• No results found

De uitkomst van het onderzoek Wat als eerste opvalt is de bevestiging van

Over de ontvangst van de Slavernijherdenking bij een breder publiek

5.2 De uitkomst van het onderzoek Wat als eerste opvalt is de bevestiging van

het vermoeden dat de slavernijherdenking, in tegenstelling tot de dodenherdenking, samenleving breed niet collectief beleefd wordt. Waar alle respondenten bekend zijn met de dodenherdenking, was dit in het geval van de slavernijherdenking lang niet het geval. Meer dan de helft van de ondervraagden kende noch de betekenis van het monument in het Oosterpark, noch de slavernijherdenking op 1 juli. En waar iedereen deel had genomen aan de twee minuten stilte op 4 mei, had niemand dat gedaan op 1 juli (zie figuur 1 t/m 5). De kwantitatieve herdenkingsdichtheid van de dodenherdenking is dus veel groter dan die van de slavernijherdenking. Een logische verklaring hiervoor zou zijn dat de slavernijherdenking pas sinds 2000 georganiseerd wordt, in tegenstelling tot de dodenherdenking die sinds 1946 op de agenda staat. De dodenherdenking heeft hierdoor meer tijd gehad te verankeren in het historisch geheugen. Dat dit niet de enige oorzaak is, zal blijken uit de reacties op de overige vragen. Figuur 1 Figuur 2 Figuur 3 39% 61%

Was u bekend met de betekenis van het monument in het Oosterpark?

Ja Nee

35% 65%

Bent u bekend met de Slavernijherdenking?

Ja Nee

100% 0%

Bent u bekend met de Dodenherdenking?

Figuur 4

Figuur 5

Aan het verschil in collectiviteit ligt namelijk nog meer ten grondslag. Uit de antwoorden op de vraag op welke manieren de respondenten hadden geleerd over het oorlogs- en slavernij- verleden komt naar voren dat het oorlogsverleden op meer verschillende manieren en in grotere mate onder de aandacht wordt gebracht dan het slavernijverleden (zie figuur 8). De respondenten gaan vaker uit persoonlijke interesse op zoek naar informatie over het oorlogsverleden en hebben op school minder geleerd over het slavernijverleden. Dit heeft als direct gevolg dat de slavernijherdenking ook minder aandacht geniet van het publiek. Hetzelfde zien we terug in de reacties op de stelling dat de herdenkingen momenten zijn van saam- horigheid (zie figuur 6 en 7). Saamhorigheid, of het gebrek daaraan, zit immers in de definitie van collectiviteit. In

het geval van de dodenherdenking is bijna 80% het (helemaal) eens met de stelling, tegen een 35% in het geval van de slavernijherdenking. De dodenherdenking is volgens de respondenten dan ook van grotere invloed op de Nederlandse identiteit dan de slavernijherdenking (zie figuur 9 en 10). De slavernijherdenking wordt dus, in de samenleving als geheel minder collectief herdacht dan de dodenherdenking. Heeft dit ook invloed op de tweede pijler, de erkenning?

Figuur 6

Figuur 7

Heeft u afgelopen jaar deelgenomen aan de twee minuten stilte om 20:00 op

4 mei?

Ja Nee

Heeft u afgelopen jaar deelgenomen aan de herdenking van het

slavernijverleden? 35% 43% 9% 4% 9% De jaarlijkse Dodenherdenking op 4 mei is een moment van saamhorigheid

Helemaal mee eens Mee eens

Niet eens of oneens Mee oneens

Helemaal mee oneens Weet ik niet 35% 39% 4% 4% 18% De jaarlijkse Slavernijherdenking op 1 juli is een moment van saamhorigheid.

