• No results found

Pilot Wajong

maart 2016 – maart 2017

Een samenwerking tussen

Evaluatie december 2016

Sara Ferber

Aanleiding

De gemeente is de afgelopen jaren geconfronteerd met nieuwe ontwikkelingen op het gebied van jeugd: criminele en overlastgevende jeugdgroepen, Islamitische radicalisering en Syriëgangers. De gemeente heeft een integrale aanpak ontwikkelt om deze ontwikkelingen vroegtijdig aan te pakken. Voor iedere jongere die deel uitmaakt van een van de jeugdgroepen wordt een persoonsgericht plan van aanpak opgesteld.

In de praktijk bleek aantal jongeren een WAJONG uitkering te ontvangen van het UWV. In de aanpak van het jeugdnetwerk is opgemerkt dat deze jongeren elke motivatie missen om te participeren op de arbeidsmarkt. Dit kan ingegeven zijn door hun beperkingen, echter leek ook een beeldvorming te zijn ontstaan dat een WAJONG uitkering recht geeft op ontheffing van elke vorm van arbeidsparticipatie. Sommige jongeren hebben zelfs de ambitie uitgesproken ‘WAJONG-er’ te willen worden. De gemeente wil daarom voor een aantal jongeren afspraken maken met het SEP voor een integrale aanpak. Doel van de integrale aanpak is dat de WAJONG uitkering niet meer wordt gebruikt als middel om niets te hoeven doen, maar als hefboom om jongeren in beweging te krijgen. Daarbij is de samenwerking tussen de gemeente – het Werkgeversservicepunt – het UWV cruciaal.

Typering doelgroep

De doelgroep van de pilot bestaat uit jongeren tussen de 18 en 24 jaar. Bij het merendeel van de jongeren komt vaak dezelfde problemen terug: schulden, schoolverzuim, al meerdere zorgtrajecten doorlopen en een laag IQ. De jongeren zijn bekend bij de politie, een aanzienlijk deel van de groep heeft een delict gepleegd.

Vraag

De gemeente wil voorkomen dat leden van jeugdgroepen crimineel gedrag vertonen, of weer in herhaling vallen. Het college geeft daarom prioriteit aan deze aanpak, de partners kunnen en willen voor deze jongeren meer inzetten dan de bestaande kaders op dit moment toelaten. ”Out of the box” denken, uiteraard binnen de regels van de wet, is essentieel.

Om die reden wordt aan werkgevers gevraagd of zij werk kunnen bieden aan WAJONG’ers en welke voorwaarden hieraan verbonden zijn. Het UWV wordt gevraagd voor deze specifieke groep strakke afspraken te maken en de WAJONG uitkering te gebruiken als hefboom om hen meer te motiveren. De gemeente heeft de mogelijkheid werkgevers tegemoet te komen door middel van financiële compensatie, bestuurlijke middelen (drang en dwang) en inzet van coaching van de jongeren.

Uitwerking

Voorstel is het project uit te werken als pilotproject vanuit de Sociaal Economische Agenda (SEA). Een half jaar na de start van de pilot volgt een evaluatie. Aan de hand van deze evaluatie wordt gekeken of de pilot effectief is en of deze moet worden gecontinueerd.

Praktische uitvoering

Startdatum: 1 maart 2016

Doelgroep: Jongeren tussen 18 en 24 jaar met een Wajong

Aantal deelnemende jongeren: Er wordt gestart met zeven jongeren. Gedurende de pilot kunnen er nieuwe jongeren instromen, voor de pilot geldt een maximum van vijftien jongeren.

Duur van de pilot: één jaar Wanneer is de pilot een succes?

- 40% van de jongeren in deze pilot hebben aan het einde van de pilot een dagbesteding die past bij zijn of haar capaciteiten;

- de jongeren met een dagbesteding plegen minder strafbare feiten in vergelijking met de periode voor de pilot.

Werkwijze

- gezamenlijk wordt een individueel plan van aanpak vastgesteld. Het plan van aanpak heeft de mogelijkheid om buiten de vanzelfsprekende kaders te treden. De afdeling VVH van de gemeente voert de regie over de casuïstiek. Elke twee maanden vindt een overleg plaats om de gemaakte afspraken te evalueren en gezamenlijk te bepalen of het plan van aanpak nog actueel is. Indien nodig wordt het plan van aanpak aangepast.

Partijen

De betrokken partijen van deze pilot zijn het UWV, het Werkgeversservicepunt Zuid-Holland Centraal en de gemeente Zoetermeer.

• UWV

Ellen Heikamp – Arbeidsdeskundige district Haaglanden UWV

Het UWV zet actief in op het activeren van de jongeren door strakke afspraken met hen te maken. Indien nodig worden de jongeren gesanctioneerd.

• Werkgeversservicepunt Zuid-Holland Centraal (WSP) Lison de Beer – Manager WSP

Paul van der Burg – Senior accountmanager WSP Viyeta Biere – Accountmanager WSP

Lydia Overdijk - Accountmanager WSP

Het WSP maakt afspraken met werkgevers over werktrajecten van de jongeren. Zij werkt uit welke tools de werkgevers kunnen krijgen als zij met deze doelgroep gaan werken.

