• No results found

Valutaresultaat dat naar voren komt in de bijdragewinst, maar niet in de vaste-inrichtingswinst

3.3 Valutaresultaten bij vaste inrichting en voorkoming van dubbele belasting .1 Inleiding

3.3.2 Valutaresultaat dat naar voren komt in de bijdragewinst, maar niet in de vaste-inrichtingswinst

De functionele valuta van de vaste inrichting kan fluctueren ten opzichte van de euro. In verband met het bepalen van de wereldwinst moet het Nederlandse hoofdhuis de

bezittingen en schulden die door de fiscaalrechtelijke fictie aan de vaste inrichting worden toegewezen in euro’s waarderen. De vaste inrichting waardeert deze

vermogensbestanddelen in verband met het bepalen van de vaste-inrichtingswinst in de eigen valuta. Hoewel het materieel gezien om dezelfde vermogensbestanddelen gaat, is de manier van waarderen verschillend. Beide hanteren namelijk een verschillende munteenheid.

80 Voor een nadere toelichting op de vraag wanneer en hoe deze vermogensetikettering plaats dient te vinden, verwijs ik naar Kemmeren 2003, par. 3 e.v.

3.3.2.1 Het bepalen van de wereldwinst

Het Nederlandse hoofdhuis wordt zoals gezegd over haar wereldwinst in de belastingheffing betrokken. Deze winst bestaat uit de 'eigen winst' en uit de

bijdragewinst. Dit gehele winstbedrag wordt bepaald volgens de Nederlandse regels, en het bedrag dient dan ook in euro's te luiden.82 Voor het 'bijdragewinstgedeelte' van deze wereldwinst betekent dit dat de activa en passiva die aan de vaste inrichting zijn

toegerekend, moeten worden omgerekend in euro's. Indien gedurende een jaar fluctuaties hebben plaatsgevonden in de wisselkoers, dan komt dit in de bijdragewinst tot uiting. Overigens wordt doorgaans een onderscheid gemaakt tussen vaste en vlottende activa en passiva. Dit gebeurt omdat op grond van het voor de winstbepaling van ondernemingen geldende criterium van goed koopmansgebruik,83 vaste activa en passiva mogen worden omgerekend tegen historische koers per verkrijgingsdatum, terwijl vlottende activa en passiva tegen de koers per balansdatum dienen te worden omgerekend.84 Een

valutaresultaat op een vlottend actief of passief zal dan ook direct in de winstberekening van het hoofdhuis in aanmerking worden genomen, terwijl dit bij de vaste activa en passiva pas het geval zal zijn bij de vervreemding van een bezitting of de aflossing van een schuld. Pas dan wordt het resultaat immers definitief gerealiseerd. In sommige gevallen wordt binnen de vlottende activa en passiva een onderscheid gemaakt tussen financiële en niet-financiële vermogensbestanddelen.85 Dit onderscheid kan van belang zijn indien aan de vaste inrichting vlottende activa of passiva zijn toegewezen waarvoor een (door goed koopmansgebruik aanvaarde) omrekening tegen een andere koers dan de koers per balansdatum wordt gehanteerd. In die gevallen wordt een valutaresultaat op dit vlottende actief of passief namelijk niet direct in aanmerking genomen in de

winstberekening van het hoofdhuis. Het moment waarop een valutaresultaat op een vermogensbestanddeel in aanmerking wordt genomen, is in feite afhankelijk van de binnen de onderneming gebruikte waarderingsmethode in verband met de

winstberekening.

3.3.2.2 Het bepalen van de vaste-inrichtingswinst

Om te kunnen bepalen over welk gedeelte van de winst voorkoming van dubbele belasting moet worden gegeven, moet ook de vaste-inrichtingswinst worden bepaald. Deze winstbepaling verloopt niet hetzelfde als de bepaling van het 'bijdragewinstgedeelte' van de wereldwinst, hoewel het feitelijk om de winst uit dezelfde activa en passiva gaat. Uit ondermeer de zogenaamde Rupiah-arresten valt op te maken dat de

vaste-inrichtingswinst dient te worden bepaald in de munteenheid van het land waar de vaste inrichting zich bevindt.86 Deze winst kan worden berekend aan de hand van een

vermogensvergelijking. Het winstbedrag dat hieruit voortkomt, wordt daarna omgerekend

82 Dit is overigens niet altijd het geval. Indien de onderneming gebruik maakt van de zogeheten functionele valuta regeling van artikel 7, lid 5 Wet VPB 1969. In dit geval mag de onderneming haar belastbare bedrag bepalen in een andere geldeenheid dan de euro.

