• No results found

Vennen en vochtige heide

4. Realisatiestrategie

4.4 Visie

5.1.2. Vennen en vochtige heide

De groep van de vennen en Vochtige heiden bestaat uit de habitattypen Zwakgebufferde vennen (H3130), Zure Vennen (H3160), Vochtige heiden van hoge zandgronden (H4010A), Actieve hoogvenen – Heideveentjes (H7110) en Pioniervegetaties met snavelbiezen (H7150) al dan niet in combinatie met tussenliggende niet kwalificerende delen vochtige heide. De broedvogels Dodaars (A004) en Geoorde Fuut (A008), en de Gevlekte Witsnuitlibel (H1042) hebben een belangrijk deel van hun leefgebied in deze groep van habitattypen liggen. Ook Drijvende waterweegbree (H1831), Kamsalamander (H1166) en Roodborsttapuit (A276) maken in meer of mindere mate gebruik van deze groep habitattypen als onderdeel van hun leefgebied.

De huidige omvang van de stikstofdepositie op deze groep van habitattypen is mede bepalend voor de kwaliteit (K1). De habitattypen staan hierdoor erg onder druk. Recente venherstel- en plagprojecten hebben geleid tot een aanzienlijke verbetering van de lokale kwaliteit en uitbreiding van het areaal. Extra beheer zal echter ook hier nodig blijven om de negatieve effecten die optreden als gevolg van de hoge stikstofdepositie weg te nemen. Met een KDW van 571 mol/ha/jaar is het habitattype

Zwakgebufferde vennen de meest kritische. Als gevolg van de stikstofdepositie vormen vermesting en verzuring de belangrijke bedreigingen (K1). In de PAS-gebiedsanalyse 2017 zijn maatregelen voor deze habitattypen benoemd. Het verwijderen van opslag (145.S.287/738) zorgt voor een afvoer van stikstof, maar ook voor het tegengaan van ongewilde schaduwwerking door bomen en het reduceren van areaalverlies in geval de opslag dominant wordt. Ook de inzet van extra begrazing (145.B.110) draagt bij aan het wegnemen van negatieve effecten als gevolg van de hoge stikstof-depositie. Op kleine schaal zorgt plaggen voor het terugzetten van de versnelde successie (145.P.307). Het vrij- zetten van venoevers (K15) (145.Vh.258), al dan niet met bekalken ter verbetering van de bodem- omstandigheden, neemt schaduwwerking van de bomen weg en zorgt voor minder bladinval waardoor de waterhuishouding van de vennen verbetert. Het invangen van stikstof door bomen vormt een groot probleem rondom de vennen. Hierdoor wordt versnelde verlanding en daarmee areaalverlies tegen gegaan. Het Suikerven en S-ven zijn solitaire vennen in bosgebied. De effecten van omringende bomen zijn hier groot. Het is echter nog niet duidelijk tot hoever de invloed van het bos reikt. Een onderzoek hiernaar maakt duidelijk over welk gebied het bos terug gezet moet worden om de invloed hiervan op de beide vennen tot een minimum te beperken (145.Oz.456).

Natura 2000-plan Maasduinen (145) 2020-2026, Hoofdrapport, december 2020 132

Driessenven en het Rondven op de Bergerheide ondervinden negatieve invloed van de noordelijk gelegen akkers die nog in agrarisch gebruik zijn. De akkers liggen binnen de begrenzing van het Natura2000-gebied en hebben de status Goudgroene natuur, areaaluitbreiding. De percelen zijn in eigendom van de gemeente Bergen, maar er zit een langdurige pachtovereenkomst op. Pachtvrij maken en inrichting van de ze akkers in natuur draagt aanzienlijk bij aan een kwaliteitsverbetering van de habitattypen in en rond beide vennen. Ook zullen omliggen de drie habitattypen van de droge zandduinen waarvan enkele direct grenzen aan de akker hiervan profiteren door het wegnemen van afspoeling en inwaaien van vermestende stoffen.

Figuur 5.1: Pachtvrij maken en in te richten percelen ten behoeven van kwaliteitsverbetering habitattypen. Bekalken zorgt voor een buffering tegen verdergaande verzuring. Het toedienen van kalk vindt plaats op infiltratieplekken op de hogere randen van clusters van habitattypen (145.Vh.333/145.Bk.103). In geval de venbodem is bedekt met een laag slib is verwijdering hiervan cruciaal voor behoud van het habitattype (145.Vh.254).

