• No results found

Ter voorbereiding op een eventuele effectevaluatie van het KVO in een later stadium, hebben we op een rij gezet welk materiaal zoal voorradig is voor het uitvoeren van een dergelijke evaluatie. Met andere woorden, we formuleren hier een antwoord op de vierde

onderzoeksvraag:

Hoe wordt binnen lokale KVO-verbanden omgegaan met het meten en vastleggen van de effecten van samenwerking in termen van criminaliteit, sociale veiligheid en brandveiligheid?

Deze vraag kunnen we vertalen in de volgende operationele vragen:

- welke gegevens/bronnen zijn er beschikbaar (en voor welke tijdvakken, met welke frequentie)?

- Waar zijn deze gegevens te vinden? - Wat is de kwaliteit van deze gegevens?

- Met welke zaken moet overigens rekening worden gehouden bij het vaststellen van de effecten van samenwerking in termen van criminaliteit, sociale veiligheid en

brandveiligheid? (we noemen 4 aandachtspunten)

Voor het beantwoorden van deze vragen moeten we eerst een onderscheid maken tussen fysieke en sociale veiligheid. Voor het vaststellen van effecten op het gebied van

brandveiligheid is in de meeste gevallen slechts één bron beschikbaar en dit is het versla g van de schouw die van het gebied wordt gemaakt. Hierin wordt beschreven welke risico’s in het gebied bestaan ten aanzien van fysieke en sociale onveiligheid. Bij brandrisico’s moet dan worden gedacht aan zaken als geblokkeerde vluchtwegen, gevaarlijke opslag van brandbaar materiaal, etc. Omdat deze schouw bij elke hercertificering wordt herhaald, is het mogelijk om na te gaan in hoeverre de eerder geconstateerde brandonveilige situaties zijn opgelost. In een enkel geval is ook een registratie van de brandweer beschikbaar. Hieruit kan worden afgelezen hoe vaak de brandweer is uitgerukt in het gebied en waarvoor. Door deze registratie is het mogelijk een beeld te krijgen van het type incidenten waarmee de brandweer in het gebied te maken heeft en de veranderingen die zich hierin mogelijk hebben voorgedaan (kwalitatief en kwantitatief). De beschikbaarheid van deze bron en ook haar bruikbaarheid hangt sterk samen met de omvang van het gebied. In een klein gebied is het gebruik van een dergelijke registratie weinig zinvol, omdat deze simpelweg te weinig gevuld is. Indien een brandweerregistratie niet beschikbaar is in het KVO-verband, kan deze uiteraard nog wel worden opgevraagd bij het betreffende brandweerkorps.

Voor het vaststellen van effecten op het gebied van sociale veiligheid (overlast en criminaliteit) kan in de meeste gevallen gebruik worden gemaakt van aangiftecijfers van de politie. Deze cijfers worden doorgaans met enige regelmaat geproduceerd ten behoeve van het KVO-verband. Afhankelijk van de bron die de politie hiervoor gebruikt, is de verzameling van incidenten en delicten smaller of breder. In sommige KVO-verbanden worden alleen processen-verbaal van aangifte op een rij gezet, in andere KVO-verbanden worden ook meldingen van overlast e.d. meegenomen.

Ook beschikbaar zijn de gegevens van de schouw waarover we hiervoor reeds spraken. In dit geval gaat het om de gesignaleerde criminaliteitsrisico’s in het gebied. Ook deze laten zich weer monitoren op grond van schouwen die later (bij hercertificering) plaatsvinden. In gebieden waar een particulier beveiligingsbedrijf actief is, kan ook gebruik worden gemaakt van overzichten van incidenten, alarmmeldingen, preventiemeldingen e.d. van de

124

particuliere beveiligingsdienst.23 Deze overzichten worden ook regelmatig (op jaarbasis of vaker) beschikbaar gesteld aan het KVO-verband. Net als bij de brandweerregistratie, kan deze registratie inzicht verschaffen in het type incidenten waarmee het beveiligingsbedrijf te maken krijgt en de veranderingen die daarin mogelijk zijn opgetreden.

In veel KVO-verbanden worden ook enquêtes onder ondernemers gehouden (en soms ook onder hun klanten of personeel). Hierin komen doorgaans zowel objectieve als subjectieve veiligheidskwesties aan bod (dus zowel individueel slachtofferschap als beleving van de veiligheidssituatie). De frequentie waarmee deze gegevens beschikbaar komen ligt lager dan bij de hiervoor genoemde bronnen, omdat het hier om apart onderzoek gaat waarvoor vaak aanvullende financiering moet worden gevonden. Het streven van veel KVO-verbanden is om elke zoveel jaar (bijv. elke 3 jaar) een dergelijk onderzoek te laten plaatsvinden als aanvulling op de eerder genoemde registraties. Een ondernemersenquête (of bezoekersenquête) wordt niet standaard bij aanvang van het KVO-verband uitgevoerd. Vaak volgt deze later.

In een enkel geval zijn ook gegevens van meer kwalitatieve aard beschikbaar, zoals verslagen van (kwalitatieve) interviews of panelgesprekken met ondernemers. Hierin wordt naast

objectieve en subjectieve ve iligheid vaak ook aandacht besteed aan wensen en behoeften van ondernemers op het gebied van (collectieve) veiligheid.

Voor alle duidelijkheid: de hier genoemde bronnen zijn zelden allemaal tegelijk aanwezig in een KVO-verband.

