• No results found

Het_binnenste_buiten_def.indd 179

puter zou het zoeken daarin vergemakkelijken. De volgende stap zou dan zijn: het verbeteren van de zoekprocessen. Ik droomde verder: als de pro-gramma’s dan gevonden hadden wat ze zochten, konden ze misschien wel een beslissing nemen. Vervolgens bedankte ik Ernst voor zijn goede ideeën.

In 1987 ontmoette ik Aernout Schmidt. Hij was in de afrondende fase van zijn proefschrift onder de bezielende leiding van Professor Melai. Laatst-genoemde belde me op – stellig op instigatie van Aernout – en vroeg : “Zoudt u niet eens mee willen kijken bij een geheel nieuwe ontwikkeling binnen het recht?” Aernout was bezig met een interessant programma dat zou kunnen/ moeten/ mogen ( de modaliteit was in die tijd nog niet in discussie) beslis-sen over voorwaardelijke invrijheidsstelling. Hij had het programma de mooie naam Pallas ex Machina meegegeven. Het zou ook de titel van zijn proefschrift worden.3 Het was het begin van onze samenwerking. Het proef-schrift was een doorbraak, waarbij het me opviel dat een aantal juristen tegen me zei: “dat had ik ook al eens bedacht”. “Het kan zijn, maar Aernout heeft het opgeschreven, als eerste”, was mijn steevaste antwoord. Jammer voor hem werd spoedig daarna voorwaardelijke invrijheidsstelling omgezet in voorlopige invrijheidsstelling met alle veranderingen van dien. Maar hoe dan ook, de juridisch wereld had geroken aan de mogelijkheden van een computer.4

Recht en Informatica

In 1985 had Aernout tijdens zijn promotieonderzoek een groep Recht en Informatica opgericht. Hij had hiervoor gehoor gevonden bij het faculteits-bestuur en spoedig daarna bij het LUF ( Leids Universiteits Fonds). Ik voelde me vereerd dat ik gevraagd werd om deze groep te leiden als bijzonder hoogleraar Juridische Informatica. Hans Franken sloot zich vervolgens bij ons aan. Samen met Jaap Hage, Franke van der Klaauw en Corien Prins had-den we een prachtteam.

We onderzochten van alles binnen de rechtsinformatica en binnen het informaticarecht. Aernout was de verbindende schakel. Als een bedrijvig baasje verklaarde hij de informaticatermen aan juristen en de juridische noties aan informatici. Er werden jaarverslagen gepubliceerd, aio’s aange-trokken, gespecialiseerde colleges gegeven en proefschriften geschreven. Voor mijn inaugurele rede5 ondervond ik veel juridische steun van Aernout. Hij kwam naar Maastricht, legde me uit hoe het juridisch precies zat, bleef slapen en ging de volgende dag monter verder. Ik bedank hem hier nog-maals met de woorden die ik toen uitsprak: “Jouw onderzoek wekte ooit mijn belangstelling voor de rechtsinformatica. Samen zijn we toen in 1987

3 Schmidt 1987. 4 Schmidt 2007. 5 Van den Herik 1991.

181

Van registratie naar verwerking

met Juridische Kennissystemen aan de slag gegaan. Onze toepassing was rechtsgeleerd onderzoek. Beiden hadden we een grote mate van weten-schappelijke nieuwsgierigheid, waarbij onze rollen langzaam maar zeker verwisselden. Ten slotte wilde jij alles van informatica weten en was ik alleen maar benieuwd of de computerbeslissing juridisch verantwoord was. Door je inzet en je vermogen een bijna onbegrensde belasting blijvend te torsen, heb je je in onze afdeling de ideale waarnemer betoond, in alle betekenissen van het woord.”

Probleemstelling

Intussen ging de wereld verder. Na 10 jaar (1998) nam Aernout het leider-schap van Recht en Informatica over. Enkele jaren later werd hij benoemd tot hoogleraar. De groei en bloei van de groep was zo duidelijk dat wij reorgani-satie op reorganireorgani-satie glansrijk overleefden. Wij verdienden onze eigen pro-jecten – Aernout was een crack in het binnenhalen – en zorgden voor voort-durende uitstraling.

