• No results found

UITWERKING ZONNEBELEID

In document Zon & Wind (pagina 108-116)

Beuningen titel want de titel is beuningen

BIJLAGE 4 UITWERKING ZONNEBELEID

4. Procedure Zonneparken in het Oeverwallengebied

De Gemeente Beuningen verwacht meer initiatief-aanvragen voor zonneparken in het Oeverwallengebied dan het plafond (40 hectare totaal). Daarom wordt de volgende procedure gehanteerd.

4.1 Indieningsperiode

Na vaststelling van de Beleidsnotitie door de gemeenteraad start de indieningsperiode. Deze periode duurt van xx-xx-xxxx tot en met xx-xx-xxx.

In deze periode kunnen initiatiefnemers hun plannen bij de Gemeente Beuningen indienen.

4.2 Toetsingssperiode

Na sluiting van de indieningsperiode start de beoordelingsperiode. Deze periode duurt van xx-xx-xxxx tot en met xx-xx-xxx.

De beoordeling van de initiatieven bestaat uit de volgende fase:

 Toetsing of initiatief voldoet aan de Randvoorwaarden en Uitgangspunten, deze bestaan uit: o Ruimtelijke Randvoorwaarden en Uitgangspunten;

o Economische Randvoorwaarden en Uitgangspunten; o Planologische Randvoorwaarden en Uitgangspunten.

 Toetsing of initiatief voldoet aan de Landschappelijke Inpassingsvoorwaarden;

 Toetsing of initiatief voldoet aan de voorwaarden voor Landschappelijke Kwaliteitsverbetering. Landschappelijke inpassing en landschappelijke kwaliteitsverbetering is maatwerk en wordt derhalve getoetst door een landschapsarchitect.

4.3 Beoordelingsperiode

De initiatieven die voldoen aan de gestelde voorwaarden en uitgangspunten worden vervolgens beoordeeld op grond van de volgende punten:

 Betrekken omwonenden en omgeving: op welke wijze zijn omwonenden en de omgeving geïnformeerd dan wel betrokken bij het plan. Hoe staat de directe omgeving tegenover het initiatief? Op welke wijze kunnen zij mee-particperen in het zonnepark?

 Betrekken lokale energiecoopertie: op welke wijze is de samenwerking gezocht met de locale energiecooperatie, op welke wijze kunnen zij mee-particperen in het zonnepark?

 Voor de maatschappelijke acceptatie is het van belang dat het eigenaarschap en de opbrengst zonneparken meer in de omgeving landen. Hoeveel procent van de productie van zon op land komt in eigendom van de lokale omgeving? Kan de energiecooperatie óók mee investeren?  Afdracht aan lokaal Duurzaamheidsfonds: hoeveel cent per opgewekte kWh wordt afgedragen

aan het lokale duurzaamheidsfonds?

De beoordeling van de initiatieven gebeurt door de gemeente. De energiecoöperatie vervult hierin een adviserende rol.

Op basis van de beoordeling neemt het college van Burgemeester en Wethouders een besluit over welke initiatieven formeel in behandeling worden genomen en welke op de wachtlijst komen te staan.

4.4 Proces Bestemmingsplan aanvraag

Bijlage 1 Onderliggende kaarten

Bij het ontwerpen van een zonnepark moet rekening gehouden worden met de aanwezige kabels en leidingen en moeten afspraken gemaakt worden met de desbetreffende leidingbeheerder. Bovenstaande afbeelding geeft de hoofdaardgastransportleidingen weer.

Bij het ontwerpen van een zonnepark moet rekening gehouden worden met de aanwezige kabels en leidingen en moeten afspraken gemaakt worden met de desbetreffende leidingbeheerder. Bovenstaande afbeelding geeft de aardgastransportleidingen en hoogspanningsverbindingen weer.

Bijlage 2 Randvoorwaarden en Aandachtspunten

De gemeente staat onder voorwaarden positief tegenover de ontwikkeling van zonneparken op de beleidskaart ‘Zonneparken’ aangewezen kansrijke gebieden.