De vindplaatsen van voornoemde gegevens lopen nogal uiteen. In sommige KVO-verbanden zijn deze gegevens integraal terug te vinden in bijvoorbeeld de nulmeting en later bij evaluatierapporten (welke beschikbaar zijn via het NCP). We zijn echter ook KVO-verbanden tegengekomen waar deze gegevens niet in voornoemde stukken zijn opgenomen (althans niet in enig detail) of zelfs niet centraal zijn vastgelegd. In die gevallen is soms wel een schriftelijk stuk beschikbaar waarin het betreffende onderzoek of overzicht te vinden is. In een enkel geval is het overzicht of het onderzoek mondeling gepresenteerd en is er alleen iets van terug te vinden in de notulen van een vergadering. Onze indruk is echter dat in de meeste gevallen wel schriftelijke stukken beschikbaar zijn. Het kan niettemin voorkomen dat deze bij de producent zelf moeten worden opgevraagd, omdat er geen centrale archivering heeft plaatsgevonden.

De kwaliteit van de beschikbare gegevens laat zich door ons moeilijk beoordelen, omdat daarvoor een afzonderlijk onderzoek nodig is. De rapporten die in of door de KVO-verbanden zijn geproduceerd om de veiligheidssituatie in kaart te brengen (en waarin dus gebruik is gemaakt van bovengenoemde gegevens) moeten naar ons idee wel met

voorzichtigheid worden behandeld. De kwaliteit hiervan is zeer uiteenlopend. Dit heeft echter niet alleen met de kwaliteit van de gebruikte gegevens te maken, maar vooral ook met de interpretatie hiervan. Dit hoeft echter geen grote beperking voor de effectevaluatie op te leveren, omdat het beschikbare (cijfer)materiaal voor een deel opnieuw geanalyseerd kan worden.

Het is de vraag in hoeverre het beschikbare gegevensmateriaal kwalitatief en kwantitatief voldoende is voor het uitvoeren van een degelijke effectevaluatie. We vermoeden dat op zijn minst aanvullende dataverzameling nodig zal zijn om dit mogelijk te maken. Zie in dit verband ook de kanttekeningen in de volgende paragraaf.

Ten slotte willen we hier nog een viertal aandachtspunten noemen waarmee bij de uitvoering van een effectevaluatie rekening moet worden gehouden:

23

Een preventiemelding heeft betrekking op een melding van een surveillant aan een bedrijf. In deze melding constateert hij bepaalde gebreken ten aanzien van de beveiliging (bijv. een deur die openstaat of een raam, het licht dat ergens is blijven branden, etc.) Deze preventiemeldingen kunnen worden gebruikt om een indicatie te krijgen van de mate waarin bedrijven in een gebied preventieve maatregelen treffen. In sommige KVO-verbanden is het naar beneden krijgen van deze meldingen ook een aparte doelstelling.

125

1. Niet alle maatregelen in het samenwerkingsverband zijn gericht op preventie of hebben daar een directe link mee. Naast activiteiten en maatregelen gericht op preventie zijn er ook activiteiten en maatregelen die gericht zijn op het verhogen van de algehele kwaliteit van het gebied (toegankelijkheid, voorzieningen, etc.) en activiteiten en maatregelen waarin de reactie op brand of criminaliteit centraal staat (bijvoorbeeld waarborgen van de toegankelijkheid van het gebied voor hulpdiensten en afspraken met de politie over alarmopvolging). Een evaluatie die hiermee geen rekening houdt doet geen recht aan wat er in KVO-verband tot stand wordt gebracht; 2. De evaluatierapporten die KVO-verbanden tot nu toe zelf hebben geproduceerd of

laten produceren kampen met 4 problemen waarmee ook een toekomstige effectevaluatie van het KVO te maken kan krijgen, namelijk:

a. Een gering aantal incidenten in met name kleine gebieden

b. Relatief korte periodes waarover uitspraken gedaan (moeten) worden c. Een gebrek aan vergelijking met andere gebieden

d. Een onduidelijke link tussen activiteiten en maatregelen enerzijds en het veiligheidsniveau anderzijds.

Toelichting: A+B) Kleine aantallen incidenten en korte periodes maken het lastig kwantitatieve effecten vast te stellen. Afwijkingen in cijfers berusten dan eerder op toevalsfactoren. C) Een probleem van veel gegevens die in KVO-verband worden verzameld is dat er geen vergelijking is ingebouwd. Dus de gesignaleerde afname in criminaliteit na invoering van het KVO kan wel eens lager uitvallen dan in gebieden zonder het KVO. Omgekeerd hoeft een toename in criminaliteit niet noodzakelijk te duiden op een gebrekkig functionerend KVO. D) Het veiligheidsniveau, en dit geldt vooral voor het criminaliteitsniveau, is van vele factoren afhankelijk. Het KVO is maar één factor;

3. In veel KVO-verbanden worden maatregelen getroffen om de aangiftebereidheid bij ondernemers te verhogen. Dit beïnvloedt uiteraard de aangiftecijfers. Bij gebrek aan andere bronnen (zoals een ondernemersenquête) wordt het in zo’n geval lastig om de veiligheidseffecten van het KVO vast te stellen;

4. Bij nieuwbouw is geen beginsituatie aanwezig waarmee de veiligheidssituatie op enig moment vergeleken kan worden. Dit maakt nieuwbouw KVO’s wellicht minder geschikt voor een effectevaluatie.

127