Een van de projecten was het ANITA-project (Administrative Normative Information Transaction Agents). We vonden de heren Hugo Kielman en Wouter Koelewijn bereid om het juridische deelonderzoek samen met ons en Laurens Mommers uit te voeren. Een korte samenvatting van de ideeën die ten grondslag lagen aan de toekenning van het project is te zien in Figuur 1: Hoofdknelpunten van informatie-uitwisseling.

Onderzoeksdomeinen Hoofdknelpunten

Juridisch 1. Moeilijk toegankelijke juridische kennis 2. Ontoereikende privacywaarborgen Bestuurlijk 3. Ontoereikende gegevenscontrole

4. Gesloten bedrijfscultuur Technologisch 5. Onvoldoende standaardisatie

Figuur 1: Hoofdknelpunten van de informatie-uitwisseling.

Het onderzoek had vele dimensies, zoals ook reeds uit Figuur 1 blijkt. Wij kiezen in deze bijdrage voor de volgende probleemstelling: Hoe kunnen we

ondanks ontoereikende gegevenscontrole toch goede beslissingen nemen?

Privacy en politiegegevens

De discussie tussen Aernout en Hans aan de ene kant en Jaap aan de andere kant ging niet zelden over computerrechtspraak (Kunnen Computers

Recht-spreken?). We konden ons alle drie vinden in het volgende compromis: Com-puterrechtspraak bevindt zich (nog) in de ondersteunende fase. Jaap las die zin

zonder haakjes. Aernout en Hans vonden dat wat tussen haakjes stond er niet bij hoorde en dat de zin verder altijd zijn geldigheid zou bewaren.

Het_binnenste_buiten_def.indd 181

De ontwikkeling van de computerrechtspraak komt bijvoorbeeld heel duidelijk tot uitdrukking in de voorbereidende fase van een strafprocedure. Daarmee bedoelen we de fase die voorafgaat aan een zitting van de recht-bank. Het traject is: Politie Æ OM Æ Rechtrecht-bank. Voor onze probleemstelling ontwikkelen we twee onderzoeksvragen, te weten:

OV 1: Op welke wijze heeft de wetgever de uitwisseling van criminele inlichtingen genormeerd?

OV 2: Op welke wijze is de huidige uitwisseling van criminele inlichtin-gen ingericht en wat zijn daarin de (juridische) knelpunten?

Wat bij deze onderzoeksvragen in het oog springt is de spanning tussen rechtsbescherming en rechtshandhaving. Voor de politie is een groot pro-bleem gelegen in het gebruik van computermogelijkheden. Vroeger (in de tijd van Ernst Enschedé) was er sprake van registratie van gegevens (cf. Wpolr). Tegenwoordig (2010) zijn computers in staat om gegevens te ver-werken (Wpolg, ingegaan 1 januari 2008). Je zou bijna zeggen dat het pro-bleem van de rechtsbescherming versus rechtshandhaving zich dus binnen de computer afspeelt. Als we die gedachte even doortrekken is het dan met behulp van allerlei slimme AI-technieken (Artificial Intelligence) misschien ook mogelijk dat computerprogramma’s zichzelf normatief gedrag opleg-gen. Dit is precies het onderzoek van Wouter Koelewijn,6 waarbij Aernout een van de promotores was.

Van Classificatie naar RANKING

Het gebruik van computers is mooi, het gebruik van supercomputers is nog mooier7 en het gebruik van Grid-technologie is vooralsnog het meest geavanceerde. Het concept van de toekomst luidt Cloud Computing. Zover zijn we nog niet maar het is goed als de onderzoekers in recht en informatica weten wat de komende ontwikkelingen zijn.