0 5 10 15 20 25 Activiteiten en informatie rond de nationale …

Op de basisschool Op de middelbare school Via het nieuws (krant/journaal/sociale media) Via mijn leefomgeving Vanuit persoonlijke interesse

Op welke van onderstaande manieren heeft u geleerd over het oorlogdverleden en het slavernijverleden van Nederland? (Meerdere antwoorden mogelijk)

Slavernijverleden Oorlogsverleden

18% 52% 22% 4% 4%

De jaarlijkse Dodenherdenking op 4 mei draagt bij aan de Nederlandse identiteit

Helemaal mee eens Mee eens

Niet eens of oneens Mee oneens Helemaal mee oneens Weet ik niet

0% 44% 35% 4% 17%

De jaarlijkse Slavernijherdenking op 1 juli draagt bij aan de Nederlandse identiteit

Helemaal mee eens Mee eens

Niet eens of oneens Mee oneens Helemaal mee oneens Weet ik niet

Figuur 8

0 2 4 6 8 10 12 14 16

Heel belangrijk Belangrijk Niet belangrijk Helemaal niet belangrijk

Hoe belangrijk vindt u de Dodenherdenking en de Slavernijherdenking?

Slavernijherdenking Dodenherdenking

Figuur 9 Figuur 10

Wat betreft de erkenning van beide herdenkingen zijn de conclusies minder zwart-wit te trekken. Hoewel evenveel respondenten de herdenkingen (heel) belangrijk vinden, laten ze wel zien de dodenherdenking belangrijker te vinden (zie figuur 11). Hetzelfde geldt voor de stelling dat de herdenkingen onderdeel uitmaken van de geschiedenis en toekomst van Nederland. (Zie figuur 12 en 13)

Figuur 12

Figuur 13

Bijna 90% is het (helemaal) eens met die stelling wat betreft de dodenherdenking, 82% in het geval van de slavernij- herdenking. Hun mening wat betreft de dodenherdenking is alleen krachtiger. Het is dus frappant dat, hoewel weinig mensen bekend zijn met de slavernijherdenking, veel van hen wel vinden dat de herdenking onderdeel uitmaakt van de geschiedenis en toekomst van Nederland. Het belang van de slavernijherdenking wordt door de respondenten dus zeker erkend, zij het in mindere mate dan van de doden- herdenking. Het verschil in erkenning kan verklaard worden aan de hand van de emotionele betrokkenheid (zie figuur 14 en 15), die in het geval van de slavernij- herdenking veel kleiner is dan bij de dodenherdenking. Figuur 14 Figuur 15 39% 48% 5% 4% 4% De jaarlijkse Dodenherdenking op 4 mei is een deel van de geschiedenis en

toekomst van dit land Helemaal mee eens Mee eens

Niet eens of oneens Mee oneens

Helemaal mee oneens Weet ik niet 17% 65% 9% 9% De jaarlijkse Slavernijherdenking op 1 juli is een deel van de geschiedenis en

toekomst van dit land.

70% 30%

In welke mate raakt de Dodenherdenking u emotioneel?

Helemaal niet Een beetje In sterke mate Weet ik niet

31% 30% 4%

35%

In welke mate raakt de Slavernijherdenking u emotioneel?

Figuur 16; uitleg bij emotionele betrokkenheid

Figuur 17

Kunt u toelichten waarom de Dodenherdenking u al

dan niet emotioneel raakt?

Het is een moment om stil te staan bij het

verleden en te beseffen hoe goed we

het nu hebben.

Ik denk vaak terug aan mijn opa's en oma's die verhalen verteld hebben over vroeger. Oma in een Jappenkamp en opa

die in Rotterdam de bomaanslagen. Dat zijn verhalen die mij echt raken.

Het raakt me een beetje omdat ik er

geen directe persoonlijke connectie

mee heb maar wel mee leef met mensen

die dat wel hebben. Meer bewustwording

van het feit dat vrijheid niet vanzelfsprekend is.

Het moment doet mij denken aan het grote leed dat tijdens oorlog

geschied, zowel in heden als verleden.

Omdat het je eigen familieleden aangaat en ook omdat oorlog

nog steeds actueel is en vele slachtoffers eist, en mensen zich

inzetten voor onze vrijheid en veiligheid.

Voornamelijk door emotie van anderen

Ik sta te ver weg van alle leed die herdacht wordt.

