• No results found

De uitvoerende organisatie

Opsporingsonderzoeken kunnen op verschillende niveaus binnen de politie-organisatie worden verricht: op het niveau van de wijk, het district, de regio of op bovenregionaal of nationaal niveau. Van de twaalf bestudeerde opspo-ringsonderzoeken naar mensenhandel is bijna de helft uitgevoerd door de districtsrecherche (vijf). De andere helft van de onderzoeken is uitgevoerd door regionale (drie) en de bovenregionale rechercheteams (drie). Eén onderzoek is uitgevoerd door de Nationale Recherche.

De keuze voor het uitvoeringsniveau hangt samen met de informatie die bij aanvang van het opsporingsonderzoek bekend is. Aan de hand van de te ver-wachten ernst en omvang van het onderzoek wordt bepaald waar het onder-zoek wordt uitgevoerd. De opsporingsonderonder-zoeken uit onze analyse die door de districtsrecherche zijn uitgevoerd, begonnen bijvoorbeeld met een mel-ding of aangifte (van bijvoorbeeld mishandeling of bedreiging) van één slachtoffer tegen één verdachte. Later blijkt dan dat het niet alleen gaat om uit de hand gelopen ruzies, maar dat er ook sprake is van mensenhandel. Ook iets grotere opsporingsonderzoeken worden door de districtsrecherche uitge-voerd naar bijvoorbeeld een groepje Hongaren en een Antilliaanse man die meerdere vrouwen zou uitbuiten.

De opsporingsonderzoeken die door de regionale en de bovenregionale recherche zijn uitgevoerd, zijn breder en omvangrijker, zo worden naast de

hoofdverdachten ook faciliteerders meegenomen. Naast mensenhandel vindt bijvoorbeeld ook onderzoek naar witwassen plaats en maakt financieel onderzoek deel uit van het opsporingsonderzoek. Bij aanvang van deze onderzoeken was bijvoorbeeld bekend dat het om een groep verdachten ging, of waren reeds meerdere signalen bekend over de verdachten die wijzen op een gewelddadige groep. Wanneer verdachten actief zijn in verschillende regio’s wordt doorgaans gekozen voor een bovenregionaal team. In één van de opsporingsonderzoeken was dit bij aanvang heel duidelijk omdat er signa-len uit verschilsigna-lende regio’s waren over een groep verdachten.

Het opsporingsonderzoek dat door de Nationale Recherche is uitgevoerd had betrekking op een groep verdachten waarvan bij aanvang van het onderzoek bekend was dat ze internationaal actief waren (er was namelijk al eerder onderzoek verricht naar de verdachten). Ook was bekend dat de politie het opsporingsonderzoek grootschalig wilde aanpakken, meerdere partners wil-den betrekken, deelonderzoeken wilde uitzetten en faciliteerders in beeld wilde krijgen.

Samenstelling teams

De omvang van de opsporingsteams die de onderzoeken hebben uitgevoerd, varieert van 2 tot 35 personen. De omvang van een team kan nog wel eens wisselen per opsporingsfase, maar de meeste opsporingsteams bestaan uit 7 tot 12 personen. Interessant is om te bekijken hoe deze kleine en grotere teams zijn samengesteld. In de Aanwijzing Mensenhandel van het College van PG’ s wordt vermeld dat het oprichten van een multidisciplinair samen-gesteld opsporingsteam de voorkeur heeft. ‘Hierbij kan gedacht worden aan teams die bestaan uit vreemdelingenpolitie en gebiedsgebonden politie (recherche en zeden) alsmede instanties als Fiscale Inlichtingen- en Opspo-ringsdienst / Economische Controledienst (FIOD/ECD), de Sociale Inlichtin-gen- en Opsporingsdienst (SIOD) en de Koninklijke Marechaussee (KMar). Indien dit niet mogelijk is, is structurele informatie-uitwisseling geboden’, zo meldt de Aanwijzing (2010). In de door ons bestudeerde opsporingsonder-zoeken zijn vier opsporingsteams multidisciplinair samengesteld. Opvallend is dat alle onderzoeken van de regionale recherche zijn uitgevoerd door mul-tidisciplinaire teams. In de mulmul-tidisciplinaire teams zijn onder andere rechercheurs van het Bureau Financieel Economische Recherche (BFER), de zedenpolitie en de vreemdelingenpolitie bij elkaar gebracht.46 Eén van de projectleiders van de politie:

‘Er is een multidisciplinair team gevormd, bestaande uit onder meer een zedenspecialist, iemand van de vreemdelingenpolitie, een financieel spe-cialist, een aantal tactische rechercheurs en een analist. Daarnaast is er regelmatig contact met wijkagenten. Op deze manier vindt binnen het

opsporingsteam uitwisseling plaats van kennis en informatie die aanwe-zig is bij de specialistische onderdelen van de eigen organisatie.’

