• No results found

4 Methode

5.3 Transvaal Pakt Door en het individu

De deelnemers kregen door de deelname aan Transvaal Pakt Door een positief gevoel over zichzelf. Ze voelden zich op hun plek, en leken zich prettig te voelen bij het abstracte karakter van de

bijeenkomsten. De bijeenkomsten waren opgezet om het mediaplatform voort te zetten maar al snel bleek dat de deelnemers hier niet voor gekomen waren. Hanna, Herbert, Albert, Lieve, Fedde en Janine zeggen allemaal expliciet dat ze wilden weten wat er ging gebeuren maar bij voorbaat geen zin hadden om content voor media te creëren. Deze deelnemers namen echter wel een prominente plek in tijdens de bijeenkomsten. Daardoor veranderde deze van richting en ging het niet meer over media en communicatie. Dit zorgde weer voor een sterker onbegrip en verwarring bij deelnemers die wel op de flyer afgekomen waren. Maar door de vanzelfsprekendheid waarmee de

uitgenodigden hun positie vasthielden was er voor de andere deelnemers minder ruimte om dit uit te spreken of te bepalen wat zij dan wel wilden. Dit waren deelnemers die expliciet persoonlijk zijn uitgenodigd om mee te doen met Transvaal Pakt Door.

De opzet van het project is relatief professioneel. De deelnemers ervoeren door de tekst en lay-out van de flyer, maar ook de intakegesprekken en de persoonlijke uitnodiging dat het “dit keer om iets speciaals ging” (Fedde, persoonlijke communicatie, 13-05-2014). De deelnemers, zeker de deelnemers die persoonlijk waren uitgenodigd hadden het gevoel aanwezig te zijn omdat zij, ten opzichte van andere buurtbewoners, een bepaalde expertise in huis hadden. Dit kwam tijdens de bijeenkomsten naar voren door het benoemen en legitimeren van afwezige buurtbewoners met een lager opleidingsniveau. De intake-gesprekken gaven de deelnemers het gevoel dat ze aan iets speciaals meededen. Fedde zei hierover: “.. Creëerde voor mij het idee dat dit iets serieuzer is… het feit dat je een bepaalde drempel over moet creëert toch wel een bepaalde kwaliteit.” (persoonlijke communicatie, 3 mei 2014). Tijdens de rookpauze van de eerste en tweede bijeenkomst is dit onderwerp ook in de groep besproken, waarbij een sfeer van exclusiviteit ontstond. Het leek erop alsof de deelnemers het gevoel hadden een speciale positie te bezitten, in het algemeen of ten opzichte van andere buurtbewoners. Zonder dat de begeleiders een werkelijke selectie hadden gemaakt was er een sfeer van selectiviteit en exclusiviteit ontstaan. Dit was ook wat Lieve, moeder en buurtactiviste, achteraf signaleerde: “Dat iedereen zich welkom voelt, vind ik heel belangrijk.

Maar zij gaan ervan uit dat mensen dingen niet kunnen. Maar misschien kan je dan juist echt een gesprek voeren. Als je zegt, het niveau van het gesprek moet hoog zijn, dus is het misschien maar beter dat bepaalde mensen er niet zijn, als je het daar over hebt, dan heb je geen gesprek.. Dan ben je bezig met ‘Kijk eens hoe goed en fantastisch wij nadenken, wat hebben wij mooie ideeën zeg!’.” (Lieve, persoonlijke communicatie, 14-05-2014). Het bleek dat de deelnemers zich prettig voelden bij het creëren van een sociale situatie die de deelnemers ten opzichte van niet-deelnemers beter deed voorkomen. Binnen de groep werd herhaaldelijk gelegitimeerd waarom de aanwezigheid van de deelnemers een superieure waarde had, en de afwezigheid van andere bewoners een makke van deze bewoners was. De deelnemers waren bewust bezig met het buitenhouden van andere mensen, in het speciaal mensen waarvan zij verwachtten dat zij er andere overtuigingen op na zouden houden. Dit was merkbaar tijdens de bijeenkomsten maar de interviews lieten een zelfde situatie zien. 7 van de 8 respondenten zeiden dat het goed was dat de samenstelling zo eenzijdig was omdat “dit de buurtbewoners waren die actief wilden zijn” en “we zo echt ergens over konden praten” (Fedde, persoonlijke communicatie, 3 mei 2014), verwijzend naar de niet-deelnemers die ofwel minder slim zouden zijn of simpelweg niet sociaal-maatschappelijk actief zouden willen zijn. Alleen Lieve wees uit zichzelf op de neiging van de groep om zichzelf te tooien met goede

kwaliteiten, en sprak tijdens het interview haar angst uit voor de elitaire sfeer die ze ervoer. Tijdens de bijeenkomsten sprak zij desalniettemin haar ongenoegen niet uit en leek zich ook te vermaken met de sfeer van de bijeenkomsten.