Het Heerenven Zuid, en dan met name het habitattype Zwakgebufferde vennen ondervindt naast bedreigingen als gevolg van de hoge stikstofdepositie ook negatieve effecten als gevolg van zwavel- rijk, stikstofrijke en fosfaatrijk water. Uit een recent uitgevoerde ecohydrologische systeemanalyse (de Mars et.al., 2018) blijkt dat er hoge sulfaatconcentraties het Heerenven Zuid in kunnen stromen. Deze hoge sulfaatconcentraties kunnen leiden tot verhoogde fosfaatbeschikbaarheid, wat tot eutrofiering leidt en bij onvoldoende buffering tot verzuring (K26) . Er zijn twee bronnen te benoemen. Vanuit oostelijke richting dringt al dan niet periodiek voedselrijk landbouwwater het systeem binnen. Een tweede bron bestaat mogelijk uit guanotrofiering als gevolg van grote concentraties ganzen die er slapen en overdag op de landbouwgronden foerageren.

Natura 2000-plan Maasduinen (145) 2020-2026, Hoofdrapport, december 2020 133

Een no-regret maatregel om binnendringen van voedselrijkwater van buiten het ven tegen te gaan is het onklaar maken van de afwatering van de waterloop die vanuit de voormalige groeve Driessen via een overlaat op het Heerenven Zuid afwatert (145.H.181). Deze waterloop stroomt via een duiker onder de Heerenvenweg door (de Mars et.al., 2018). In de voormalige groeve Driessen ligt een netwerk aan waterlopen die uiteindelijk alle via de overstort afwateren op het Heerenven-Zuid. Doordat de voormalige groeve momenteel in landbouwkundig gebruik is, zullen naast zwavel ook andere vermestende stoffen (injecteren van drijfmest) in het Heerenven-Zuid terecht komen. De effecten hiervan zijn zichtbaar in de begroeiing nabij de plek waar het water het Heerenven Zuid in loopt en in het hele ven doorwerkt. Met het opheffen van de overstort wordt een deel van het zwavel- probleem opgelost. Onduidelijk is wat de herkomst van het effect van het toestromend water vanuit de bodem van voormalige groeve Driessen is. Mogelijk dat het huidige grondgebruik bepalend is voor de huidige zwavelconcentraties, maar mogelijk speelt het opvullen van de voormalige groeves ook een rol. Een onderzoek met diepere boringen in combinatie met metingen van de kwaliteit van het grond- water kan meer inzicht geven in de aard en samenstelling van het grondwater en de invloed ervan op het Heerenven.

De gronden in Groeve Driessen hebben de status Goudgroene natuur en zijn gelegen binnen de begrenzing van het Natura2000-gebied Maasduinen. Met verwerving en juiste inrichting (SKNL) van deze gronden kan voorkomen worden dat zwavelrijk water het Heerenven-Zuid instroomt. Ook andere vermestende stoffen worden dan via die weg tegengehouden.

Figuur 5.2: Te verwerven en in te richten percelen ten behoeven van kwaliteitsverbetering habitattypen. Enkele vennen in de Maasduinen, waaronder ook kwalificerende vennen, ondervinden kwaliteits- problemen als gevolg van dominantie van invasieve exoten (K25). Met name Watercrassula (Crassula helmsii) komt lokaal voor. De effecten hiervan zijn nog niet erg groot, maar bestrijding van deze plant is wel noodzakelijk om uitbreiding en daarmee grotere negatieve effecten te voorkomen.

Natura 2000-plan Maasduinen (145) 2020-2026, Hoofdrapport, december 2020 134

Watercrassula is een invasieve exoot (oorsprong Australië) die het vooral goed doet op natuur- ontwikkelingsprojecten op voormalige landbouwgronden, die gericht zijn op herstel van vocht- minnende vegetaties. Een effectieve bestrijdingsmethode is nog niet bekend. Watercrassula is aangetroffen in het Nieuw Heerenven-Zuid en Oude Heerenven op De Hamert met een oppervlakte van ca 1 ha verspreid in het Heerenven Zuid en in stroken langs de oevers in Heerenven Dikkenberg. Recent is hier handmatige verwijdering uitgevoerd, maar deze methode bleek niet effectief, want de plantjes kwamen massaal terug. De soort heeft een sterk verspreidingsmechanisme. Bij betreding door mensen en dieren kunnen kleine deeltjes van de planten via de zolen en poten worden mee gevoerd naar nieuwe kolonisatieplekken. Watercrassula is stikstof en koolstof gelimiteerd. Als gevolg van de vermesting door de hoge stikstofdepositie treedt bij kolonisatie al snel dominantie op. In goed ontwikkelde vennen treed er geen dominantie op. Dit duidt op een gevoeligheid voor concurrentie door planten van goed ontwikkelde vennen. Dit inmiddels verkregen inzicht toont aan dat indien het