• Gemeente Zoetermeer afdeling VVH Peter van der Graaf – Teammanager team Veilig Suzanne Vink – Beleidsadviseur Veiligheid

Jelmer Scheffer – Netwerkregisseur problematische jeugdgroepen Sara Ferber – Netwerkregisseur problematische jeugdgroepen

De gemeente levert de jongeren aan en maakt per jongere inzichtelijk welke financiële inzet er aan het begin en het einde van de pilot is zodat het financiële aspect ook duidelijk wordt. Er wordt onder andere gekeken naar:

• Inzet qua uren van ketenpartners; • Kosten antecedenten/detenties;

• Instrumenten en/of traject die worden ingezet voor jongeren (hulpverlening).

Naast bovenstaande partijen zijn mogelijk nog andere partijen betrokken bij de jongeren, bijvoorbeeld voor de begeleiding van de jongeren.

Evaluatie

De pilot wordt na zes maanden geëvalueerd en na 12 maanden vindt een eindevaluatie plaats.

Evaluatie

In de uitvoering van deze pilot is nogmaals duidelijk geworden dat we met een zeer moeilijke doelgroep te maken hebben. Het gaat in de pilot om jongeren waar moeilijk contact mee te krijgen is en die wanneer dit contact er is, zeer moeizaam in beweging komen richting dagbesteding. Er is door alle betrokkenen hard gewerkt in de trajecten. Desondanks is er momenteel slechts één jongere die passende dagbesteding heeft gevonden dankzij de pilot. Dit aantal ligt ver onder het percentage dat we ons als doel gesteld hebben, namelijk 40% van de groep. Belangrijke vraag is wat de oorzaak is van het lage

slagingspercentage. Vraag is wat aan de werkwijze verbeterd kan worden om het slagingspercentage te verhogen. Zijn voldoende mogelijkheden geprobeerd om de jongeren naar passende dagbesteding te krijgen of zijn er nog andere mogelijkheden om deze doelgroep te bewegen? Om hier antwoord op te kunnen geven, is door de partners gezamenlijk geïnventariseerd welke interventies tot nu toe zijn ingezet. Daarnaast is besproken wat de betrokken partijen als positief en negatief hebben ervaren in de werkwijze van de pilot. Tot slot worden er aanbevelingen gedaan om de werkwijze te verbeteren.

Ingezette interventie Aantal

Re-integratiebureau betrokken 3

Koppeling werkgever 1

Inzet WSP 3

(Waarschuwings)gesprek UWV en jongere 6 Gesprek UWV, re-integratiebureau en jongere 1 Gesprek UWV, betrokken hulpverlener en jongere 1

Gesprek UWV, WSP en jongere 2

Gesprek UWV, netwerkregisseur en jongere 2

Sanctionering UWV 1

UWV trekt casus van DH naar Zoetermeer 1

Brief UWV 1

Telefonisch contact netwerkregisseur met jongere 3 Gesprek netwerkregisseur, docent,

hulpverlener (De Jutters) en jongere 1

Integraal gezinsoverleg 1

Resultaat

Passende dagbesteding 1

Geen passende dagbesteding 6

Positief

- verbinding tussen de drie partijen: het UWV, het WSP en de gemeente Zoetermeer afdeling VVH. Medewerkers kennen elkaar en zijn bekend met de werkwijze van de organisaties;

- jongeren weten dat door de partijen wordt samengewerkt. De jongeren kunnen minder ‘shoppen’ tussen de verschillende partijen;

- de betrokken jongeren worden actiever opgepakt vanuit het UWV;

- het WSP draagt actief bij aan het leveren van mogelijkheden tot dagbesteding; - het systeem van de jongere is onderdeel van de aanpak (gezinsaanpak).

Negatief

- niet voldoende druk/noodzaak voor de jongeren om in contact te komen met de partijen en vervolgens toe te werken naar passende dagbesteding;

- de aanpak kost de betrokkenen relatief veel tijd;

- de toevoeging van het WSP heeft nog niets concreets opgeleverd. Dit ligt echter niet aan de inspanning van het WSP;

- voor veel banen is het kunnen overleggen van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) een voorwaarde. De doelgroep van deze pilot komt dikwijls niet in aanmerking voor een VOG.

Onvoorziene omstandigheden

- jongeren zijn tijdens de periode van de pilot in detentie geraakt. Daarnaast hebben sommige jongeren nog openstaande zaken of taakstraffen waardoor het lastig is al te starten met het begeleiden naar een werkgever.

- deze doelgroep heeft een grote afstand tot de arbeidsmarkt in verband met het gebrek aan arbeidsvaardigheden. Denk hierbij aan het nakomen van afspraken, het omgaan met autoriteit en op tijd komen. Hierdoor is de doelgroep moeilijk (direct) te koppelen. Hierdoor is directe koppeling aan een werkgever niet mogelijk. Eerst zal gewerkt moeten worden aan het aanleren van (een minimum aantal) vaardigheden.