Alle deelnemers zeggen het “ook gewoon heel gezellig” te vinden. Het sociale aspect spreekt veel mensen aan. Tijdens de eerste bijeenkomst kreeg iedereen de kans uit te spreken waarom hij of zij mee deed met Transvaal pakt door. Hiervoor moest de deelnemer een ‘zelfwens’ en een ‘wijkwens’ formuleren. Alle deelnemers (19) gaven, zij het verschillend geformuleerd, hetzelfde antwoord: samen sociaal bezig zijn. Tijdens de bijeenkomsten werd dit ook duidelijk door de sfeer die er heerste. Iedereen leek er zin in te hebben en was vrolijk en opgetogen tegen het einde van de avond. Veel deelnemers hebben geen werk of weinig werk en zitten veel thuis. Een sociale samenkomst is dan ook een fijne bezigheid, zoals Albert benadrukte: “Of je zit in de kroeg, of je doet wat voor je buurt.. ja, nou ja, nu leer ik ook misschien mensen kennen met wie ik in de kroeg kan gaan zitten” (Albert, persoonlijke communicatie, 13-05-2014). Iedereen wil graag op straat mensen gedag kunnen zeggen en zelf herkend worden bij de buurtsuper. Dit gevoel van erkenning is voor alle deelnemers een drijfveer om mee te doen.

Erkenning en waardering is bij alle deelnemers belangrijk genoeg om te blijven deelnemen en een bepalende factor in de vormgeving van de werkgroep. De deelnemers plaatsen zichzelf tegenover niet-deelnemers door zich te identificeren met de deelname tegenover niet-deelname.

Hierdoor zijn ze geneigd a) bewoners buiten de groep te houden waar zij zich niet mee identificeren en b) bewoners buiten de groep te houden die de opgebouwde sociale cultuur in gevaar zouden brengen. Bovendien ligt de waarde van Transvaal Pakt Door voor de deelnemers besloten in het bestaan van hun deelname ten opzichte van niet-deelname en is dit de belangrijkste reden waarom er wordt deelgenomen aan Transvaal Pakt Door.

6

Conclusies

Doormiddel van de deelvragen is het mogelijk geweest een genuanceerd antwoord te geven op de hoofdvraag. Allereerst zullen de hoofdvraag en deelvragen ter herinnering herhaald worden. Vervolgens zullen per deelvraag de resultaten aan de theorie uit het theoretisch kader gekoppeld worden. Ten slotte zal geconcludeerd worden met het antwoord op de hoofdvraag.

De hoofdvraag was: Wat is de betekenis van de deelname aan ‘Transvaal Pakt Door’ voor de

deelnemers?

Deelvragen:

1. In hoeverre is deelname aan Transvaal Pakt Door een uiting van hedendaags politiek

engagement van de deelnemers en zodoende een vorm van ‘neo-republikeins’ burgerschap?

2. Hoe manifesteert de samenvoeging van sociaal/cultureel en politiek/juridisch burgerschap

zich in de praktijk bij de deelnemers van Transvaal Pakt Door?

3. Op welke manier tonen processen van in- en uitsluiting zich via Transvaal Pakt Door? 4. Op welke manier hebben sociale interacties binnen Transvaal Pakt Door invloed op de

ideeën van de deelnemers over Transvaal Pakt Door ten opzichte van buitenstaanders?

5. A. Hoe draagt deelname aan ‘Transvaal Pakt Door’ bij aan de zelfconceptie?

B. Welke rol spelen buitenstaanders in deze conceptualisering?

6.1 Deelconclusies

Transvaal Pakt Door: invulling van ‘neo-republikeins’ burgerschap

De werkgroep Transvaal Pakt Door past qua format goed in de door Van Gunsteren benoemde huidige burgerschapsmoraal, de neo-republikeinse burgerschapstheorie. Een aantal kenmerken komen sterk overeen: kortstondig, voorwaardelijk, niet-verplichtend en professioneel. Hierdoor past Transvaal Pakt Door goed bij de veranderde vormen van wenselijk burgerschap. Toch blijkt het voor de deelnemers heel erg lastig hun persoonlijke belangen te combineren met hun ambt als burger. De subjectieve beleving van sociale verhoudingen beïnvloedt in sterke mate de uitkomst van individueel gedrag. Daarom is het pluriforme karakter van Transvaal Pakt Door zowel een deugd als een valkuil . Enerzijds past het goed binnen het huidige ideaal van burgerschap en

sociale, maatschappelijke en politieke organisatie. Anderzijds kan het dienen om machtsverschillen te produceren en reproduceren.