Kunt u toelichten waarom de Slavernijherdenk

ing u al dan niet emotioneel

raakt?

Het is iets wat raakt op momenten dat ik me erin verdiep, maar anderzijds erg ver weg, waardoor ik

er niet vaak aan denk. Het raakt mij niet emotioneel

omdat ik nooit persoonlijke verhalen over slavernij heb gehoord of gelezen, dat wil zeggen van afstammelingen

van slaven over hun voorouders. Ik heb er eigenlijk alleen fictieve

films/boeken over gezien/gelezen. Dit maakt

dat het minder reëel lijkt. Ook is het langer geleden

dan de Tweede Wereldoorlog, waardoor het

minder invoelbaar is.

Ik was er niet van op de hoogte, maar vind het zeker een belangrijk

onderwerp.

Een slavernijherdenking mag niet onderdoen aan de

dodenherdenking. Maakt deel uit

van onze geschiedenis.

Weinig persoonlijke

band

Omdat het een walgelijke praktijk was, gek genoeg breed

Alle respondenten worden in meer of mindere mate emotioneel geraakt door de dodenherdenking, terwijl 31% helemaal niet geraakt wordt door de slavernijherdenking. Het blijft echter de vraag of dit een kwalijke zaak is. Als we het historisch geheugen namelijk als die lappendeken zien, hoeft niet iedereen zich emotioneel betrokken te voelen bij de slavernijherdenking. Interessanter dan deze percentages, zijn dan ook de toelichting die bij de emotionele betrokkenheid gegeven worden. De reacties op de dodenherdenking worden gekenmerkt door persoonlijke verhalen die de respondenten kennen over het oorlogsverleden en over de notie van vrijheid in het algemeen. De reacties op de slavernijherdenking geven daarentegen aan dat de respondenten minder persoonlijke band voelen met de herdenking. Wanneer ze zich echter meer in het slavernijverleden verdiepen, raakt de herdenking hen ook meer. In de reacties op de slavernijherdenking komt het concept vrijheid in het algemeen niet naar voren, wat doet denken dat de afschaffing van de slavernij als moment gezien wordt waarop de vrijheid voor slechts een beperkte groep ging gelden. Zou de emotionele betrokkenheid vergroten kunnen worden door uit te dragen dat Nederland in 1863 als natie afstand deed van zo’n donkere periode en sindsdien vrijheid op alle vlakken en voor iedereen probeert na te streven?

Soortgelijke aanbevelingen kunnen gedaan worden op basis van de manieren waarop de respondenten over het oorlogs- en slavernijverleden hebben geleerd (figuur 8). Uit die antwoorden kan hetzelfde geconcludeerd worden als Alex van Stipriaan ook al zag: de stilte rondom het slavernijverleden is weliswaar doorbroken, maar nog niet verdwenen.154 De

respondenten laten zien dat ze op alle aangegeven manieren kennis hebben genomen over het slavernijverleden. De verhouding tussen de aandacht voor het oorlogsverleden en slavernijverleden in het onderwijs springt in het oog, maar is niet onlogisch: in het (geschiedenis)onderwijs is sinds jaar en dag veel aandacht voor het Nederlandse oorlogsverleden – een tendens die in het geval van het slavernijverleden pas sinds de laatste jaren is ingezet.155 In het nieuws en op sociale media heeft het slavernijverleden de inhaalslag

al ingezet. Het is met 19 antwoorden de manier waarop de meeste respondenten hun kennis over het slavernijverleden krijgen – bijna evenveel als over het oorlogsverleden, namelijk 22. Echt opvallend is het aantal respondenten dat kennis heeft genomen van het slavernijverleden aan de hand van activiteiten en informatie rond de herdenking. Op één respondent na wist niemand over de georganiseerde activiteiten. Hier schuilt dan ook de duidelijkste aanbeveling in, voor zowel de belangenorganisaties als de politiek. Om de slavernijherdenking bekend te maken bij een breder publiek, is het noodzakelijk dat de activiteiten dat ook worden. Centrale coördinatie, bijvoorbeeld door het NiNsee, zou hierbij kunnen helpen.