83 Artikel 3.25 Wet IB 2001 jo. artikel 8, lid 1 Wet VPB 1969.

84 Voor vaste activa en passiva is dit bepaald in HR 17 juni 1990, BNB 1990/252 en HR 2 maart 1994, BNB 1994/190. Voor vlottende activa en passiva is dit bepaald in HR 27 april 1960, BNB 1960/161.

85 Vermie 1993, par. 4.1.

tegen de koers per einde balansdatum.87 Doordat de valuta waarin de

vaste-inrichtingswinst luidt dezelfde is als de functionele valuta die de vaste inrichting hanteert, komt een valutaresultaat in de vaste-inrichtingswinst niet naar voren.

3.3.2.3 Gevolgen van de verschillen in de manier van winstbepaling

Een valutaresultaat dat op het vaste inrichtingsvermogen wordt behaald komt dus bij het hoofdhuis in de wereldwinst tot uitdrukking, maar het heeft geen invloed op de vaste-inrichtingswinst. De gevolgen van deze discrepantie kunnen het beste worden

weergegeven aan de hand van een voorbeeld.88 Om de gevolgen direct duidelijk te maken bestaan de activa van de onderneming uit het voorbeeld uitsluitend uit vlottende activa. X BV drijft een onderneming in Nederland. Het hoofdhuis is in Nederland gevestigd. X BV heeft een vaste inrichting in de VS. De activa van de onderneming bestaan geheel uit kasmiddelen. Het Nederlandse hoofdhuis hanteert de euro als functionele valuta, bij de Amerikaanse vaste inrichting is dit de dollar. Per 31 december 2008 is de

valutaverhouding tussen de euro en de dollar $ 1,00 = € 1,00. De balansen zien er per 31 december 2008 als volgt uit:

Vaste inrichting Activa Passiva

Kas $ 100 Crediteuren $ 50

Sluitpost "EV" $ 50 Totale activa $ 100 Totale passiva $ 100

Hoofdhuis

Activa Passiva

Kas € 1000 Eigen vermogen89 € 550

Kas VI ($ 100) € 100 Crediteuren € 500 Crediteuren VI ($ 50) € 50 Totale activa € 1100 Totale passiva € 1100

In het boekjaar 2009 maakt de onderneming winst. De winst die door het hoofdhuis zelf wordt gegenereerd bedraagt € 100, met behulp van de vaste inrichting wordt in de VS $ 50 winst gemaakt. Op 31 december 2009 is de waarde van de dollar gedaald naar € 0,90.90

87 HR 4 mei 1960, BNB 1960/165. Soms kan ook de gemiddelde jaarkoers worden gehanteerd.

88 Dit voorbeeld is gebaseerd op een voorbeeld uit Van Tol & Van der Wolf 1993, p. 47-48.

89 Deze € 550 bestaat uit € 500 in verband met het hoofdhuis en € 50 in verband met de vaste inrichting.

90 In dit voorbeeld wordt omgerekend tegen de koers per einde balansdatum. Het is ook toegestaan om voor de omrekening de gemiddelde jaarkoers te hanteren. Zie Vermie 1993, par. 4.1.

Op de balans van de vaste inrichting per einde balansdatum ziet dit er als volgt uit:

Vaste inrichting Activa Passiva

Kas $ 150 Crediteuren $ 50

Sluitpost "EV" $ 100 Totale activa $ 150 Totale passiva $ 150 X BV bepaalt eerst de wereldwinst van de onderneming.

De winst die het hoofdhuis zelf heeft behaald bedraagt € 100. De bijdragewinst die de vaste inrichting behaalt bedraagt € 40, namelijk het eindvermogen van € 90 ($ 100 x € 0,90) - het beginvermogen, dat € 50 bedroeg. In deze bijdragewinst komt het

valutaresultaat van - € 5 naar voren. In totaal bedraagt de wereldwinst dus € 140. In de balans van het hoofdhuis per einde balansdatum ziet dit er als volgt uit:

Hoofdhuis

Activa Passiva

Kas € 1100 Eigen vermogen91 € 690

Kas VI ($ 150) € 135 Crediteuren € 500 Crediteuren VI ($ 50) € 45 Totale activa € 1235 Totale passiva € 1235 De berekening van de vaste-inrichtingswinst verloopt als volgt: $ 100 (eindvermogen) - $ 50 (beginvermogen) = $ 50

Deze winst van $ 50 wordt omgerekend tegen de op dat moment geldende koers van $ 1,00 = € 0,90. Het bedrag van de vaste-inrichtingswinst bedraagt daarom

0,90 x $ 50 = € 45. In dit winstbedrag is het valutaresultaat niet terug te vinden.