Het is gebleken dat deelname aan Transvaal Pakt Door een tweeledige functie had, waarvan er één politiek gerelateerd was. De tweede was sociaal van aard, welke in de volgende

deelconclusie zal worden besproken. De houding van deelnemers tegenover de inzet van burgerparticipatie voor grote sociaal-maatschappelijke thema’s vanuit de overheid is sceptisch. Deelnemers zien hun inzet als iets persoonlijks en voor zichzelf, ze hebben hierdoor niet het gevoel succesvol te hoeven zijn in het boeken van resultaten en vinden bovendien dat de

verantwoordelijkheid niet afgeschoven kan worden op burgers. Voor hen is dit dan ook geen reden om aan Transvaal Pakt Door mee te doen, wat gaat om een afgestoten overheidstaak. De thema’s ‘Eigen verantwoordelijkheid’ en het vinden van een ‘nieuwe balans’ (Bams & Houben, 2012) tussen burger en overheid resoneren dus niet bij de deelnemers. Desondanks weten zij dat het anders moet, maar dan hebben ze het vooral over anderen. Ook is dit juist een argument om te stellen dat Transvaal Pakt Door wel een uiting is van hedendaags politiek engagement zoals Van Gunsteren (1992, 1998) dit noemt. De impliciete discussie die met de staat wordt gevoerd die de sceptische houding van de deelnemers laat doorschemeren zorgt voor de gelijkwaardige relatie die Van Gunsteren (1992, 1998) maar ook Tonkens (2010) benoemen als essentieel voor (toekomstige) vormen van wenselijk burgerschap. Burgers lijken zich bewust van een rolverschuiving: van een passieve burger en een actieve overheid, naar een actieve burger en een passieve, maar faciliterende overheid. In dit proces nemen deze deelnemers dan ook een actieve rol aan door deel te nemen aan deze werkgroep. Het is echter gebleken dat de betekenis van deelname voor de deelnemers niet dezelfde is als die van de betekenis van actief burgerschap voor de faciliterende overheid.

De problematische samenvoeging van sociaal/cultureel en politiek/juridisch burgerschap

Uit het theoretisch kader blijkt dat de nieuwe invulling van burgerschap in theorie problematische gevolgen kan hebben voor de sociale structuur van de gemeenschap of de samenleving. Het is voor de burger lastig zowel de rol van politiek als sociaal burger te hebben als het formele recht van lidmaatschap verbonden is aan de informele sociaal-maatschappelijke invulling van burgerschap. De participatiesamenleving gaat uit van een rationeel handelend en ‘openminded’ burger die uitnodigend zal proberen iedereen te betrekken in de gemeenschap.

Van Gunsteren (1992, 1998) noemt in de uiteenzetting van het neo-republikeins

burgerschapsideaal meermaals het concept ‘pluriformiteit’. Deze pluriformiteit is terug te zien in het onderzochte fenomeen. De deelnemers maken allen deel uit van verschillende organisaties en netwerken waarvan sommige belangen zouden kunnen contrasteren. Hierin schuilt dan ook het gevaar van Transvaal Pakt Door. De werkgroep zou idealiter inclusief, open, en laagdrempelig moeten zijn, wat de deelnemers beamen. Toch zijn er processen van uitsluiting te herkennen. Dit

komt doordat deze deelnemers zich in hun eigen directe omgeving inzetten. Hierdoor zijn zij geneigd onbekende gevaren buiten te sluiten om zo een ‘veilige’ omgeving te behouden. Het blijkt dus een lastige opgave zowel het ambt als burger juist uit te voeren als bewoner te zijn in een sociale omgeving. In de volgende deelconclusie zal hier dieper op in worden gegaan.