De gemeente heeft de voorkeur om - voorafgaand aan het principeverzoek - met de initiatiefnemer in gesprek te gaan over het initiatief. De gemeente wil in dit gesprek randvoorwaarden en aandachtspunten meegeven en over het initiatief mee kunnen denken om zodoende tot een beter ingepast plan te komen. Om de kwaliteit van de plannen voor zonneparken te waarborgen is er echter wel een aantal

randvoorwaarden en aandachtspunten waaraan voldaan moet worden om ze tot een succes te maken. In de navolgende paragrafen worden deze randvoorwaarden en aandachtspunten besproken.

A. Ruimtelijke randvoorwaarden & aandachtspunten

A1. Uitgangspunt voor nieuwe zonneparken is het behoud van het bestaande landschapspatroon c.q. de bestaande verkaveling. Het zonnepark heeft een groene en/of blauwe inrichting op het maaiveld in de vorm van oppervlaktewater, grasland of andere gebiedseigen vegetatie (zie ook bijlage 3). Een combinatie met agrarisch gebruik is mogelijk (meervoudig ruimtegebruik).

A2. De maximum bouwhoogte van de zonnepanelen is afhankelijk van de omgeving. In de grijze gebieden en in het kommengebied mag de hoogte van zonnepanelen niet meer dan 1,50 meter bedragen, teneinde de openheid van het landschap te waarborgen. In de oeverwalgebieden mag de hoogte van zonnepanelen niet meer dan 1,50 meter bedragen.

A3. De constructie van de opstellingen van zonnepanelen moet zo eenvoudig mogelijk worden vormgegeven om zo min mogelijk op te vallen.

A4. De minimum afstand van zonneparken tot bestaande woningen van derden bedraagt 30 meter: het maatgevende hinderaspect betreft geluid, waarbij de grootste hinder wordt veroorzaakt door een transformatorgebouw. Woningen van de grondeigenaren die initiatiefnemer zijn van een zonneveld zijn uitgezonderd van deze regeling.

A5. Bij het ontwerpen van een zonnepark moet rekening gehouden worden met de aanwezige kabels en leidingen en moeten afspraken gemaakt worden met de desbetreffende leidingbeheerder. In bijlage 1 is een aanduiding ‘aandachtsgebied leidingen’ opgenomen, waar de belangrijkste (zoekzones voor)

hoofdaardgastransportleidingen en hoogspanningsverbindingen op zijn aangegeven.

A6. Het zonnepark en installaties als schakelcellen, algemene laagspanningsborden en transformatoren moeten vanaf de openbare weg in ieder geval aan het zicht worden onttrokken via landschappelijke inpassing. Zicht vanaf hooggelegen weggedeeltes ( viaducten bijvoorbeeld) valt hier niet onder. In bijlage 3 wordt nader ingegaan op het aspect ‘landschappelijke inpassing’. Ook een oost-west opstelling is

toegestaan, dan hoeven alleen de schakelcellen, algemene laagspanningsborden en transformatoren conform bijlage 3 worden ingepast.

A7. Zonneparken zijn beperkt toegankelijk omwille van risicobeperking ten aanzien van diefstal en/of vandalisme. Bij voorkeur wordt gebruik gemaakt van natuurlijke oplossingen voor de beveiliging aan de rand van een zonnepark. Het aanbrengen van hekwerken moet zoveel mogelijk vermeden worden. Indien dit onmogelijk is, worden de aangebrachte hekwerken landschappelijk ingepast.

A8. Bij een zonnepark moet voor derden informatie te vinden zijn over duurzame energie in de vorm van een informatiebord. Hierop kunnen bijvoorbeeld de hoeveelheid opgewekte stroom, het aantal ton

koolstofdioxide (CO2) dat niet wordt uitgestoten en het aantal huishoudens dat wordt voorzien van groene stroom worden weergegeven.

A9. Zonneparken worden zoveel mogelijk ontsloten via de bestaande infrastructuur. Waar dit niet mogelijk is worden nieuwe toegangswegen uitgevoerd in half-verharding of geheel onverhard.

B. Economische randvoorwaarden & aandachtspunten

B1. Het aanleggen en onderhouden van zonneparken moet bij voorkeur uitgevoerd worden door lokale/regionale bedrijven.

B2. Er moeten afspraken gemaakt worden met de gemeente over de (eventuele) tijdelijkheid van een zonnepark. Hierbij geldt een opruimplicht voor de initiatiefnemer/exploitant.