Als een multidisciplinair team wordt samengesteld, betekent dit dat lende afdelingen van één korps mensen moeten afstaan. Dit kan verschil-lende problemen met zich meebrengen. In de eerste plaats kan vanwege schaarse capaciteit wrijving ontstaan in de betreffende politieonderdelen, omdat ze mensen moeten afstaan. Daarnaast is een team met mensen van verschillende politieonderdelen nog niet op elkaar ingespeeld. Om deze pro-blemen te ondervangen, is in Amsterdam een speciaal mensenhandelteam samengesteld. Dit team is sinds 2009 operationeel. Hiermee ontstaat er con-tinuïteit in de beschikbare capaciteit voor mensenhandelonderzoeken. Bin-nen de zedenpolitie moeten mensenhandelonderzoeken concurreren (om schaarse capaciteit) met onderzoeken naar onder andere kinderporno, ver-krachting et cetera. Voor het verhoren van slachtoffers van gedwongen pros-titutie of het opnemen van een aangifte schrijft de Aanwijzing Mensenhandel een opleiding inclusief certificering voor (mensenhandelcertificering). Het voordeel van een speciaal mensenhandelteam is dat gecertificeerde recher-cheurs standaard onderdeel van het team uitmaken en dat men dus niet afhankelijk is van de beschikbaarheid van gecertificeerde verhoorders van buiten het team.

Wanneer een team niet multidisciplinair is samengesteld, is in een aantal gevallen wel expertise gevraagd van gespecialiseerde afdelingen van politie. Zo wordt de zedenpolitie gevraagd de slachtoffers te verhoren, mede van-wege de noodzaak van gecertificeerde verhoorders (die binnen het team ont-breken). Het BFER wordt gevraagd om advies over het inrichten van het financiële onderzoek. Ook de wijkpolitie wordt in een aantal opsporingson-derzoeken betrokken vanwege haar kennis over het Wallengebied en over de personen die er werken en rondhangen. Daarnaast vindt in enkele onderzoe-ken informatie-uitwisseling plaats met de SIOD, het UWV en de Financial Intelligence Unit (FIU)47. In de meeste opsporingsonderzoeken is de uitwis-seling van informatie en expertise niet structureel te noemen, zoals de Aan-wijzing voorschrijft. Met uitzondering van de samenwerking met de wijkpoli-tie, hierover meer in paragraaf 5.4.

Ervaring

Vanwege de specifieke en complexe aard van het delict mensenhandel, heb-ben we bekeken in hoeverre er reeds ervaring was met de opsporing van mensenhandel bij de opsporingsteams. In de helft van de opsporingsteams heeft geen van de teamleden bij aanvang van het onderzoek ervaring met het doen van opsporingsonderzoek naar mensenhandel. In de andere helft van de teams had de teamleider (en soms nog een enkele rechercheur) al ervaring 47 Het FUI heette vroeger het Meldpunt ongebruikelijke transacties (MOT).

met mensenhandel. Bij vijf van de twaalf zaken was een gespecialiseerde mensenhandelofficier van justitie betrokken en bij zeven zaken was dit dus niet het geval.

Eén van de teamleiders geeft aan dat het bij de districtsrecherche niet gebrui-kelijk is om bepaalde mensen te specialiseren door hen vaker hetzelfde type onderzoeken te laten doen. Het idee is juist dat politieambtenaren ervaring opdoen op een breed terrein aan onderwerpen. Om deze reden worden ze steeds op andere soorten zaken (delicten) gezet. De benodigde kennis over een bepaald delict wordt dan tussen collega’s onderling uitgewisseld. Een andere teamleider merkt op dat er vaak wisselende teamleiders op mensen-handelonderzoeken zitten die steeds het wiel opnieuw moeten uitvinden. Een teamleider die voor het eerst een mensenhandelonderzoek leidde, geeft aan dat sommige signalen (door het gebrek aan ervaring) eerst niet relevant leken. ‘Een mensenhandelonderzoek is zo anders dan een drugsonderzoek, je moet op hele andere signalen letten’, aldus de teamleider.

In de onderzoeksteams waarbinnen geen of weinig ervaring is met mensen-handel, wordt bij de start van het onderzoek op verschillende manieren ken-nis vergaard over het onderwerp mensenhandel. Een teamleider:

‘Aan een mensenhandelonderzoek kun je niet zomaar beginnen. Ik ben zelf eerst de literatuur ingedoken om meer te weten te komen over het onderwerp. Dat is heel waardevol geweest. Je moet immers iets van de achtergrond weten wil je je onderzoek goed kunnen inrichten.’

Bij drie opsporingsteams wordt in de beginfase van het opsporingsonderzoek een expert van de politie gevraagd om een lezing te houden voor het hele team over mensenhandel. In deze lezingen komt aan de orde op welke signa-len het team moet letten, hoe ze het onderzoek het beste kunnen inrichten, en waar ze op moeten letten bij het beluisteren van telefoontaps. Eén van de teams bekijkt tevens een film over mensenhandel. Verder maken teams gebruik van informatie over mensenhandel op het politie-intranet, uit de Aanwijzing Mensenhandel, en uit stukken over ‘de stapelmethode’ van het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel (EMM). Sommige teams benaderen het EMM of de Jeugd- en Zedenpolitie voor vragen. Teams zonder ervaring zoeken dus creatief naar informatie over mensenhandel. Het gevolg van een gebrek aan ervaring met mensenhandel is dat een extra tijds-investering is gemoeid met het leren kennen van het specifieke fenomeen.