De insluiting en uitsluiting via Transvaal Pakt Door

De theorie van Elias (1965/1994) laat zien dan mensen geneigd zijn groepen te vormen waarbij uitsluiting een inherent aspect is van de groepsformatie. Collins (2004) legt uit hoe sociale interactie gericht is op de succesvolle afronding van sociale situaties, waarbij alle deelnemers trachten hun eigen legitimiteit en wereldbeeld te verifiëren. Zowel Collins (2004) als Elias (1965/1996) stellen dat de herhaaldelijke (succesvolle) interactie binnen de groep, de legitimiteit en betekenis van de groep versterkt ten opzichte van buitenstaanders. De sociaalpsychologische theorie laat zien dan mensen in eerste instantie zo handelen dat ze een legitimerende betekenis kunnen geven aan gebeurtenissen en situaties. Zodoende kunnen mensen cognitief en emotioneel de status quo verklaren, of handelen naar een (gemeenschappelijk) doel.

Het blijkt uit de resultaten dat de motieven die mensen noemden om deel te nemen vooral een cognitieve functie vervullen ter rationele legitimering van de deelname. Dit komt doordat de belangen van de rol als burger en de rol als sociaal individu in zijn of haar leefomgeving in sommige gevallen sterk contrasteren. Uit dit onderzoek is gebleken dat burgerschapsgerelateerde motieven wel een rol spelen, maar veel meer als een cognitief mechanisme om de eigen

aanwezigheid te legitimeren.

Het is gebleken dat Transvaal Pakt Door heeft gefunctioneerd als een medium voor het produceren en reproduceren van de machtspositie van de deelnemers ten opzichte van andere bewoners van de Transvaalbuurt. Angst om positie en status te verliezen was hierin een grote drijfveer. Het werd duidelijk dat dit speelde door de impliciete positionering van de groep boven de rest van de buurt, de mensen die niet deelnamen. In het speciaal waren allochtonen en laagopgeleide mensen volgens de deelnemers niet in staat het soort burger en buurtbewoner te zijn die zij zelf zouden zijn. Er was tijdens de bijeenkomsten een sterke ontwikkeling aanwezig naar de vorming van in-group en out-group denkbeelden. Positieve eigenschappen werden toegekend aan de deelnemers zelf, en werden tijdens de bijeenkomst telkens benadrukt. De afwezigheid van niet- deelnemers werd gezien als grootste argument voor de mindere waardigheid van de andere

buurtbewoners. Dit was zeer opvallend omdat de meeste aanwezigen persoonlijk uitgenodigd waren en veel tijd bezaten, wat juist zou betekenen dat het logisch was dat anderen niet aanwezig waren.

De invloed van de uitkomst van sociale interacties binnen Transvaal Pakt Door op de ideeën van de deelnemers over Transvaal Pakt Door ten opzichte van buitenstaanders

De groepsprocessen tijdens de bijeenkomsten komen overeen met wat Collins (2004) met de rituele interactie theorie beschrijft. De bijeenkomsten werden als zeer succesvol ervaren zonder dat de werkgroep een concrete betekenis had of er concrete doelen waren gesteld, ondanks dat deelnemers dit wel wensten. De werkgroep had zich na de eerste bijeenkomst reeds ontwikkeld tot echte groep door de succesvolle sociale interacties die hebben plaats gevonden. Dit heeft geleid tot sterke (irrationele) in-group en out-group ideeën. Deelnemers waren geneigd zichzelf superieure waarden toe te kennen ten opzichte van niet-deelnemers om zo de groep een reden tot bestaan te geven. Dit proces zorgt voor collectieve betekenisgeving en legitimering van de situatie. De energie die ontstaat uit de succesvolle interactie rituelen zorgt voor gelegitimeerde herhaling van deze rituelen. Op het moment dat dit succesvol gebeurde was er een merkbare emotionele energie aanwezig wat de groep verder aanmoedigde dit voort te zetten. Juist doordat de groep niet meer een media- platform zou voortzetten was er een reden nodig voor de groep om samen te komen. De abstracte gesprekken over wat de buurt zou moeten zijn en hoe buurtbewoners met elkaar om zouden moeten gaan gingen in wezen over wie zij zelf waren en hoe zij met elkaar om wilden gaan. Persoonlijke psychologische processen geven hier verder inzicht in. De laatste twee deelvragen gingen over deze processen en zullen in het volgende stuk worden besproken.