Laat ik het zo eenvoudig mogelijk voorstellen. Als een juridische onder-zoeker meer geheugenruimte ter beschikking heeft dan nu en ook de te gebruiken computer een grotere snelheid kan ontwikkelen om herhaaldelijk allerlei beslissingen te nemen die relevant zijn voor het classificeren van een casus (b.v. gevaarlijk versus niet gevaarlijk), dan is het beter om af te zien van classificatie en over te gaan op ranking. Het volgende voorbeeld is ont-leend aan het ToKeN-project IPOL (Intelligence-led Policing) dat uitgevoerd is door Theo de Roos (toen nog UL), Jaap van den Herik, Thijs Vis en Stijn Vanderlooy (2009). Stel dat we een verzameling van 7 voorvallen hebben, die geclassificeerd moeten worden in gevaarlijk en niet-gevaarlijk.

6 Koelewijn 2009.

183

Van registratie naar verwerking

We hebben twee classifiers: f1 en f2. Voor beide classifiers zijn de resultaten hetzelfde en wel:

x1 x2 x3 x4 x5 x6 x7

f1, f2: + + + + – – –

Laten we aannemen dat f1 en f2 het volledig eens zijn over x1 en x2 alsmede over x6 en x7. Laten we vervolgens aan f1 en f2 de voorvallen x3, x4 en x5 voorleggen om te evalueren (d.w.z. een waarde toekennen tussen 0 en 1). Neem aan dat de uitkomst van deze procedure het volgende beeld vertoont:

x1 x2 x3 x4 x5 x6 x7

f1: 1.0 + 1.0 + 0.52 + 0.4 + 0.5 – 0.0 – 0.0 –

f2: 1.0 + 1.0 + 0.82 + 0.4 + 0.5 – 0.0 – 0.0 –

Twee zaken vallen hierbij op. Allereerst classificeren f1 en f2 het voorval x4 als gevaarlijk, maar zij kennen aan deze classificatie de waarde van 0.4 toe, terwijl zij voorval x5 met een waarde van 0.5 als niet gevaarlijk classificeren. Kortom, beide beoordelaars zijn het eens over de classificaties van x4 en x5 en zelfs over de bijbehorende waarden. Toch zou een waarnemer van buiten (wie beoordeelt de beoordelaar?) opmerken dat f1 en f2 eigenlijk zouden moeten zeggen dat x5 gevaarlijk is en x4 niet gevaarlijk, of misschien wel dat x4 en x5 beide niet gevaarlijk zijn (of beide wel gevaarlijk).

De tweede opmerking ligt iets subtieler. Classifier f1 beoordeelt voorval x3 als gevaarlijk met een waarde van 0.52, classifier f2 is het met hem eens maar beoordeelt dit veel hoger, nl. met 0.82. Voor f1 zit dit voorval bijna in het bereik van niet gevaarlijk (namelijk vergelijkbaar met x5 die zowel f1 als f2 als niet gevaarlijk beschouwen). Let op, dit is een lineaire vergelijking voor één variabele, maar het gaat om het idee: ranking leidt tot betere beslissingen dan classificeren.

Drie casus

Om onze bewering over ranking en het gebruik van computers te substantie-ren geven we hieronder drie casus.

Casus 1: terroristische dreiging (Amsterdam, 12 maart 2009)

In 2009 werd de gemeente Amsterdam opgeschrikt door een telefonische aankondiging van een terroristische aanslag op IKEA op 12 maart. Van diverse kanten werd er door de driehoek (burgemeester, officier van justitie, korpschef) om informatie gevraagd. De controle van de gegevens diende op korte termijn te gebeuren. De classificatie van de driehoek was: ernstig, zeer

ernstig.

Het_binnenste_buiten_def.indd 183

Deze classificatie werd gevolgd door stringente maatregelen: het oppak-ken van mensen (als er dan een tand verloren gaat is er wel ‘iets’ gebeurd). We weten intussen hoe het afgelopen is. (Er was geen sprake van een echte dreiging. Het gaat hier niet om de details.) De overblijvende vraag is wel: is er iets misgegaan bij de gegevenscontrole? Daar zijn argumenten voor en argumenten tegen aan te voeren. Maar als we hier een ranking-procedure hadden uitgevoerd in plaats van een classificatieprocedure dan was het oor-deel ongetwijfeld geweest: niet gevaarlijk, niet ernstig.