systeem op orde is, Watercrassula waarschijnlijk geen probleem meer vormt. Zolang de stikstof- depositie te hoog is (K1) en er nog onvoldoende concurrerende vegetatie aanwezig is, moet er toch teruggegrepen worden naar andere tijdelijke, methoden (145.Ex.105). Ook op een plekje bij de Eckeltse Bergen met een oppervlakte van ca 2m2 is Watercrassula aangetroffen. Ook hier is recent handmatig de vegetatie verwijderd, maar monitoring of de maatregel effectief was zal nodig blijven. Recent zijn in het Driessenven nog een andere exoten aangetroffen. De eerste, Schijngenadekruid (Lindernia lubia) gedraagt zich momenteel als een pioniersoort op drooggevallen oevers met een minerale bodem met een dunne organische laag. De soort komt oorspronkelijk uit Noord-Amerika. In de habitattype Zwakgebufferde vennen en Zure vennen kan de soort mogelijk een risico vormen voor de aanwezige vegetatie. Onbekend is of andere vennen zijn besmet. De tweede is Hypericum majus dat massaal op de oever voorkomt. Onduidelijk is nog wat het effect van de aanwezigheid van beide soorten is op de habitattypen is. Monitoring is daarom van belang om tijdig te kunnen ingrijpen als het mis dreigt te gaan (145.Mo.110).

Figuur 5.3: Vindplaatsen van Watercrassula op De Hamert (A), Eckeltse Bergen (B) en Schijngenadekruid en H. majus in het Driessenven (C).

Natura 2000-plan Maasduinen (145) 2020-2026, Hoofdrapport, december 2020 135

In het Kanaalhofven op De Hamert komt Zonnebaars voor. Zonnebaars is een invasieve exoot. De impact van Zonnebaarzen op een watersysteem is groot. Een effect van hun voorkomen in een watersysteem is het verdwijnen van amfibieën. Ook de macrofauna ondervindt grote gevolgen waaronder populaties libellen en waterjuffers. Wegvangen van de vissen is dan ook gewenst met het oog op de kolonisatie van Gevlekte witsnuitlibellen en de herintroductie van Knoflookpadden. Deze soort vormt geen instandhoudingsdoelstelling, maar geniet wel speciale bescherming onder de Habitatrichtlijn, bijlage IV. En mogelijk ontstaat er schade aan de vegetatie als gevolg van het woelen van de vissen, onder andere voor het maken van nestkuiltjes in de flauwe oevers (Ravon, 2013). Het Kanaalhofven is een recent hersteld ven. De aanwezigheid van Zonnebaarzen remt de ontwikkeling van het ven en de habitattypen. Het wegvangen (145.Ex.106) van de vissen is van belang om de potenties voor de ontwikkeling van het ven naar het habitattype Zwakgebufferde vennen goed te kunnen benutten. Wegvangen is ook gewenst met het oog op een eventuele kolonisatie van Gevlekte witsnuitlibellen.

Figuur 5.4 Het Kanaalhofven.

Naast het voorkomen van invasieve exotische plantensoorten, kunnen ook inheemse soorten die via onnatuurlijke weg in een watersysteem terecht zijn gekomen voor problemen zorgen. Vennen zijn normaal gesproken vrij van vis. Vennen vormen voor amfibieën en libellen een belangrijke schakel in hun levenscyclus. Eitjes worden en gelegd en de dieren brengen hier hun larvenstadium door. De larven zijn echter zeer gevoelig voor predatie door vissen. In het Driessenven komt Blankvoorn voor. Deze inheemse soort is hier door onbekende oorzaak terecht gekomen en vormt een gevaar voor de populaties amfibieën, waaronder Kamsalamander, Heikikker en (typische soort van vennen) en libellen als Gevlekte Witsnuitlibel en Venwitsnuitlibel (typische soort van vennen). Ondanks de grote

Natura 2000-plan Maasduinen (145) 2020-2026, Hoofdrapport, december 2020 136

droogte van 2018 blijken er toch nog Blankvoorns voor te komen. Het is voor het voortbestaan van de amfibieën en libellen als habitatsoort of als onderdeel van een habitattype van belang dat de vissen worden weggevangen (145.Dv.41).

Figuur 5.5 Het Driessenven.