• No results found

Afluisteren telefoons

Als we kijken welke opsporingsmethoden in de bestudeerde mensenhandel-zaken zijn gebruikt, stellen we vast dat in alle mensenhandel-zaken is gekozen om telefoons af te luisteren. Ook in de kleine (één verdachte en één slachtoffer) en in de kortlopende opsporingsonderzoeken. Voor de inzet van het afluisteren van

telefoonverkeer moet een rechter-commissaris toestemming geven. Het afluisteren van telefoonverkeer is nooit het enige middel dat wordt ingezet. In alle onderzoeken worden telefoons afgeluisterd (inclusief sms-verkeer) in combinatie met andere methoden. In de meeste opsporingsonderzoeken zijn de telefoons van zowel verdachten als slachtoffers afgeluisterd. Het komt ook voor dat alleen de telefoon van slachtoffers of alleen de telefoon van verdach-ten wordt afgeluisterd.

De telefoongesprekken leveren meestal relevante informatie op voor het opsporingsonderzoek. Ten eerste leveren ze informatie over de relatie tussen het slachtoffer en de verdachte. Bij mensenhandel spelen afhankelijkheids-en uitbuitingsrelaties, overwicht, dwang afhankelijkheids-en misleiding eafhankelijkheids-en rol, dus informatie over de aard van de relatie tussen de verdachte en het slachtoffer is van belang. Over de telefoon worden liefkozingen en bedreigingen geuit en blijkt de controle die verdachten op hun slachtoffers uitoefenen. Enkele voorbeel-den: ‘Waarom neem je je telefoon niet op?’ ‘Ben je al aan het werk?’ ‘Hoeveel heb je al verdiend?’ ‘Mag ik stoppen?’ ‘Je moet met 700 à 800 thuiskomen!’ Verder komt uit de gesprekken naar voren dat de vrouwen worden aange-spoord om zoveel mogelijk geld te verdienen. Een vrouw krijgt terwijl ze aan het werk is een telefoontje dat ze beter haar best moet doen: ‘Je staat erbij als een houten pop.’ Een andere vrouw belt met een verdachte en vraagt of ze even een broodje mag gaan halen, omdat ze duizelig is van de honger. Ze mag gaan, maar niet langer dan vijf minuten wegblijven. De verdachte wil niet dat ze te lang buiten is.

Ten tweede leveren telefoongesprekken informatie over de samenwerking en de taakverdeling tussen verschillende verdachten: bodyguards worden aan-gestuurd, geld wordt weggesluisd, er worden instructies uitgewisseld over hoe te manipuleren, af te persen en geweld te gebruiken. Voorbeelden van delen van gesprekken: ‘Wie past er op die vrouw vandaag?’ ‘Hij werkt niet meer voor ons, ik sla wel even zijn gezicht kapot.’ In een onderzoek wordt één van de verdachten gearresteerd, de andere verdachten bespreken vervol-gens over de telefoon dat iemand anders nu het geld bij de meisjes moet ophalen en dat persoon X. zo snel mogelijk met het geld naar Hongarije moet vertrekken. Verder komen uit telefoongesprekken contacten tussen verdach-ten en raamexploitanverdach-ten naar voren. In vier onderzoeken proberen de ver-dachten telefonisch een kamer te regelen bij raamexploitanten of ze informe-ren naar beschikbaarheid. In de meeste gevallen gaan exploitanten hier niet op in.

In de derde plaats leveren de afgeluisterde telefoongesprekken tactische informatie op over nieuwe verdachten en nieuwe telefoonnummers, die de politie vervolgens af kan luisteren. Telefoongesprekken kunnen bovendien informatie verschaffen over de verblijfplaats van de subjecten in het

onder-zoek. Ook kunnen de gesprekken in combinatie met bijvoorbeeld (niet-stel-selmatige) observaties of huisbezoekjes waardevol zijn. Zo ontstaat op basis van een afgeluisterd gesprek de indruk bij een opsporingsteam dat een vrouw is mishandeld door haar pooier. Het team vraagt een wijkagent om bij de vrouw langs te gaan. De wijkagent ziet dat de vrouw een blauw oog heeft, waarop de vrouw vertelt dat het door een ongelukje komt. Later belt ze haar pooier en zegt dat ze de politie niets heeft verteld.

Uit afgeluisterde gesprekken komt verder naar voren dat verdachten antici-peren op de politie door slachtoffers instructies te geven om zo verklaringen van slachtoffers te beïnvloeden. Zo zegt een verdachte tegen een vrouw dat ze de politie moet vertellen dat ze alleen naar Nederland is gekomen en dat ze zelfstandig werkt. In een deel van de onderzoeken komt ook uit afgeluis-terde gesprekken naar voren dat slachtoffers de opdracht krijgen om andere slachtoffers in de gaten te houden, of hun geld op te halen. Verder blijkt uit afgeluisterde telefoongesprekken dat verdachten en slachtoffers (denken te) weten waar de politie op let als het gaat om mensenhandel. Een slachtoffer zegt tegen haar pooier dat de politie haar in de gaten houdt wanneer hij weer eens boos is dat ze niet lang genoeg achter het raam staat. Volgens haar zien ze dat zij werkt en dat hij niet werkt. De verdachte zegt dat ze niet kunnen weten of hij werkt, omdat de politie volgens hem ‘alleen de Kamer van Koop-handel kan checken’.

