• No results found

DE VARIANTEN IN DE BRIEF AAN DE ROMEINEN

B. DE OVERBRENGING VAN DE TEKST VAN HET NIEUWE TESTAMENT

III. DE VARIANTEN IN DE BRIEF AAN DE ROMEINEN

Om concreet te laten zien op welke wijze de varianten zich voordoen, zullen we als voorbeeld de brief aan de Romeinen nemen. Griesbach, reeds hierboven genoemd, heeft er een speciale studie van gemaakt.12o Daartoe heeft hij 7 grote uncialen of majuskels, (in hoofdletters geschreven manu-scripten) t.w.: de codex Alexandrinus, de codex Vaticanus, de codex Ephraemi Syri, de Passionei te Rome en die van St. Germain, van Dresden en van Kardinaal Coislin tot in details met elkaar ver-geleken, alsmede 110 minuskels (in cursief schrift geschreven manuscripten), en 30 andere die voor het merendeel op de berg Athos gevonden zijn.

Hier volgt een tabel van de eerste acht verzen van hoofdstuk 1.

De Textus Receptus (die van Elzevier, 1624)

De varianten verzameld uit alle Griekse manu-scripten

v. 1: geen enkel verschil

v. 2: door zijn profeten door de profeten (slechts in één manuscript, dat van Parijs)

v. 3: gesproten uit het geslacht verwekt... (alleen in het manuscript van Uppsala, en hier zijn slechts twee letters veranderd) v. 4: geen enkel verschil

v. 5: Jezus Christus, onzen Here Jezus Christus, onze God (slechts in één manu-script, van Wenen)

v. 6: geen enkel verschil

v. 7: geroepen heiligen, die te Rome zijn ... die zijn in de liefde van God, geroepenen ...

(slechts in één manuscript in unciaal letters, in Dresden); die te Rome zijn, geroepenen (slechts twee manuscripten, één in unciaalletters in St.

Germain en één in minuskels in Rome)

van God, onzen Vader van God de Vader (slechts in het manuscript van Uppsala)

v. 8: in de eerste plaats in de eerste plaats (het verschil kan niet worden weergegeven; het komt slechts in één manuscript voor)

over u allen ten opzichte van u allen (in twaalf manuscripten)

Dit was dan alles wat het meest kritische onderzoek kon vinden in 433 verzen! Het werkelijke re-sultaat is, dat de bewonderenswaardige ongeschondenheid van de brief aan de Romeinen aan het licht gebracht werd. Deze brief is als voorbeeld gekozen vanwege zijn lengte en zijn belangrijkheid.

Maar de rest van het Nieuwe Testament bevestigt ten volle dergelijke gevolgtrekkingen. Volgens Gaussen bevatten nauwelijks 10 van de 7.959 verzen verschillen van enig gewicht.121

C. CONCLUSIE

Nu we het gehad hebben over het aantal varianten en hun betrekkelijk geringe belangrijkheid, moeten wij ons er evenzeer over verbazen dat er niet veel meer zijn, en dat ze niet van groter ge-wicht zijn dan nu het geval is. Gaussen herinnert ons in verband hiermee aan alles wat de Schrift in de loop van duizenden jaren te verduren heeft gehad: Als men bedenkt dat de bijbel 30 eeuwen lang is overgeschreven, hetgeen nog nooit gebeurd is met enig boek en ook nooit het geval zal zijn; dat hij alle rampen en alle gevangenschappen van Israël heeft doorstaan; dat hij naar Babel is gevoerd en daar 70 jaar is gebleven; dat hij zo vaak vervolgd, vergeten, verboden of verbrand is, vanaf de tijd van de Filistijnen tot aan de tijd van de Seleuciden; als men bedenkt, dat hij vanaf de tijd van Jezus Christus, de eerste drie eeuwen harde keizerlijke vervolgingen moest doorstaan, toen mensen, schuldig bevonden aan het in bezit hebben van de heilige boeken, voor de wilde beesten werden geworpen; vervolgens de zevende, de achtste en de negende eeuw, toen men overal valse boeken en legenden en valse decretalen vermenigvuldigde; de tiende eeuw, toen er zo weinig mensen waren die konden lezen, zelfs onder de vorsten; de twaalfde, dertiende en veertiende eeuw, toen het ge-bruik van de Schrift in de landstaal met de dood werd gestraft, en toen de boeken van de kerkvaders werden verminkt, toen men zoveel oude tradities besnoeide en vervalste, zelfs ook de daden van de keizers en van de concilies - dan valt te begrijpen hoe noodzakelijk het was, dat de voorzienigheid van God steeds weer Zijn machtige hand gereed hield, opdat de Joden ... en de christelijke kerken, vooral die van de Middeleeuwen, ... ons de Schrift volkomen zuiver zouden overbrengen.122 Het is bijna onbegrijpelijk, dat de Joden het boek dat over hun opstandigheid spreekt, dat hun on-dergang en hun herstel bekend maakte, en dat zo vol is van Jezus Christus, voor ons bewaard heb-ben precies zoals het was. Zij hebheb-ben trouw gewaakt over het Woord dat zij ontvangen hadden, zonder ooit toe te staan dat men er iets aan toevoegde of iets wegliet. We hebben gezien dat de Jo

den, ofschoon zij apocriefe boeken hadden, nooit hebben toegelaten, dat deze in hun canon werden opgenomen.