5.3 Conclusie

Om te kunnen concluderen of de nationale slavernijherdenking een plaats van herinnering is, is het niet alleen nodig collectiviteit en erkenning te bestuderen in de politieke en sociale

154 Van Stipriaan, Op zoek naar de stilte, 9-10. 155 Van Stipriaan, Slavernij, 11.

factoren, maar ook bij het publiek. Hoe ervaren mensen die relatief veel afstand hebben tot het slavernijverleden, de slavernijherdenking? Wat betreft de collectiviteit laten de reacties in het publieksonderzoek een duidelijk beeld zien: Weinig van de respondenten kenden de herdenking en de betekenis van het monument in het Oosterpark en vrijwel niemand wist van de activiteiten die rond de herdenking georganiseerd worden. De afstand die politici hebben tot de herdenking (zie hoofdstuk twee) kan verklaard worden door een gebrek aan erkenning, maar geldt hetzelfde voor het publiek?

Hoewel de reacties op de vragenlijsten over de dodenherdenking en de slavernijherdenking laten zien dat de dodenherdenking breder en persoonlijker herdacht wordt, laten ze ook zien dat een herdenking van het slavernijverleden betrekkelijk veel erkenning kan verwachten. En hoewel de ernst van het slavernijverleden dus steeds meer erkend wordt, hebben de inspanningen van het Landelijk Platform Slavernijverleden en het NiNsee er (nog) niet voor kunnen zorgen dat de herdenking bekend is bij het brede publiek. Als we nu weten dat dit niet ligt aan de erkenning, welke aanbevelingen kunnen dan wel uit het publieksonderzoek gehaald worden?

Om die te vinden, moet eerst geconcludeerd worden waardoor de respondenten weinig kennis hebben van de slavernijherdenking. Dit lijkt te komen door geringe persoonlijke betrokkenheid, en door een gebrek aan informatie. Door de gefragmenteerde herinneringscultuur is persoonlijke en emotionele betrokkenheid van alle Nederlanders echter moeilijk, maar ook niet noodzakelijkerwijs, te behalen. Wel zou je die betrokkenheid enigszins kunnen vergroten door de concepten van bevrijding en vrijheid ook in de slavernijherdenking te verbreden op een manier die ook niet-Surinaamse of -Antilliaanse Nederlanders zou aanspreken. Belangrijker is echter om de informatievoorziening te verbeteren en te verbreden. Zoals veel betrokkenen hebben aangegeven, kan daarin de vergelijking met de dodenherdenking getrokken worden. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei kan dan ook als voorbeeld genomen worden als organisator van een breed gedragen herdenking. De centrale en coördinerende rol die dat comité speelt in alle dodenherdenkingen in Nederland, zou ook het NiNsee moeten spelen wat betreft de slavernijherdenking. Op die manier kan de kwantitatieve herdenkingsdichtheid van de slavernijherdenking, die nu aanzienlijk kleiner is dan van de dodenherdenking, vergroot worden en kunnen de twee herdenkingen naast elkaar, en meer op gelijke voet, georganiseerd worden. Net als een vergrote aandacht voor het slavernijverleden in het onderwijs en in de media, zal dit uiteindelijk zorgen dat ook de kwalitatieve herdenkingsdichtheid van de slavernijherdenking groter wordt.

Conclusie

Op 1 juli 2002 wordt in het Oosterpark een monument onthuld ter herinnering aan het slavernijverleden en de officiële afschaffing van de slavernij in de Nederlandse koloniën Suriname en de Nederlandse Antillen. Het monument, met een jaarlijkse nationale herdenking, moet bijdragen aan het doorbreken van de stilte die heerst rond het Nederlandse slavernijverleden. Kunnen we, meer dan vijftien jaar later, stellen dat de slavernijherdenking en het –monument als plaats van herinnering deel uitmaken van het Nederlands historisch geheugen?