Zelfconceptie en de rol van de ander

Het is gebleken dat er een sterke invloed is van individuele psychologische processen op de deelname en de manier van deelname aan Transvaal Pakt Door. Tijdens de interviews werd duidelijk dat alle respondenten deelname aan Transvaal Pakt Door koppelen aan sociaal contact, erkenning en zelfactualisatie. De bovenste drie menselijke behoefte die Maslow (1943) noemt worden hiermee bevestigd als motivator voor gedrag. Het klopt ook dat de lagere behoeftes vervuld zijn: alle deelnemers hebben de behoefte iets zinnigs te doen omdat zij het gevoel hebben de andere behoeftes zoals veiligheid en fysiologische behoeftes te zijn bevredigd.

Ook de theorie van Baumeister en Leary (1995) wordt bevestigd, ten behoeve van de sociale omgang in de groep en de verzekering van een goed lopend sociaal contact zijn mensen bereid eigen of andere belangen naar de achtergrond te verschuiven.

Het is gebleken dat de deelname aan Transvaal Pakt Door coherent is met het beeld wat de deelnemers graag van zichzelf hebben. Iedere deelnemer had de neiging een identiteit aan te nemen binnen de groep welke zorgde voor een succesvol verloop van de avonden. De deelnemers wisten zo de interactie tussen zichzelf en de omgeving te laten kloppen zodat de wisselwerking tussen de

deelnemers zelf en de omgeving goed verliep. Er blijkt inderdaad een verschil te zijn tussen persoonlijke en sociale identiteit die Turner en Onorato (1999) noemen. Tijdens de bijeenkomsten waren deelnemers geneigd zich conformerend op te stellen en conflicten te vermijden. In de

individuele interviews werden juist onderwerpen en gedachtes aangehaald die juist de status quo ten twijfel trokken.

In de groep waren merkbare machtsverschillen aanwezig. Sommige deelnemers hadden meer beschikking tot netwerken en middelen die nodig werden geacht voor Transvaal Pakt Door. Deze leden hadden dan ook een sterke invloed op de richting en inhoud van de bijeenkomsten. Het meest belangrijk was de uitnodiging die de deelnemers hadden ontvangen. Hierdoor waren ze overtuigd van de relevantie van hun eigen aanwezigheid, wat eveneens het zelfbeeld positief beïnvloedde. Hiermee worden de theorieen van Tajfel en Turner (1986) , Maslow (1943), Maier en Solem (1952) en Belbin (1981) bevestigd.

Uiteindelijk hebben deze psychologische processen de bijeenkomsten zeer sterk beïnvloed. De ideeën die individuen over zichzelf ten opzichte van hun omgeving hebben zijn bepalend voor de uitkomsten van hun gedrag. Dit betekent dat identificatie, categorisering en zelfbeeld bepalend zijn voor deelname aan Transvaal Pakt Door. Ook hebben deze processen invloed op de

machtsposities binnen de groep, wat weer zorgt voor een gemeenschappelijke ontwikkeling van een overtuiging van superioriteit over de werkgroep ten opzichte van de buitenwereld, in dit geval de Transvaalbuurt en haar verdere bewoners.

6.2 Conclusies

De hoofdvraag was: ‘Wat is de betekenis van Transvaal Pakt Door voor de deelnemers?’. Het is gebleken dat er verschillende factoren te herkennen zijn die bijdragen aan de betekenis van Transvaal Pakt Door voor de deelnemers welke zich hiërarchisch tot elkaar verhouden, en elkaar versterken in hun verklaring van de betekenis van Transvaal Pakt Door. De belangrijkste bevinding is dat deelname aan Transvaal Pakt Door vooral dient ter bevestiging en verbetering van het

zelfbeeld en wereldbeeld van de deelnemers.

Deelname aan Transvaal Pakt Door heeft in eerste instantie geen functie om een

burgerschapsplicht te vervullen. Het is uit dit onderzoek gebleken dat deelnemers vooral deelnemen omdat zij er een goed gevoel over zichzelf door krijgen. Hun zelfbeeld en de manier waarop zij zichzelf zien ten opzichte van de buitenwereld is de belangrijkste factor wat betreft deelname aan Transvaal Pakt Door. Ten opzichte van de buitenwereld is een fundamenteel aspect om te begrijpen

wat de betekenis is voor de deelnemers en bevestigt de problematiek van het nieuwe burgerschap waar Van Gunsteren over schrijft (2009). Het blijkt dat deelname aan Transvaal Pakt Door waardevol is voor de deelnemers juist door het feit dat anderen niet deelnemen. Hieraan liggen individuele psychologische processen ten grondslag.