Is het ook niet bijzonder opmerkelijk, dat de kerken van de Middeleeuwen, vooral de kerk van Ro-me, ons de schat van het Nieuwe Testament volledig hebben overgeleverd? Toch verboden zij tege-lijkertijd het lezen van de heilige boeken, en vervingen zij het woord van God op velerlei manieren door hun overleveringen. Maar zij bewaarden de Schriften, die hun afwijkingen veroordeelden, on-geschonden; en zij waagden het nooit er de apocriefe geschriften van de eerste eeuwen van het christelijke tijdperk aan toe te voegen, ofschoon daaruit dezelfde geest sprak als die in die kerken tot uiting kwam. De Roomse Kerk wachtte tot het Concilie van Trente (1546), voordat ze de Joodse apocriefen toevoegde aan de canon van het Oude Testament, waarvan de samenstelling nooit haar taak was geweest.

Tenslotte willen we nog een laatste woord toevoegen over het profijt dat men kan hebben van de studie der varianten en geven we een korte samenvatting van de belangwekkende opmerkingen van Professor J. H. Skilton, over deze kwestie: Wij moeten een keuze maken uit de verschillende ‘lezin-gen’, die naar voren komen uit de talloos vele handschriften. Het is onze plicht te proberen om met behulp van alle getuigen die tot onze beschikking staan de tekst te reconstrueren zoals die in wezen in het geheel der handschriften bewaard is, maar die niet in één daarvan in het bijzonder in alle vol-komenheid bewaard is. Wij moeten onder de voorzienigheid van God en naar Zijn wil, en door ern-stige studie van alle bestaande documenten, onder toepassing van de meest juiste methoden trachten de ware, oorspronkelijke tekst nauwkeurig vast te stellen, een tekst die beter is dan de tekst van enig manuscript op zich zelf genomen. Met andere woorden, wij moeten ons wijden aan wat men noemt de tekstkritiek van de bijbel. De evangelische geleerde zal gedreven worden tot deze studie door zijn eerbied voor de waarde van de oorspronkelijke tekst die hij tracht te reconstrueren. Aangezien hij gelooft, dat ieder woord van de oorspronkelijke handschriften is ingegeven door de Heilige Geest, is het zijn verlangen iedere uitdrukking daarvan terug te vinden. Ofschoon aan de ene kant het merendeel der varianten onbeduidend is en geen betrekking heeft op enig stuk van de leer, zijn aan de andere kant de kleinste details van de wet van God belangrijk (Matth. 5:18); een argument kan berusten op één enkel woord van de tekst (Gal. 3:16), en zelfs met betrekking tot een korte uit-spraak van de Schrift heeft de Heer er ernstig aan herinnerd dat de Schrift niet gebroken kan worden (Joh. 10:34-35).

Wij geloven dus dat het klaarblijkelijk de bedoeling van God is, dat wij ons beijveren om Zijn woord te kennen in zijn oorspronkelijke vorm. De teksten die in het verleden het meest zijn ge-bruikt, kunnen nog verbeterd worden, want men heeft nieuwe informatiebronnen ontdekt en de po-sitieve tekstkritiek en exegese hebben vorderingen gemaakt. Wij moeten profiteren van deze pogin-gen en er zelfs actief aan deelnemen. Verlangt God niet dat alle mensen Hem ‘zullen zoeken, om Hem al tastende te vinden, hoewel Hij niet ver is van een ieder van ons’ (Hand. 17:27)?123 Hier volgt het getuigenis van twee geleerden; afgelegd na beëindiging van hun langdurige onder-zoekingen over de waarde van de bijbelse documenten.

Bengel, gerustgesteld door alles wat hij had bestudeerd en geconstateerd, schreef aan een jonge vriend: ‘Eet eenvoudigweg het brood van de Schrift, zoals het zich voordoet; en maak je niet onge-rust als je hier of daar een zandkorreltje vindt, dat de molensteen daar mocht hebben achtergelaten.

Je kunt alle twijfels, waardoor ik destijds zo verschrikkelijk gekweld werd aan de kant zetten. Als de heilige Schriften, die zo vaak overgeschreven zijn en zo dikwijls door de vaak falende handen van feilbare mensen zijn gegaan, volkomen zonder varianten zouden zijn, zou dit zo’n groot wonder zijn, dat het geloof in de Schrift geen geloof meer zou zijn. Integendeel, ik verbaas me erover, dat al dit overschrijven niet een veel groter aantal verschillende lezingen ten gevolge heeft gehad’.124 Kenyon, die op de hoogte was van de modernste wetenschap, voelde zich gerechtigd te schrijven:

‘De christen kan de hele bijbel in zijn hand nemen en zonder vrees of aarzeling zeggen, dat hij daarin het ware woord van God vasthoudt dat zonder wezenlijk verlies door de eeuwen heen van geslacht tot geslacht is overgedragen’.125

HOOFDSTUK XIII

De verlichting