Hoewel de wereldwinst van X BV slechts voor € 40 bestaat uit winst die met behulp van de vaste inrichting in behaald, bedraagt het winstbedrag waarop de voorkoming van dubbele belasting is gebaseerd € 45. Het verschil van € 5 is het devaluatieverlies op de vermogensbestanddelen die zijn toe te rekenen aan de vaste inrichting.

Een valutaverlies dat is behaald met de vaste inrichting komt kortom op de in Nederland belastbare winst in aftrek. In het omgekeerde geval, bij een stijging van de waarde van de vreemde valuta ten opzichte van de euro, zal met een vaste inrichting behaalde

valutawinst een belaste opbrengst zijn. Omdat dit resultaat geen onderdeel is van de vaste-inrichtingswinst, wordt voor dit gedeelte geen voorkoming van dubbele belasting

91 Deze € 690 bestaat uit € 500 (EV hoofdhuis per eind 2008) + € 50 (EV v.i. per eind 2008) + € 100 (winst 2009 hoofdhuis) + € 45 (winst 2009 v.i.) - € 5 ( het devaluatieverlies).

gegeven. Er is ook geen sprake van dubbele belasting omdat het resultaat bij de vaste inrichting helemaal niet bestaat.

3.3.2.4 De lening die verband houdt met de vaste inrichting

In het vorige hoofdstuk is gebleken dat het wenselijk is om valutaresultaten die worden behaald met een lening die verband houdt met een deelneming, onder het bereik van de deelnemingsvrijstelling te kunnen brengen. Artikel 13, lid 7 Wet VPB 1969 maakt dit immers mogelijk. Deze maatregelen bestaan niet in de situatie waarin gebruik wordt gemaakt van een vaste inrichting. Omdat valutaresultaten bij het Nederlandse hoofdhuis gewoon in de belaste winst vallen, bestaat er geen aanleiding om eventuele

valutaresultaten die worden behaald op een lening in vreemde valuta die is aangegaan om de vaste inrichting te financieren, vrij te stellen. De onevenwichtige situatie die in een deelnemingsverhouding kan ontstaan, (valutaverlies op de deelneming is niet aftrekbaar, valutawinst op de lening is wel belast) zal in de verhouding tussen het hoofdhuis en de vaste inrichting niet voorkomen.

Of een dergelijke lening moet worden aangemerkt als een vermogensbestanddeel dat voor het bepalen van de vaste-inrichtingswinst aan de vaste inrichting dient te worden

toegerekend, is niet van belang voor de manier waarop met een eventueel valutaresultaat op een dergelijke lening wordt omgegaan. Het valutaresultaat zal immers helemaal niet in de vaste-inrichtingswinst naar voren komen. Het al dan niet als vermogensbestanddeel van de vaste inrichting aanmerken van deze leningen is overigens wel van belang voor het bepalen van de hoogte van de vaste-inrichtingswinst. Als kosten die verband houden met de lening aan de vaste inrichting worden toegeschreven, dan zullen deze kosten uiteraard het bedrag van de vaste-inrichtingswinst drukken. Er zijn echter geen aanwijzingen dat valutaresultaten op een lening in dit geval als kosten zouden kunnen worden aangemerkt, waardoor ze de hoogte van de vaste-inrichtingwinst zouden kunnen beïnvloeden.

Ook valutaresultaten die worden behaald met rechtshandelingen die zijn aangegaan met het oog op het afdekken van de valutarisico’s die het investeren in een vreemde valuta nu eenmaal met zich meebrengen, zullen als opbrengst uit een afzonderlijke transactie in de belastbare winst van het Nederlandse hoofdhuis terecht komen. Ook in dit geval geeft het feit dat valutaresultaten op de vaste inrichting zelf gewoon belast zijn geen aanleiding om valutaresultaten op afdekinstrumenten anders dan eerstgenoemde valutaresultaten te behandelen.