B3. De initiatiefnemer betrekt omwonenden en andere belanghebbenden vroegtijdig bij de planvorming. B4. De initiatiefnemer onderzoekt de mogelijkheden tot samenwerking met de lokale energiecooperatie en mogelijkheden voor participatie/omgevingsfonds.

C. Planologische randvoorwaarden & aandachtspunten

C1. Aangetoond moet worden dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In het kader van een nieuw ruimtelijk plan zal onder meer indicatief onderzoek verricht moeten worden naar het aspect ecologie en de invloed op de waterhuishouding (extra verhard oppervlak (gebouwen en ontsluiting) en objectvrije zones langs watergangen). Daarnaast kan het in sommige gevallen nodig zijn onderzoek te doen naar

bodemverontreiniging en/of de archeologische waarde op de beoogde locatie voor een zonnepark. Voor locaties waar archeologische vondsten aanwezig zijn, geldt dat er geen zonneparken mogen komen, tenzij een initiatiefnemer aantoont dat er geen nadelige gevolgen voor de aanwezige archeologische waarden zijn.

Bijlage 3 Landschappelijke Inpassing

Landschappelijke inpassing bij de Grijze Gebieden en het Kommengebied

De openheid en bestaande landschappelijke structuur zijn belangrijke kwaliteiten, die zoveel mogelijk overeind moet worden gehouden. Bij de realisatie van een nieuw zonnepark is de landschappelijke inpassing dan ook een belangrijk aandachtspunt. Dit kan op verschillende manieren vorm krijgen:

a) het aanbrengen van knotbomen als afscherming (wilg);

b) het aanbrengen van een gebiedseigen haag (meidoorn) met een hoogte van 1,50 m; c) de aanleg van een plas-draszone;

d) de aanleg van een recreatieve route (in combinatie met een gebiedseigen haag); e) de aanleg van een natuurvriendelijke oever (met rietzoom);

Uitgangspunt is dat alle zijden van het zonnepark landschappelijk worden ingepast. Belangrijk is in ieder geval dat de hoogte van zonnepanelen beperkt wordt tot 1,50 meter boven maaiveld, teneinde de grootschalige openheid te kunnen waarborgen.

Landschappelijke inpassing in het Oeverwallengebied

Bij de realisatie van een nieuw zonnepark in het oeverwalgebied is de landschappelijke inpassing van groot belang. Dit kan op verschillende manieren vorm krijgen:

a) de aanleg van een houtwal met gebiedseigen beplanting (o.a. hazelaar, wilg, els, eik); b) de aanleg van een windsingel (meidoorn, els);

c) de aanleg van een recreatieve route (in combinatie met een gebiedseigen knip-en scheerheg of struweelhaag);

Bijlage 4 Landschappelijke kwaliteitsverbetering in het Oeverwallengebied

De gemeente ziet de volgende maatregelen als (landschappelijke) kwaliteitsverbetering: a) Het aanleggen van natuur- en landschapselementen buiten het bestemmingsvlak waar het zonnepark gerealiseerd wordt. Houdt hierbij rekening met de specifieke ecologische en cultuurhistorische waarden van het gebied waarin het zonnepark wordt gerealiseerd:

i. in het oeverwalgebied zijn dit onder andere poelen, natuurvriendelijke oevers, droge en vochtige geriefhoutbosjes, kruiden- en faunarijke graslanden;

ii. In de Energie-As zijn dit onder andere poelen, natuurvriendelijke oevers, plas-draszones, grienden, kruiden- en faunarijke (vochtige) graslanden;

b) Het aanleggen van extensieve recreatieve voorzieningen zoals een nieuw wandel- of struinpad of het herstellen van een oud wandelpad; Voorzieningen als bankjes zijn zinvolle voorzieningen, mits ze op de juiste locatie geplaatst worden.

c) Het behouden en restaureren van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing/ beeldbepalende gebieden;

d) Het slopen van ontsierende bebouwing en het verwijderen van verharding;

e) Het verkleinen of opheffen van een niet-agrarisch bestemmingsvlak en/of een (agrarisch) bouwvlak c.q. aanduiding binnen een agrarisch bestemmingsvlak. Een voorbeeld hiervan is het verwijderen van de aanduiding intensieve veehouderij;

f) Het aanleggen van extra waterberging ten behoeve van verbetering van de waterhuishouding (o.a. de aanleg van een poel).

In document Zon & Wind (pagina 108-116)