “passen alle collega’s het reglement op dezelfde manier toe?

Mark (29, leerkracht natuurwetenschappen): “Nooit (…) Da stoort mij, omdat ik zoiets heb van, ja oftewel trekte allemaal aan ’t zelfde zeel, oftewel ni, eh, das een beetje zoals die taalbonnen, oftewel doe je ’t allemaal, oftewel doe je ‘t ni, en zorg je ervoor dat ’t deftig uitgewerkt is, want anders mist het zijn doel”

78. Christine (± 50, leerkracht Frans): “Goh, den enen zal daar misschien wa strenger mee zijn dan de andere, ja, sowieso, der zijn er die niks gaan zeggen en voorbijlopen ook, ik zeg nog iets, ma k haal mijnen bon ni altij boven”

79. Celine (± 40, directrice): “binnen het vak Nederlands zeiden we op een bepaald moment van, wij kunnen het wel ni alleen eh, ‘k bedoel, ze hebben vier uurtjes Nederlands, euhm, als we alleen binnen het vak Nederlands rekening gaan houden met hoe ze zich uitdrukken, da gaat ni”