- binnen de doelgroep zijn enkele jongeren beperkt qua werk- en denkvermogen in verband met een laag IQ.

- jongeren zijn soms moeizaam te koppelen omdat er bepaalde verwachtingen zijn binnen hun cultuur of gezinssysteem. Denk hierbij aan de verwachting om voor hun (zieke of oude) moeder te zorgen.

- vijf jongeren zaten al in een ingekocht traject van het UWV. Dit houdt in dat het UWV de trajectbegeleiding al heeft uitbesteed aan een externe partij (re-integratiebureau). Hierdoor was het lastig op deze jongeren te interveniëren vanuit het UWV, omdat het UWV op dat moment niet meer verantwoordelijk is voor de begeleiding van deze jongeren. Deze ingekochte trajecten kunnen niet zomaar worden beëindigd.

- er is momenteel geen sprake van samenwerking van de gemeente met de re-integratiebureaus, waardoor er bijvoorbeeld op het gebied van (signalen van) overlastgevend of crimineel gedrag niet wordt gedeeld en overlegd. Hierdoor is er op dit gebied geen sturing op de trajecten mogelijk. - het blijkt ondoenlijk om voor elke deelnemende jongere een kosten en baten analyse op te stellen.

Voorstel is dan ook om één jongere te selecteren, met een gemiddelde complexiteit, en die verder uit te werken.

Aanbevelingen

Om tot aanbevelingen te komen hebben we gezamenlijk bekeken wat essentieel lijkt te zijn voor een hoger slagingspercentage. De aanbevelingen zijn ingedeeld per betrokken partij:

Gemeente:

1. Allereerst is één actieve regierol noodzakelijk. Zoals aangegeven heeft de gemeente deze regierol over de casuïstiek.

2. Samenwerking tussen de betrokken partijen formaliseren richting de doelgroep middels een brief en een gezamenlijk gesprek met de jongeren.

3. Gemeente kan meer gesprekken initiëren waarin de betrokken partijen aan tafel zitten zodat “shoppen” tussen de verschillende partijen zo ver mogelijk wordt voorkomen.

4. Vanuit genoemde regierol moet de gemeente het mandaat krijgen om actief te monitoren of het ingezette traject past bij de situatie van de jongeren (en eventuele zorgwekkende signalen) en of de re-integratiebureaus hun taken en afspraken nakomen.

5. Koppeling maken tussen de aanpak van het overlastgevend jeugdnetwerk en de pilot. Essentieel is bijvoorbeeld dat de jongeren uit de pilot in ieder geval ambulante hulpverlening ontvangen van één van de gemeentelijke aanbieders.

6. Burgemeester en Wethouder Kuiper actief betrekken bij de pilot om strategische afspraken te maken op managementniveau met de betrokken organisaties.

WSP:

1. Nagaan of het mogelijk is een beloningssysteem voor deze doelgroep in te richten, zodat ze sneller worden beloond voor een korte periode werk. Bijvoorbeeld na een week werk.

2. Nagaan of de huidige werkgevers en medewerkers bekend zijn met het werken met een dergelijke doelgroep. Is het nodig om voor jongeren met een grote afstand tot de arbeidsmarkt een

Werkhuis plus te maken?

UWV:

1. Betere evaluatie van de ingekochte en ingezette trajecten van deze doelgroep zodat de trajecten effectiever worden. Hierbij nagaan welke ingekochte partij het best toegerust en gespecialiseerd is om deze doelgroep te begeleiden.

Gezamenlijk:

1. Bespreken of en welke mogelijkheden er kunnen zijn om deze doelgroep, binnen hun mogelijkheden, richting dagbesteding of de arbeidsmarkt te krijgen.

Conclusie

Binnen de huidige wet- en regelgeving is het niet mogelijk om deze doelgroep succesvol naar passende dagbesteding te begeleiden. Om een dergelijke doelgroep succesvol te begeleiden is het noodzakelijk dat de betrokken partijen meer intrinsieke en extrinsieke prikkels kunnen toepassen om de doelgroep in beweging te krijgen. Daarnaast is het essentieel dat de betrokken partijen bij de deelnemende jongeren extra alert zijn op elk signaal en hierin actief geschakeld en gedeeld wordt. Dit voorkomt dat jongeren gaan “shoppen”, er onnodig goedbedoelde inzet verloren gaat en de doelgroep de betrokken partijen niet serieus nemen.

Tot slot is privacy een belangrijk aandachtspunt. Voor bovenstaande aanpak geldt dat betrokken partijen gehouden zijn aan de wet bescherming persoonsgegevens. Echter, om verschil te maken op dit gebied, is het noodzakelijk dat partijen met elkaar persoonsgegevens kunnen en mogen delen. Zonder deze

informatiedeling is een dergelijke aanpak gedoemd te mislukken. Om de informatiedeling tussen de betrokken partijen juridisch correct te regelen, ondertekenen betrokken partijen allen het convenant ‘Uitvoeringsoverleg Zorg & Veiligheid’.