Bovenstaande laat zien dat het gebruik van afgeluisterde telefoongesprekken een belangrijke rol speelt bij het verzamelen van bewijs in opsporingsonder-zoek naar mensenhandel. Een teamleider van de politie merkt wel op dat ver-dachten minder gebruikmaken van telefoons en steeds meer van internet om te communiceren (e-mail, Skype, Hyves en andere sociale netwerksites). In één van de onderzoeken is tevens een ‘internettap’ geplaatst, waarmee bel-, surf- en mailgedrag op de computer kan worden bekeken. Dit heeft veel informatie opgeleverd over de ‘ronselmethoden’ van de verdachten. In een ander onderzoek is de inzet van een internettap overwogen. Uiteindelijk heeft men de afweging gemaakt tussen investering en rendement en besloten geen internettap te plaatsen. In twee onderzoeken is nog wel de harde schijf van de computer van de verdachten onderzocht. Hierop zijn chatgesprekken aangetroffen waaruit blijkt dat de verdachte verschillende meisjes probeert over te halen om voor hem in de prostitutie te gaan werken en in het andere onderzoek is kinderporno aangetroffen.

Het BNRM merkt in zijn rapportage op dat met telefoontaps steeds minder resultaat wordt geboekt, omdat criminelen er rekening mee houden dat ze worden afgeluisterd. Dit zou in mindere mate opgaan voor first offenders of de ‘periferie’ van verdachten (BNRM, 2009, p. 349). Ook in verschillende door ons bestudeerde opsporingsonderzoeken lijken verdachten er rekening mee

te houden dat ze afgeluisterd kunnen worden. De verdachten gebruiken ver-schillende telefoonnummers tegelijkertijd (soms zes verver-schillende num-mers), wisselen regelmatig van telefoon(nummer) of gebruiken een soort codetaal. Deze maatregelen zijn niet altijd effectief. Zo laten de volgende voorbeelden zien dat ze niet altijd consequent zijn in hun codetaal:

‘Ik heb tien rode punten.’

‘Hoeveel is tien rode punten ook alweer?’ ‘Honderd.’

Een andere verdachte instrueert zijn ‘vriendin’ om nooit zijn naam te gebrui-ken over de telefoon, omdat hij vreest dat hij mogelijk wordt afgeluisterd, zo zegt hij tegen haar over de telefoon. Dat er verdachten zijn die er rekening mee houden, wil niet zeggen dat er niets meer over de telefoon wordt bespro-ken. Een verdachte bijvoorbeeld scheldt door de telefoon op de politie als hij wordt gewaarschuwd dat de politie hem in de gaten houdt:

‘Ik sprak al eerder, waarom zijn ze dan nog niet gekomen? (…) Ik heb er genoeg van om paranoia te zijn dat ze de telefoon luisteren. Alsof ik de grootste crimineel in de wereld ben.’

Afluisteren van telefoons en capaciteit van het opsporingsteam

Telefoontaps leveren dus waardevolle informatie op, maar kosten ook veel capaciteit van het opsporingsteam. Een tap moet worden aangevraagd en aangesloten. Alle gesprekken moeten worden beluisterd, zowel relevante als niet relevante gesprekken. Vervolgens moeten gesprekken worden uitge-werkt. Wanneer gesprekken in een vreemde taal worden gevoerd (of in meer-dere vreemde talen), moet een tolk worden geregeld die de gesprekken kan vertalen. Tussen de opsporingsonderzoeken bestaan verschillen in de mate waarin het afluisteren van telefoons beslag legt op de capaciteit. De ene teamleider geeft aan dat het afluisteren van telefoons veel capaciteit kost in verhouding tot de bruikbare informatie die het oplevert. Andere teamleiders geven aan dat het mogelijk is om heel gericht af te luisteren, door alleen per-sonen af te luisteren waarvoor nog aanvullend bewijs nodig is en dit niet lan-ger te doen dan noodzakelijk. Eén van de teams besluit op een gegeven moment om te stoppen met het afluisteren van de telefoon van een vrouwe-lijke verdachte. Op zich komt bruikbare informatie over de slaapplekken van slachtoffers naar voren, maar deze verdachte belt zoveel dat het beluisteren en uitwerken van de gesprekken grote druk legt op de beschikbare capaciteit binnen het team.

Ook lijkt er verschil te bestaan in de mate waarin tapgesprekken worden uit-gewerkt. Een teamleider laat de tolken doelgericht gesprekken uitwerken, ter-wijl hij bij andere teams ziet dat ze alle gespreken uitwerken. In een onder-zoek waar zowel de verdachte als het slachtoffer worden afgeluisterd, blijkt

dat ze veel met elkaar bellen. Daarom wordt ervoor gekozen om alleen de gesprekken van de verdachte uit te werken (om geen dubbel werk te doen). Er zijn teams die de uitgewerkte gesprekken vervolgens coderen op basis van de inhoud. Tekstfragmenten krijgen dan een label, bijvoorbeeld geweld, financi-ele aspecten, hiërarchie, enzovoort.

Ook verschillen de opsporingsonderzoeken in de manier waarop de informa-tie uit de telefoontaps wordt geordend. Sommige onderzoeken zijn klein en overzichtelijk. In meer omvangrijke onderzoeken hebben teams er baat bij om de informatie in zogenoemde telefoondossiers onder te brengen, de informatie wordt dan per slachtoffer geordend en gestapeld.

Uit de onderzoeken blijkt dat opsporingsteams bewust een afweging maken tussen de investering van de inzet van een bepaald middel en het te verwach-ten rendement. Zo wordt in één van de onderzoeken geen telefoontap in het buitenland aangesloten, vanwege de verwachtte ‘rompslomp’ die het met zich mee zou brengen. Bovendien kon de verdachte toch in de gaten worden gehouden door een slachtoffer in Nederland af te luisteren. Zij had namelijk regelmatig telefonisch contact met de verdachte.