Casus 2: bedreiging van scholen in Breda (Rijsbergen, 12 maart 2009)

Op internet verschenen berichten dat er iemand op een school in Breda de volgende dag gedood zou kunnen worden. De classificatie van het OM is zeer

ernstig. Er worden stevige maatregelen genomen: de minister bemoeit zich

met de zaak, de FBI wordt ingeschakeld, het IP-nummer wordt nagegaan, de omgeving van het IP-nummer wordt nagegaan (voor het geval de problema-tiek was gelegen in onbeschermde internettoegang in een huiskamer, waar-door van buiten ingelogd kon worden op het IP-adres van de buurman. Let wel: (a) de gegevenscontrole was meer dan toereikend uitgevoerd met als resultaat dat de eigenaar van het IP-nummer redelijkerwijs niet verdacht kon worden van het plaatsen van zulke berichten op internet en (b) er vond een

ranking van de acht verdachte huizen plaats – hulde aan Henk van Brummen

die deze zaak leidde).

Vervolgens vindt er een inval plaats in het eerste verdachte huis; dat levert niets op. De bewoners krijgen excuses aangeboden. Daarna is er een inval in het als tweede gerankte huis. Hier blijkt de zaak volledig duidelijk, inloggen bij de buren, een bericht met verschrikkelijke strekking posten en dan kijken wat er gebeurt. De doortastende oplossing van het OM is een com-pliment waard. Met deze actie werd ook eigenlijk de actie van Cohen in Amsterdam (mensen oppakken) gelegitimeerd. Het is evenwel niemand dui-delijk waarom hij geen excuses aanbood voor een verkeerde actie. In deze tijd van razendsnelle technologische ontwikkelingen moeten we over durven gaan op ranking van gebeurtenissen (i.p.v. classificatie) en dan op grond daar-van actie ondernemen. Als we het daarover eens zijn dan kunnen we het er ook over eens zijn dat als de actie verkeerd is excuses op hun plaats zijn.

Casus 3: Hillsborough

Op 15 april 1989 vond tijdens de FA Cup Semi-Final Liverpool-Nottingham Forest een grote ramp plaats. Veel te veel mensen waren toegelaten in één toe-schouwersvak. Er ontstond gedrang en velen vonden de dood. Na 20 jaar werd deze ramp herdacht. Er zijn veel foto’s en verhalen gepubliceerd en waar het allemaal om draait is het volgende: “What they [parents of victims] want is simply recognition that mistakes were made by people entrusted with the safety of the public. They want to hear, on official lips, the phrase ‘we are sor-ry’.” Deze casus is toegevoegd als een bijzondere interpretatie van de titel: ‘van registratie naar verwerking’. Voortschrijden van de techniek zou ook moeten leiden tot voortschrijden van het onderkennen van elkaars gevoelens.

185

Van registratie naar verwerking

Moderne ontwikkelingen

Natuurlijk wordt met ranking niet alles opgelost. Overigens, wat we hierbo-ven beschrehierbo-ven hebben betreft een overgang van binaire classificatie naar

bipartite ranking. Dat geldt voor één variabele en zoals we gezien hebben met

het voorbeeld van de classifiers f1 en f2 zijn er ook dan nog veel open vra-gen. Er moeten technieken komen om niet alleen te genereren wat we doen maar ook te visualiseren. Een aantal van deze technieken is reeds ontwik-keld, zoals de ROC-ruimte, de ROC-curve en de AUC.8 Verder zal het theo-retisch raamwerk van de multi-classificatie gegeneraliseerd moeten worden en dan geschikt gemaakt moeten worden voor de overgang naar een

multi-partite ranking. We blijven dan natuurlijk het probleem tegenkomen van f1:

x3=0.52 en f2: x3=0.80. Derhalve is het goed om naar nieuwe technieken te kijken die ons hierbij kunnen helpen, zoals adaptive voting (aangepast stem-men) of abstention (het onthouden van een waardeoordeel).

Conclusies

De conclusies die bij dit betoog van ICT-ontwikkelingen binnen het recht behoren zijn geïnspireerd door het beginwerk van Aernout Schmidt. Zij lui-den als volgt:

(1) Informatica-toepassingen zijn ongeloofl ijk veelzijdig in de rechtspraak. (2) Dankzij de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van automatische

computermodellen zijn we nu op weg naar het nemen van juridisch cor-recte beslissingen.

De toekomst van eLaw

Toen Aernout Schmidt in 1998 de leiding van Recht en Informatica overnam, begreep hij dat er een nieuwe periode was aangebroken. Zoals omstreeks 1950 computers een nieuw fenomeen waren, zo was internet omstreeks 2000 een nieuw fenomeen in het recht. Recht en Informatica diende (1) internatio-naal te zijn, (2) geavanceerdheid uit te drukken en (3) kort, krachtig en kern-achtig te zijn. Daarom werd het eLaw en voor onze groep in het bijzonder eLaw@Leiden. Hoe eLaw past in eScience is helder aangegeven in Figuur 2. Daarmee is tevens de toekomst van eLaw vastgelegd: mee in de vaart der wetenschappen, tezamen met de grote ontwikkelingen.

8 Zie Vanderlooy 2009.

Het_binnenste_buiten_def.indd 185

Figuur 2: eLaw gezien als onderdeel van eScience Research.

Dankwoord

Het ANITA-onderzoek is in 2002 van start gegaan. Er wordt interdisciplinair onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van multi-agentsystemen. Het ANITA-project (administrative normative information transaction agents) vindt plaats in het kader van het NWO ToKeN-project en is een samenwer-kingsverband tussen de UL, de UU (J.J. Meijer) en de RUG (De Vey Mest-dagh, projectleider) Het IPOL-onderzoek is gestart in 2005. Het is eveneens een NWO ToKeN-project en kent een samenwerkingsrelatie tussen de UL, UM, en UvT (zie tekst). De volgende mens wordt ten zeerste bedankt voor de jarenlange samenwerking: Aernout Schmidt. De andere mensen: Hans Franken, Joke Hellemons, Hugo Kielman, Franke van der Klaauw, Wouter Koelewijn, John-Jules Meyer, Laurens Mommers, Eric Postma,Theo de Roos, Stijn Vanderlooy, Kees de Vey Mestdagh en Thijs Vis bedank ik voor hun samenwerking met Aernout en mij. Ik weet zeker dat Aernout terugkijkt op vele prettige contacten.

Verwijzingen Aerts & Michielse 2009

P. Aerts en P. Michielse P. (eds.), De Rekenmeesters, Nationale Computerfaciliteiten (NCF) en SARA Reken- en Netwerkdiensten, Amsterdam, 2009.

Enschedé 1966

Ch. Enschedé, ‘Bewijzen in het strafrecht’, RM Themis 1966, p. 516.

Van den Herik 1983

H.J. van den Herik, Computerschaak, Schaakwereld en Kunstmatige Intelligentie (diss. TUD), Delft, Academic Service Den Haag 1983.

187

Van registratie naar verwerking

Van den Herik 1991

H.J. van den Herik, Kunnen Computers Rechtspreken (oratie UL), Gouda Quint bv Arnhem 1991.

Kielman 2010

H.H. Kielman, Politiële Gegevensverwerking en Privacy. Naar effectieve waarborging (diss. UL), Lei-den 2010.

Koelewijn 2009

W.I. Koelewijn, Privacy en politiegegevens, Over geautomatiseerde normatieve informatie-uitwisseling (diss. UL), Leiden University Press, 2009.

Schmidt 1987

A.H.J. Schmidt, Pallas ex Machina, Informele systemen in verband met het recht (diss UL), Konink-lijke Vermande BV Lelystad 1987.

Schmidt 2007

A.H.J. Schmidt, Ought Computers Adjudicate?, in: J.Donkers e.a., Liber Amicorum ter gelegenheid

van de 60e verjaardag van Prof. dr. Jaap van den Herik, Maastricht 2007, pp. 132-147.

Vanderlooy 2009

S. Vanderlooy, Ranking and reliable classifi cation (diss. UM), Maastricht, 2009.

Het_binnenste_buiten_def.indd 187